NJB 2015/318
Beklag aangaande beslag art. 552a Sv: rechtbank past als juiste maatstaf toe of niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter aan de klager een verplichting ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen, maar de rechtbank mag bij haar oordeel daarover niet vooruitlopen op de mogelijke definitieve uitkomst van de strafzaak
HR 27-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:139
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 januari 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma
- Zaaknummer
14/01765
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:139, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑01‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2459, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑09‑2014
- Wetingang
Essentie
Beklag aangaande beslag art. 552a Sv: rechtbank past als juiste maatstaf toe of niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter aan de klager een verplichting ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen, maar de rechtbank mag bij haar oordeel daarover niet vooruitlopen op de mogelijke definitieve uitkomst van de strafzaak
Uitspraak
Inleiding:
Beklagprocedure. Het middel behelst de klacht dat de rechtbank ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de klager [klager 1] een verplichting tot betaling van € 1.600.000 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.