Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001
Artikel 14a Uitgaven voor inkomensvoorzieningen via een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht; toegelaten aanbieders
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Redactionele toelichting
De wijziging betreffende de zinsnede 'een beleggingsinstelling' in lid 1 werkt terug t/m 01-01-2014 en de wijziging betreffende het opschrift en de zinsnede 'onderdeel d' in lid 1 werkt terug t/m 01-01-2017 .
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2019, 516 (uitgifte: 27-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 516 (uitgifte: 27-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Inkomen uit werk en woning (box 1) - niet-winst
Onbekend (V)
1.
Als een onderneming of instelling die bevoegd als bank of beleggingsonderneming of als beheerder van een beleggingsinstelling of instelling voor collectieve belegging in effecten optreedt als bedoeld in artikel 3.126a, tweede lid, onderdeel d, van de wet kan door Onze Minister worden aangewezen een onderneming of instelling die op grond van de Wet op het financieel toezicht bevoegd is diensten naar Nederland te verrichten.
2.
Alvorens tot een aanwijzing wordt overgegaan, dient de onderneming of instelling zich tegenover Onze Minister, onder door hem te stellen voorwaarden, te verplichten om met betrekking tot de bij deze onderneming of instelling aangehouden lijfrenterekeningen, onderscheidenlijk met betrekking tot de door deze onderneming of instelling beheerde lijfrentebeleggingsrechten, bedoeld in artikel 3.126a van de wet, inlichtingen te verstrekken over de uitvoering van de overeenkomsten en een in Nederland uitwinbare zekerheid jegens de ontvanger te stellen voor de invordering van de belasting die mocht worden verschuldigd door toepassing van de artikelen 3.133, 3.135 of 3.136 van de wet. In afwijking van de eerste volzin behoeft een in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een bij ministeriële regeling aangewezen staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte gevestigde onderneming of instelling jegens de ontvanger geen in Nederland uitwinbare zekerheid te stellen indien deze onderneming of instelling, onder door Onze Minister te stellen voorwaarden, ingevolge een overeenkomst met de ontvanger aansprakelijkheid aanvaardt voor de in die volzin bedoelde belasting.
3.
De aanwijzing kan eveneens plaatsvinden indien de in het tweede lid bedoelde zekerheid niet door de onderneming of instelling maar door de belastingplichtige wordt gesteld, waarbij de belastingplichtige tevens de mogelijkheid heeft zekerheid te stellen door middel van verpanding van de aanspraken op het tegoed van een lijfrenterekening, onderscheidenlijk van de aanspraken op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht aan de ontvanger, mits de onderneming of instelling instemt met deze verpanding.
4.
Artikel 14, vijfde, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.