Hof Arnhem-Leeuwarden, 03-03-2014, nr. 21-000820-13
ECLI:NL:GHARL:2014:1552
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
03-03-2014
- Zaaknummer
21-000820-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2014:1552, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 03‑03‑2014; (Hoger beroep)
Uitspraak 03‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Aan verdachte is ten laste gelegd het medeplegen van het onttrekken van goederen aan het krachtens de wet daarop gelegd beslag. Door de raadsman is betoogd, dat er op onrechtmatige wijze beslag is gelegd nu niet is voldaan aan het gestelde in artikel 443 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken, aldus de raadsman. Voorop wordt gesteld dat in het kader van het strafproces niet de materiële maar slechts de formele rechtmatigheid van het beslag kan worden getoetst. Het hof concludeert dat aan de formele aspecten van beslaglegging is voldaan. Wat er ook zij van eventuele materiële gebreken ten aanzien van de wijze van de beslaglegging, het is niet aan de strafrechter om hierover een oordeel uit te spreken. In casu geldt dit des te meer, nu de voorzieningenrechter zich reeds heeft uitgelaten over deze kwestie en heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat in strijd met artikel 443 Rv is gehandeld.Het hof verwerpt het verweer. Verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000820-13
Uitspraak d.d.: 3 maart 2014
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 10 december 2012 met parketnummer 19-810188-11 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. M.T. van Daatselaar, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen op proceseconomische gronden en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 maart 2010 tot en met 3 mei 2011 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen opzettelijk een piano, merk Yamaha en/of een orgel (merk Content) en/of serviesgoed, waarop door deurwaarderskantoor [naam kantoor], op grond van grosse vonnis d.d. 3 maart 2009 door de Rechtbank Assen ([nummer 1]) en/of grosse vonnis d.d. 3 maart 2009 door de Rechtbank Assen ([nummer 2]) en/of grosse van proces-verbaal van comparitie ([nummer proces-verbaal]), in elk geval krachtens de wet, beslag was gelegd, aan dat beslag heeft onttrokken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Door de raadsman is ter zitting van het hof betoogd, dat er op onrechtmatige wijze beslag is gelegd nu niet is voldaan aan het gestelde in artikel 443 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Er is derhalve geen wettig en overtuigend bewijs dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het onttrekken van goederen aan krachtens de wet daarop gelegd beslag. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Voorop wordt gesteld dat in het kader van het strafproces niet de materiële maar slechts de formele rechtmatigheid van het beslag kan worden getoetst.
Het hof overweegt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende. Bij de stukken zitten de in de tenlastelegging genoemde vonnissen op grond waarvan op 24 maart 2010 door de deurwaarder beslag is gelegd op een aantal roerende goederen dat zich op dat moment bevond in de woning van de verdachten.
Bij de stukken zit verder een proces-verbaal van inbeslagneming. In dit proces-verbaal wordt ten aanzien van de in beslag genomen goederen verwezen naar de foto’s die als bijlagen bij dat proces-verbaal zijn gevoegd. Uit de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte bij de politie en/of ter zitting in eerste aanleg blijkt verder dat het voor de verdachten volstrekt helder was dat de in de tenlastelegging genoemde goederen onder het beslag vielen.
Gelet op voorgaande concludeert het hof dat aan de formele aspecten van beslaglegging is voldaan. Wat er ook zij van eventuele materiële gebreken ten aanzien van de wijze van de beslaglegging, het is niet aan de strafrechter om hierover een oordeel uit te spreken. In casu geldt dit des te meer, nu de voorzieningenrechter zich reeds heeft uitgelaten over deze kwestie en heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat in strijd met artikel 443 Rv is gehandeld.
Het hof verwerpt het verweer.
Uit de stukken blijkt verder dat verdachte en zijn medeverdachte de in de tenlastelegging genoemde piano, het orgel en het serviesgoed aan het daarop gelegde beslag hebben onttrokken en ook dat zij dit opzettelijk hebben gedaan.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in of omstreeks de periode van 24 maart 2010 tot en met 3 mei 2011 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een piano, merk Yamaha en een orgel (merk Content) en serviesgoed, waarop door deurwaarderskantoor [naam kantoor], op grond van grosse vonnis d.d. 3 maart 2009 door de Rechtbank Assen ([nummer 1]) en/of grosse vonnis d.d. 3 maart 2009 door de Rechtbank Assen ([nummer 2]) en/of grosse van proces-verbaal van comparitie ([nummer proces-verbaal]), in elk geval krachtens de wet, beslag was gelegd, aan dat beslag heeft onttrokken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk enig goed aan het krachtens de wet daarop gelegd beslag onttrekken.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn levenspartner schuldig gemaakt aan het onttrekken van goederen terwijl op die goederen beslag was gelegd en waarbij hij en zijn partner als bewaarder waren aangesteld. Door de beslaglegging door de deurwaarder te saboteren, hebben verdachte en zijn medeverdachte het recht in eigen hand genomen en hebben zij het gezag van een deurwaarder als openbare gezagsdrager aangetast.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 januari 2014. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Gelet op voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de door de advocaat-generaal geëiste taakstraf van 60 uren een passende en geboden straf. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat sprake is van een ernstig feit maar ook dat verdachte tot op heden nooit met justitie in aanraking is geweest. Vanwege dit laatste kan in dit geval worden volstaan met een taakstraf. De door de politierechter opgelegde voorwaardelijke taakstraf doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47 en 198 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. L.J. Hofstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 3 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.