Uit de akte van cassatie blijkt dat het cassatieberoep niet is gericht tegen ‘de vrijspraak voor feit 1 op de inleidende dagvaarding.’ Voorts blijkt uit een akte intrekking rechtsmiddel van 5 maart 2020 dat het cassatieberoep ‘zich niet richt tegen (d)e deelvrijspraken onder feit 2 voor — kort gezegd- deelneming aan een criminele organisatie met als oogmerk mensenhandel (eerste gedachtestreepje) en deelneming aan een criminele organisatie met als oogmerk (gewoonte)witwassen (derde gedachtestreepje)’ alsmede ‘(d)e beslissing van het hof om de dagvaarding partieel nietig te verklaren’. Op de toelaatbaarheid van deze beperkingen ga ik in als het advies aan Uw Raad daar aanleiding toe geeft.
HR, 22-09-2020, nr. 18/02568
ECLI:NL:HR:2020:1463
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-09-2020
- Zaaknummer
18/02568
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1463, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑09‑2020; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:823
ECLI:NL:PHR:2020:823, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑06‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1463
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑09‑2020
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/02568
Datum 22 september 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 juni 2018, nummer 23/002909-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben G.A. Jansen en Th.O.M. Dieben, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf in de mate die de Hoge Raad gepast voorkomt, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klacht over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klacht niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klacht is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van tien maanden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze negen maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2020.
Conclusie 23‑06‑2020
Inhoudsindicatie
Deelname aan criminele organisatie, art. 140 Sr. Bewijsklachten deelname aan criminele organisatie. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 18/02667 en 18/02596 (geen middelen ingediend, verdachte n-o).
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer18/02568
Zitting 23 juni 2020
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 5 juni 2018 door het Gerechtshof Amsterdam wegens 2 ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’, veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27(a) Sr.
Er bestaat samenhang met de zaken 18/02596 en 18/02667. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte.1.Mr. Th. O.M. Dieben en G.A. Jansen, beiden advocaat te Amsterdam, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel
4. Het eerste middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 2 onbegrijpelijk dan wel ontoereikend gemotiveerd is, althans dat het oordeel van het hof in dit verband van een onjuiste rechtsopvatting getuigt. Voorafgaand aan de bespreking van het middel geef ik de tenlastelegging, de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen en ’s hofs bewijsoverweging weer.
5. Aan de verdachte is onder 2 tenlastegelegd dat:
‘hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 20 april 2010 te Amsterdam en/of [plaats] , althans (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie welke werd gevormd door hem, verdachte, en [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 2] en/of één of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het een of meermalen plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a (oud) Wetboek van Strafrecht en/of 273a (oud) Wetboek van Strafrecht en/of artikel 273f Wetboek van Strafrecht, bestaande die mensenhandel uit (onder meer)
o het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van vrouwen (te weten: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ), werkzaam (geweest) in de werkkamers van kamerverhuurbedrijf ' [B] ' en/of
o het met gebruikmaking van (dwang)middelen vrouwen (te weten: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ), werkzaam (geweest) in de werkkamers van kamerverhuurbedrijf ‘ [B] ', dwingen en/of bewegen een of meer deelnemers aan de organisatie te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die anderen met of voor een derde en/of
- valsheid in geschrifte, als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die valsheid (onder andere) bestond uit het valselijk opmaken en/of vervalsen van een of meer geschriften die betrekking hadden op de exploitatie van en/of vergunningen voor kamerverhuurbedrijf' ‘ [B] ' en/of' ‘ [C] ' te weten (onder meer):
o de 'aanvraag vergunningen horecabedrijf/prostitutiebeleid' op naam van [betrokkene 2] betreffende de percelen [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 3] d.d. 6 december 2006 en/of
o de inschrijving bij de Kamer van Koophandel met ingang van 18 september 2009, waarmee de rechtsvorm van Kamerverhuur [B] van een eenmanszaak naar een Vennootschap onder Firma (met vennoten [betrokkene 2] en [verdachte] ) werd omgezet en/of
o de inschrijving bij de Kamer van Koophandel met ingang van 19 september 2009, waarmee de rechtsvorm van Kamerverhuur [B] van een Vennootschap onder Firma (met vennoten [betrokkene 2] en [verdachte] ) werd omgezet naar een eenmanszaak, waarbij [verdachte] werd geregistreerd als eigenaar en/of
o de inschrijving (met terugwerkende kracht) bij de Kamer van Koophandel met ingang van 19 september 2009, waarmee als eigenaar van Kamerverhuur [B] [betrokkene 2] werd geregistreerd en/of
o de jaarrekening van ' [B] ' over het jaar 2009 en/of
o de 'aanvullende aanvraagformulieren Natuurlijke Personen voor de prostitutiebranche (inclusief Bibob-vragen)' op haam van [verdachte] betreffende de percelen [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] en [a-straat 3] d.d. 10 januari 2010 en/of
o de overeenkomst "Overdracht onderneming [B] Kamerverhuur" d.d. 20 januari 2010 en/of
- (gewoonte) witwassen, als bedoeld in artikel 420bis/ter van het Wetboek van Strafrecht, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) een of meer geldbedrag(en) (te weten huurbedragen ten behoeve van de werkkamers van kamerverhuurbedrijf ' [B] ') verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders wist(en), dat deze geldbedrag(en) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.’2.
6. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezen verklaard dat:
‘ ‘hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 9 maart 2010 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie welke werd gevormd door hem, verdachte, en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [betrokkene 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
‘ - valsheid in geschrifte, als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die valsheid bestond uit het valselijk opmaken en/of vervalsen van geschriften die betrekking hadden op de exploitatie van en/of vergunningen voor kamerverhuurbedrijf' [B] ' te weten:
‘ o de 'aanvraag vergunningen horecabedrijf/prostitutiebeleid' op naam van [betrokkene 2] betreffende de percelen [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 3] d.d. 6 december 2006 en
‘ o de 'aanvullende aanvraagformulieren Natuurlijke Personen voor de prostitutiebranche (inclusief Bibob-vragen)' op naam van [verdachte] betreffende de percelen [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] en [a-straat 3] d.d. 20 januari 2010 en
‘ o de overeenkomst "Overdracht onderneming [B] Kamerverhuur" d.d. 20 januari 2010.’
7. Het hof heeft deze bewezenverklaring doen steunen op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van een deel van de verwijzingen):
‘1. Een proces-verbaal van 15 februari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Exploitatievergunning [B]
De rechtsvorm van kamerverhuur [B] is in het verleden verschillende malen gewijzigd tussen Vennootschap onder Firma en Eenmanszaak. Ook de exploitant en leidinggevende zijn meerdere keren gewijzigd. Conform de gegevens van het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Amsterdam zijn op 8 januari 2010 de volgende gegevens van kamerverhuur [B] geregistreerd:
- Adres [a-straat 4] te Amsterdam
- Datum vestiging 01-03-2002
- Bedrijfsomschrijving Kamerverhuurbedrijf t.b.v. prostitutie
- Eigenaar [verdachte] (sinds 19-09-2009).
Conform de gegevens van de Gemeente Amsterdam is de exploitatievergunning afgegeven voor de categorie: Prostitutiebedrijf (Raambordeel) met betrekking tot de kamers [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] en [a-straat 3] te Amsterdam. De exploitant en leidinggevende vanaf 01-04-2004 is [betrokkene 2] . Als leidinggevende is per 01-04-2004 geregistreerd [verdachte] .
Gemeentelijk dossier [B]
Uit oude dossiers van de bordelen blijkt het volgende.
[medeverdachte 1] exploiteerde sinds 1998 de bordelen aan de [a-straat] . In die periode zijn er veel overtredingen geconstateerd (geen beheer, illegale prostituees en minderjarige prostituees). Daarna zijn ze overgenomen door [betrokkene 3] . Tijdens controles bleek [betrokkene 3] samen met [medeverdachte 1] de bordelen te beheren.
In 2002 zijn de vergunningen van [betrokkene 3] ingetrokken in verband met het slechte beheer en het aantreffen van een minderjarige prostituee.
Vervolgens heeft vennootschap [B] de vergunningen aangevraagd, waarbij in korte tijd de meeste vennoten weer vertrokken en er weer nieuwe bij kwamen. Naar aanleiding van signalen over betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de bordelen is aangegeven dat dit niet wenselijk is. Op 29 oktober 2002 hebben de vennoten van [B] schriftelijk verklaard dat de [medeverdachte 1 en 2] geen enkele bemoeienis zou hebben met de bordelen.
Omzetgegevens [B]
Uit verschillende bronnen zijn omzetgegevens bekend geworden:
Omzet [B]
• 2003 € 117.760 (bron gemeente)
• 2004 € 120.350 (bron gemeente)
• 2005 € 124.350 (bron gemeente)
• 2006 niet bekend
• 2007 niet bekend
• 2008 € 328.826 (bron belastingdienst)
• 2009 € 71.400 1e kwartaal (bron belastingdienst)
• 2009 € 71.400 2e kwartaal (bron belastingdienst).
Uit onderzoekgegevens blijkt dat [B] de kamers verhuurde voor de volgende prijzen:
• Overdag € 90
• Avond €125
Een kamer kan per dag 2 keer verhuurd worden, namelijk overdag van 10.00 tot 19.00 uur voor € 90 en in de avond van 19.00 uur tot 05.00 uur voor € 125. Een kamer kan dus per dag € 215 opleveren. [B] heeft 8 kamers en daarmee is een omzet van € 1.720 per dag mogelijk en per jaar € 627.800. Deze cijfers zijn mogelijk indien er een bezetting van 100% is.
2. Een proces-verbaal van 1 juni 2010 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Kamerverhuur [B] is sinds 1 maart 2002 geregistreerd als vennootschap onder firma. Kamerverhuur [B] is gevestigd op het adres [a-straat 4] te Amsterdam en heeft vestigingen in Amsterdam op de adressen [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 3] .
Op 1 maart 2002 had Kamerverhuur [B] 3 vennoten:
1. [betrokkene 4]
2. [betrokkene 5]
3. [betrokkene 6] .
Op 15 augustus 2002 beëindigde [betrokkene 5] zijn functie als vennoot.
Op 29 oktober 2002 beëindigde [betrokkene 6] zijn functie als vennoot. [betrokkene 5] betrad weer de functie als vennoot. [betrokkene 7] trad toe als vennoot.
Op 1 november beëindigde [betrokkene 4] zijn functie als vennoot.
Op 30 december 2002 trad [betrokkene 2] toe en ook weer af als vennoot. [betrokkene 7] beëindigde eveneens zijn functie als vennoot. De enige vennoot is dan: [betrokkene 5] .
Op 8 april 2004 veranderde de rechtsvorm van Kamerverhuur [B] van een vennootschap onder firma naar een eenmanszaak. [betrokkene 5] beëindigde zijn functie als vennoot. [betrokkene 2] werd eigenaar van de eenmanszaak. Op 18 september 2009 veranderde de rechtsvorm van Kamerverhuur [B] van een eenmanszaak naar een vennootschap onder firma. [betrokkene 2] en [verdachte] werden vennoten. Op 19 september 2009 veranderde de rechtsvorm van Kamerverhuur [B] van een vennootschap onder firma naar een eenmanszaak. [betrokkene 2] en [verdachte] beëindigden hun functie als vennoot. Aanvankelijk werd [verdachte] als eigenaar geregistreerd, maar later werd dit gewijzigd en werd [betrokkene 2] sinds 19 september 2009 als eigenaar geregistreerd. Het adres van Kamerverhuur [B] werd gewijzigd van [a-straat 4] te Amsterdam naar [a-straat 5] te Amsterdam. Uit de door de Kamer van Koophandel verstrekte gegevens blijkt dat op 3 november 2009 de rechtsvorm van kamerverhuur [B] met terugwerkende kracht met ingang van 19 september 2009, werd gewijzigd van vennootschap onder firma naar een eenmanszaak met als eigenaar [verdachte] . Tot 21 januari 2010 stond [verdachte] als eigenaar van Kamerverhuur [B] geregistreerd. Met ingang van 21 januari 2010 stond [betrokkene 2] , met terugwerkende kracht met ingang van 19 september 2009, als eigenaar geregistreerd. [verdachte] werd bedrijfsleider met volledige volmacht.
Bijlagen:
Uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel van 20 augustus 2009 (…)
Handelsnaam: Kamerverhuur [B]
Rechtsvorm: Eenmanszaak
De huidige eigenaar drijft de onderneming sinds: 08-04-2004
Naam: [betrokkene 2] .
Uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel van 21 september 2009 (…)
Rechtsvorm: vennootschap onder firma
Oprichting: 18-09-2009
Handelsnaam: Kamerverhuur [B]
Vennoten
Naam: [betrokkene 2]
Toetreding tot vennootschap: 18-09-2009
Naam: [verdachte]
Toetreding tot vennootschap: 18-09-2009
Uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel van 20 januari 2010 (…)
Handelsnaam: Kamerverhuur [B]
Rechtsvorm: Eenmanszaak
De huidige eigenaar drijft de onderneming sinds: 19-09-2009
De onderneming wordt gedreven voor rekening van: [verdachte] .
Uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel van 12 mei 2010 (…)
Handelsnaam: Kamerverhuur [B]
Rechtsvorm: Eenmanszaak
De huidige eigenaar drijft de onderneming sinds: 19-09-2009
De onderneming wordt gedreven voor rekening van: [betrokkene 2] .
3. Een proces-verbaal van 29 januari 2010 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de
daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 26 januari 2010 ontving ik van het Stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam een kopie van een brief die op 22 januari 2010 verzonden was door [betrokkene 8] , [D] , en gericht was aan Stadsdeel Centrum, Afd. Vergunningen Gebruik.
Uit de brief blijkt dat Kamerverhuur [B] een eenmanszaak van [betrokkene 2] was.
In verband met gezondheidsproblemen van [betrokkene 2] werd kamerverhuurbedrijf [B] een Vennootschap onder Firma met als vennoten [betrokkene 2] en [verdachte] . Omdat er voor deze wijziging een nieuwe vergunning van de Gemeente Amsterdam nodig was werd deze wijziging ongedaan gemaakt. Het was de bedoeling dat Kamerverhuur [B] weer een eenmanszaak op naam van [betrokkene 2] werd maar abusievelijk werd het een eenmanszaak op naam van [verdachte] . Door de Kamer van Koophandel werd de fout hersteld. Kamerverhuur [B] is met terugwerkende kracht een eenmanszaak op naam van [betrokkene 2] . [betrokkene 8] verzoekt de Gemeente om deze wijziging ook aan te nemen, zodat de exploitatie gewoon doorgang kan vinden.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 10 juni 2010 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 25 augustus 2009 heeft er inzage plaatsgevonden in de dossiers van de gemeente Amsterdam van de panden [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] , en [a-straat 3] te Amsterdam. Door de Gemeente Amsterdam zijn kopieën van diverse vergunningaanvragen en overige bescheiden verstrekt omtrent de genoemde panden en de personen die daar bij betrokken zijn. Uit deze gegevens blijkt dat diverse personen door de jaren heen vergunningen hebben aangevraagd als exploitant, beheerder, dan wel mede-exploitant of beheerder van raambordelen aan de genoemde percelen. Ook de huurcontracten wijzigen steeds wanneer er een nieuwe vergunning wordt aangevraagd door een nieuwe exploitant.
Hieronder wordt chronologisch per jaar weergegeven wie de huurcontracten van de panden op zijn naam had staan. Tevens worden de aanvragen voor exploitatievergunningen en/of wijzigingen daar van met betrekking tot de raam bordelen aan de [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] en [a-straat 3] chronologisch weergegeven.
Op 13 juli 1998 tekenen [betrokkene 9] als verhuurder en [medeverdachte 1] als huurder een huurcontract voor [a-straat 3] .
Op 14 juli 1998 vraagt [medeverdachte 1] een exploitatievergunning aan als nieuwe exploitant van raambordeel aan [a-straat 2] .
Op 21 september 1998 tekenen [betrokkene 9] als verhuurder en [medeverdachte 1] als huurder een huurcontract voor [a-straat 1] .
Op 22 september 1998 vraagt [medeverdachte 1] een exploitatievergunning aan als nieuwe exploitant van raambordeel aan [a-straat 1] .
Op 24 december 1998 heeft de gemeente aan [medeverdachte 1] aangezegd dat hij het raambordeel aan [a-straat 2] moest sluiten. Hij heeft zich niet aan de vergunningvoorschriften gehouden. Op 27 november 1998 en op 1 december 1998 heeft de politie geconstateerd dat er prostituees aan het werk waren terwijl zij geen legitimatiebewijs bij zich hadden. Op 8 december 1998 is er een minderjarige prostituee aangetroffen in het raambordeel aan [a-straat 2] .
Op 21 april 1999 heeft [medeverdachte 1] een verklaring ondertekend waarin hij verklaart dat hij de percelen [a-straat 2] en [a-straat 3] niet meer exploiteert. De huurcontracten zouden zijn opgezegd.
Op 2 maart 2002 ondertekende [betrokkene 9] een verklaring dat de raambordelen in de panden [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 4] voortaan beheerd zullen worden door vennootschap onder firma [B] .
Op 29 oktober 2002 verklaren de vennoten van [B] dat [medeverdachte 1] of diens familieleden in geen enkel opzicht betrokken zijn bij het beheer van de panden [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] en [a-straat 3] in de [a-straat] .
Op 9 december 2002 heeft [betrokkene 5] aangevraagd dat er nieuwe beheerders van raambordeel aan [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] en [a-straat 3] zouden worden bijgeschreven op de vergunning, [betrokkene 2] en [betrokkene 7] .
Op 27 augustus 2003 heeft [betrokkene 2] aangevraagd dat nieuwe beheerder, [betrokkene 7] en bedrijfsleider [verdachte] worden bijgeschreven op de vergunningen van raambordelen aan [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] en [a-straat 3] . [betrokkene 5] staat ook op de aanvraag vermeld.
Op 28 februari 2006 hebben [betrokkene 9] als verhuurder en [betrokkene 2] als huurder een huurcontract ondertekend voor [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 4] .
Op 28 februari 2006 hebben [betrokkene 10] als verhuurder en [betrokkene 2] als huurder een huurcontract ondertekend voor [a-straat 3] .
Op 6 oktober 2006 zijn door [betrokkene 2] drie aanvragen gedaan voor vergunningen horecabedrijf/prostitutiebedrijf voor de percelen [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 3] en is een wijziging doorgegeven van vennootschap onder firma naar eenmanszaak van raambordeel [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 3] met als bedrijfsleider [verdachte] en uitschrijving van [betrokkene 7] .
Op 22 juni 2007 is door [betrokkene 2] aangevraagd dat [betrokkene 11] bijgeschreven zou worden op de vergunning en dat [verdachte] op de vergunning blijft staan als beheerder en exploitant van raambordeel aan [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 3] .
Op 27 november 2009 hebben [betrokkene 9] en [betrokkene 10] als verhuurder en [betrokkene 2] en [verdachte] als huurders een in-de-plaats stellingsovereenkomst ondertekend dat [verdachte] de huurcontracten van [betrokkene 2] overneemt met betrekking tot de panden [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] en [a-straat 3] .
Op 20 januari 2010 heeft [verdachte] aan aanvullend aanvraagformulier natuurlijke personen voor de prostitutiebranche (inclusief Bibob-vragen) ingediend als exploitant van de raambordelen aan [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] en [a-straat 3] .
Bijlage 39 (…)
De aanvraag vergunning horecabedrijf/prostitutiebeleid betreffende perceel [a-straat 1] , op naam van [betrokkene 2] , ingediend op 6 oktober 2006, (kennelijk) door de gemeente getekend op 6 december 2006.
Bijlage 40 (…)
De aanvraag vergunning horecabedrijf/prostitutiebeleid betreffende perceel [a-straat 2] , op naam van [betrokkene 2] , ingediend op 6 oktober 2006, (kennelijk) door de gemeente getekend op 6 december 2006.
Bijlage 41 (…)
De aanvraag vergunning horecabedrijf/prostitutiebeleid betreffende perceel [a-straat 3] , op naam van [betrokkene 2] , ingediend op 6 oktober 2006, (kennelijk) door de gemeente getekend op 6 december 2006.
5. Een proces-verbaal van 4 februari 2010 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 3 februari 2010 ontving ik van het Stadsdeel Centrum van de Gemeente Amsterdam stukken met betrekking tot overdracht onderneming [B] Kamerverhuur tussen verkoper [betrokkene 2] en koper [verdachte] om niet van 20 januari 2010.
Bijlage (…)
Overdracht onderneming [B] Kamerverhuur, ondertekend op 20 januari 2010 door [betrokkene 2] en [verdachte]
Ondergetekenden
[betrokkene 2] , hierna verkoop
[verdachte] , hierna koper
Komen als volgt overeen:
Verkoper exploiteert kamerverhuurbedrijf t.b.v. prostitutie onder de naam Kamerverhuur [B] op de adressen [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] en [a-straat 3] . Verkoper geeft aan, vanwege zijn slechte gezondheid, de onderneming over te willen dragen aan koper, die op dit moment zijn werknemer is en ook op de vergunningen is vermeld.
De overdracht geschiedt om niet.
6. Een proces-verbaal van 10 maart 2010 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 10 maart 2010 ontving ik van het Stadsdeel Centrum van de Gemeente Amsterdam een kopieën van aanvullende aanvraagformulieren Natuurlijke Personen voor de prostitutiebranche (inclusief Bibob-aanvragen) met betrekking tot respectievelijk [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] en [a-straat 3] .
Bijlagen
(...) Aanvullend aanvraagformulier Natuurlijke personen voor de Prostitutiebranche’ met betrekking tot [a-straat 1] , ten behoeve van de eenmanszaak op naam van [verdachte] , ondertekend door [verdachte] op 20 januari 2010.
Bij vraag 13 is ingevuld:
“Onderneming is overgedragen “om niet” (zie bijlagen). De opbrengsten uit onderneming overstijgen ruimschoots de kosten, dus er hoeft niet voorgefinancierd te worden”;
(...) Aanvullend aanvraagformulier Natuurlijke personen voor de Prostitutiebranche’ met betrekking tot [a-straat 2] , ten behoeve van de eenmanszaak op naam van [verdachte] , ondertekend door [verdachte] op 20 januari 2010.
Bij vraag 13 is ingevuld:
“Onderneming is overgedragen “om niet” (zie bijlagen). De opbrengsten uit onderneming overstijgen ruimschoots de kosten, dus er hoeft niet voorgefinancierd te worden”.
(...) Aanvullend aanvraagformulier Natuurlijke personen voor de Prostitutiebranche’ met betrekking tot [a-straat 2] , ten behoeve van de eenmanszaak op naam van [verdachte] , ondertekend door [verdachte] op 20 januari 2010.
Bij vraag 13 is ingevuld:
“Onderneming is overgedragen “om niet” (zie bijlagen). De opbrengsten uit onderneming overstijgen ruimschoots de kosten, dus er hoeft niet voorgefinancierd te worden”.
(...) Aanvullend aanvraagformulier Natuurlijke personen voor de Prostitutiebranche’ met betrekking tot [a-straat 3] , ten behoeve van de eenmanszaak op naam van [verdachte] , ondertekend door [verdachte] op 20 januari 2010 en ondertekend door [verdachte] (…).
Bij vraag 13 is ingevuld:
“Onderneming is overgedragen “om niet” (zie bijlagen). De opbrengsten uit onderneming overstijgen ruimschoots de kosten, dus er hoeft niet voorgefinancierd te worden”.
7. Een proces-verbaal van 19 april 2010 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 19 april 2010 ontving ik van de Belastingdienst Amsterdam een memo.
Het betreft een memo van 19 april 2010 naar aanleiding van een gesprek tussen medewerkers van de Belastingdienst, [betrokkene 2] , [betrokkene 8] en [betrokkene 12] tijdens een boekenonderzoek over de jaren 2004 tot en met 2006 bij Kamerverhuur [B] .
Tijdens een gesprek tussen medewerkers van de Belastingdienst, [betrokkene 2] , [betrokkene 8] en [betrokkene 12] in het kantoor van [D] bleek dat [betrokkene 2] in 2004 en 2005 niet alleen werkzaam was bij kamerverhuurbedrijf [B] maar dat hij in deze jaren ook een volledig dienstverband had bij [E] BV. Volgens [betrokkene 2] betrof het een volledig dienstverband.
(…) - memo
Naar aanleiding van een door ons aangekondigd boekenonderzoek bij Kamerverhuur [B] over de jaren 2004 t/m 2006 hebben wij een gesprek gehad met [betrokkene 2] , [verdachte] (werknemer) en [betrokkene 8] (boekhouder) bij het kamerverhuurbedrijf. Tijdens dit gesprek bleek dat [verdachte] een belangrijk rol speelt bij de onderneming. Hij ontvangt hiervoor slechts 400 euro per maand en hij woont op een etage boven het kantoor op het adres [a-straat 4] . De administratie die wordt gevoerd is zeer minimaal, er is een schriftje waarin de ontvangen huren worden genoteerd en daarnaast zijn er kostenfacturen aanwezig. De huren van de verschillende percelen worden wekelijks via de bank contant gestort naar [betrokkene 10] en [betrokkene 9] . De stortingen worden meestal gedaan door [betrokkene 2] of zijn enige personeelslid [verdachte] .
Tijdens ons gesprek ten kantore van [D] waarbij zowel [betrokkene 8] als [betrokkene 12] en de belastingplichtige aanwezig waren, is gebleken dat [betrokkene 2] in de jaren 2005 en 2006 naast het kamerverhuur bedrijf tevens in loondienst heeft gewerkt bij [E] B.V. Het betrof hier volgens verklaring van [betrokkene 2] een volledig dienstverband. Wij hebben hem gevraagd wie er gedurende deze tijden dan de kamerverhuur regelde. Volgens [betrokkene 2] moest dat [verdachte] zijn geweest. Deze werknemer staat voor enkele uren per dag op de loonlijst. Wij hebben aangegeven dat er voor [betrokkene 2] dan maar weinig uren overblijven voor activiteiten voor zijn onderneming.
8. Een proces-verbaal van 27 april 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 9 maart 2010 is een doorzoeking verricht in de woning van [verdachte] cq kantoorruimte [B] , perceel [a-straat 4] te Amsterdam. Daarbij zijn diverse voorwerpen en bescheiden aangetroffen en in beslag genomen. Daarbij zaten onder andere een groot aantal facturen bij van een groothandel in dranken genaamd: [A] . Deze facturen waren gericht aan café [F] , [a-straat 6] te Amsterdam en betroffen drankleveranties. Tevens was bij deze zoeking een handgeschreven administratie aangetroffen. Op enkele van deze bescheiden zijn aantekeningen gemaakt van de uitgaven welke kennelijk betaald zijn uit deze opbrengsten.
Ik zag dat het de navolgende aantekeningen betrof:
Verder is een aantal rekeningen aangetroffen die voldaan waren
Van [A] :
56 rekeningen die voldaan zijn (periode 22 juni 2007 tot en met 27 september 2009)
8 rekeningen die niet voldaan zijn (periode 22 augustus 2009 tot en met 23 september 2009)
1 creditnota d.d. 1 juli 2009
Ik zag in de handgeschreven aantekeningen van 6 mei 2009 tot en met maandag 11 mei 2009 staan aan uitgaven onder meer: [A] 2110, [betrokkene 1] 1400 en [A] 525.
In de administratieve bescheiden zijn diverse betalingsstroken aangetroffen van (in totaal 25) bekeuringen die allemaal contant voldaan zijn. Alle bekeuringen waren gericht aan [medeverdachte 1] , [a-straat 6] , met uitzondering van de bekeuring met registratienummer 39122670728 die gericht was aan [medeverdachte 2] .
9. Een proces-verbaal van 28 april 2010 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 20 april 2010 werd het kantoor gelegen aan [a-straat 7] te Amsterdam doorzocht. Bij de doorzoeking werd onder meer in beslag genomen:
• een uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen [betrokkene 2] en [verdachte] en de burgemeester van Amsterdam
• een kopie van de Nederlandse identiteitskaart van [betrokkene 2]
• Richtlijnen m.b.t. het beheer van de panden [a-straat 1] , [a-straat 2] , [a-straat 4] en [a-straat 3] .
Vervolgens werd op 20 april 2010 café [F] gevestigd [a-straat 6] te Amsterdam doorzocht. Bij deze doorzoeking werd onder meer aangetroffen:
• Een transactievoorstel van het Centraal Justitieel Incassobureau aan [verdachte]
• een verslag van binnentreden en proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van het adres [a-straat 5] (het hof begrijpt hier en hierna: [a-straat 4] ) te Amsterdam
• een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van de woning [a-straat 4] te Amsterdam
• een brief van [betrokkene 10] aan [betrokkene 2]
• een brief van [betrokkene 10] aan [verdachte] .
10. Een proces-verbaal van 28 april 2010 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 20 april 2010 werd de woning [b-straat 1] te [plaats] doorzocht. In de woning waren onder meer [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig. Bij de doorzoeking werd administratie in beslag genomen die ogenschijnlijk te maken lijkt te hebben met [betrokkene 2] , [verdachte] en kamerverhuur [B] . Het gaat onder andere om de stukken:
• een kopie van de Nederlandse identiteitskaart van [betrokkene 2]
• een uittreksel van de kamer van Koophandel van Kamerverhuurbedrijf [B]
• correspondentie van de Belastingdienst gericht aan [betrokkene 2]
• correspondentie van de Gemeente Amsterdam gericht aan [betrokkene 5] en [betrokkene 2]
• kwitanties waarop is vermeld dat Jahae Advocaten op 19-03-2010 bedragen heeft ontvangen van [betrokkene 13] ,
11. Een proces-verbaal van 1 juni 2010 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Uit door het Pensioenfonds Horeca & Catering verstrekte gegevens blijkt onder andere het volgende:
- op 16 juli 2009 ontving het Pensioenfonds Horeca & Catering € 871,15. Het geld was gestort bij GWK Travelex. Als kenmerk staat vermeld 199119879L01 [medeverdachte 1] / [verdachte] /Amsterdam;
- op 20 augustus 2009 ontving het Pensioenfonds Horeca & Catering € 871,15. Het geld was gestort bij GWK Travelex. Als kenmerk staat vermeld 199119879L01 [medeverdachte 1] / [verdachte] /Amsterdam;
- op 24 september 2009 ontvang het Pensioenfonds Horeca & Catering € 871,15. Het geld was gestort bij GWK Travelex. Als kenmerk staat vermeld 199119879L01 termijn 4 [medeverdachte 1] kenmerk betreg/ [verdachte] /Amsterdam.
12. Een proces-verbaal van 20 juli 2010 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Bij de doorzoeking van de percelen [b-straat 1] te [plaats] , [a-straat 6] en [a-straat 7] te Amsterdam zijn diverse bescheiden aangetroffen met betrekking tot [verdachte] , [betrokkene 2] en Kamerverhuurbedrijf [B] .
[b-straat 1] te [plaats]
De navolgende bescheiden betreffen [verdachte] :
- Bericht van registratie Kamerverhuur [B] . Per 19-9-2009 is [verdachte] bedrijfsleider en gevolmachtigde
- 2 kwitanties dat [verdachte] op 19 maart 2010 te Amsterdam aan Jahae Advocaten 4000 en 1000 euro heeft betaald
[a-straat 6] te Amsterdam
De navolgende bescheiden betreffen [verdachte] :
- bekeuring voor [verdachte] voor het brengen van afval in het oppervlaktewater dd 24-11-2009.
- verslag van binnentreden [a-straat 5] te Amsterdam dd 9 maart 2010 door de rechter-commissaris Ventevogel opgemaakt 12 maart 2010.
- PV van doorzoeking ter inbeslagneming dd 9 maart 2010.
- Opzegging huurovereenkomst aan [verdachte] door [betrokkene 9] dd 1 april 2010
[a-straat 7] te Amsterdam
De navolgende bescheiden betreffen [verdachte] :
- kledingformulier PI Noord Holland Noord van [verdachte] gebracht door [medeverdachte 2]
- stortingsbewijs 300 euro PI Zwaag voor [verdachte]
- machtiging doorzoeking [a-straat 5]
- visitekaart Ovj J. van Leijen
- uitspraak rechtbank dd 10 maart 2010 voorzieningenrechter
- richtlijnen mbt beheer panden [a-straat 1] , 7, 9, 11 opgesteld 20-2-2002
- schrijven van gemeente aan [verdachte] betreffende de aanvraag exploitatievergunning escort [a-straat 4] dd 15-2-2010
- Bekeuring van [verdachte] dd 24-11-2009 voor het brengen van afval in het oppervlaktewater.
[b-straat 1] te [plaats]
De navolgende bescheiden betreffen [betrokkene 2] :
- Schrijven van de belastingdienst aan [betrokkene 2] , [a-straat 4] te Amsterdam dd 19-03-2010 betreft beslissing op een verzoek om uitstel van betaling
- Schrijven van de belastingdienst aan [betrokkene 2] , [a-straat 4] te Amsterdam dd 22-03-2010 betreft beslissing op een verzoek om uitstel van betaling
- Schrijven van de gemeente Amsterdam aan [B] ( [betrokkene 5] en [betrokkene 2] ) dd 12 mei 2003 in verband met een voorgenomen sluiting per 1 juli 2003.
[a-straat 6] te Amsterdam
De navolgende bescheiden betreffen [betrokkene 2]
- Opzegging huurovereenkomst aan [betrokkene 2] door [betrokkene 9] dd 30 maart 2010.
[a-straat 7] te Amsterdam
De navolgende bescheiden betreffen [betrokkene 2] :
- harde schijf uit PC merk Acer Espire
Ik trof op deze harde schijf de volgende documenten aan:
- een blanco werkschema voor 7 weken verdeeld per week voor [betrokkene 2] en [betrokkene 7] . Kennelijk wordt hier [betrokkene 7] mee bedoeld. In dit schema kon aangegeven worden wie de dienst had van 9 tot 21 uur en van 21 tot 9 uur.
- Blanco schema per maand verdeeld over 5 weekschema’s waarin [betrokkene 7] en [betrokkene 2] aan kunnen geven of ze een dagdienst of en nachtdienst hebben.
- Formulier “Akte van Vennootschap onder Firma” tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 5] , waarin zij verklaren met elkaar met ingang van 1 december 2003 een vennootschap te willen aangaan genaamd “Kamerverhuur [B] ”. De verklaring is niet gedagtekend , maar wel door beide partijen ondertekend
- kopie legitimatiebewijs [betrokkene 2]
- Schrijven belastingdienst 20 maart 2009. Het schrijven is gericht aan [betrokkene 2] h/o kamerverhuur [B] , [c-straat 1] te Amsterdam. Het behelst een aankondiging boekenonderzoek op 25 maart 2009. Het schrijven afkomstig van [betrokkene 14] .
- Schrijven van belastingdienst aan [betrokkene 2] , [a-straat 4] Amsterdam dd 7 juni 2006, betreffende: afwijzing van verzoek om afgifte verklaring.
- Aanmeldingsformulier startende onderneming voor belastingdienst. Het betreft [B] , [a-straat 4] Amsterdam dd 30-12-2002, eenmanszaak op naam van [betrokkene 2] , [d-straat 1] te [plaats] . Ondertekend door [betrokkene 2] op 20-2-2006
- Schrijven van belastingdienst gericht aan [betrokkene 2] , [d-straat 1] te [plaats] dd 10-3-2006 betreft wachtwoord elektronische aangifte.
- Aangifte omzetbelasting [betrokkene 2] / [B] dd 27-03-2006, getekend door [betrokkene 2] .
[b-straat 1] te [plaats]
De navolgende bescheiden betreffen [B] :
- stortingsbewijzen van de huur van de panden in de [a-straat] aan [betrokkene 9] rekening [001] en [betrokkene 15] (partner van [betrokkene 9] ) rekening [002]
- een uitdraai van een excel bestand met betrekking tot de pandhuur van de [a-straat] in 2002 en 2003 aan [betrokkene 16] en [betrokkene 17]
- Schrijven van de gemeente Amsterdam aan [B] ( [betrokkene 5] en [betrokkene 2] ) dd 12 mei 2003 in verband met een voorgenomen sluiting per 1 juli 2003
- Diverse stortingsbewijzen op eigen rekening. Kennelijk betreft het hier de betalingen van de huren van de panden van [betrokkene 9] en [betrokkene 9] .
[a-straat 6] te Amsterdam
De navolgende bescheiden betreffen [B] :
• cd-rom
Ik zag dat op de cd-rom stond geschreven: [B]
Bij het uitlezen van de cd bleek er administratie van [B] op te staan uit 2003. Tevens stonden er een aantal ingescande legitimatiebewijzen van buitenlandse vrouwen, waaronder Dominicaanse.
• een rode map met administratie, met onder andere:
- verslag van binnentreden [a-straat 5] te Amsterdam dd 9 maart 2010 door de rechter-commissaris Ventevogei opgemaakt 12 maart 2010.
- PV van doorzoeking ter inbeslagneming dd 9 maart 2010.
- Opzegging huurovereenkomst aan [betrokkene 2] door [betrokkene 9] dd 30 maart 2010
- Opzegging huurovereenkomst aan [verdachte] door [betrokkene 9] dd 1 april 2010
[a-straat 7] te Amsterdam
De navolgende bescheiden betreffen [B]
• harde schijf uit PC merk Acer Espire
Ik trof op deze harde schijf de volgende documenten aan:
- cameraopstelling met betrekking tot de percelen [a-straat 1] , [a-straat 2], [a-straat 4] en [a-straat 3]. Het document is gemaakt op 8 juli 2003 en zit in een diavoorstelling
- een blanco overzicht van de kamerverhuur voor de percelen [a-straat 1] , [a-straat 2], [a-straat 4] en [a-straat 3] voor en achter. Gemaakt op 8 juli 2003 en zit in een diavoorstelling
- document met daarop de tekst: Kamerverhuur [B] [a-straat 1]-[a-straat 2]-[a-straat 4]-[a-straat 3] BEHEERDER [telefoonummer]
- een (ongedateerd) verhuurschema voor een week met daarin kennelijk de vaste huursters.
- een blanco werkschema voor 7 weken verdeeld per week voor [betrokkene 2] en [betrokkene 7] . Kennelijk wordt hier [betrokkene 7] mee bedoeld. In dit schema kon aangegeven worden wie de dienst had van 9 tot 21 uur en van 21 tot 9 uur.
- Blanco schema per maand verdeeld over 5 weekschema’s waarin [betrokkene 7] en [betrokkene 2] aan kunnen geven of ze een dagdienst of en nachtdienst hebben.
- Concept persoonlijke overeenkomst tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 7] welke niet is gedateerd en niet is ondertekend. Wel staat het jaar 2002 ingevuld. [betrokkene 7] geeft hierin toestemming aan [medeverdachte 1] om op te treden namens hem in zaken betreffende kamerverhuurbedrijf, gevestigd [a-straat 4] te Amsterdam. [medeverdachte 1] verleent aan [betrokkene 7] vrijwaring voor de gevolgen, financieel, fiscaal en juridisch, van het handelen in voornoemd verband. Verder komen ze overeen dat de overeenkomst met onmiddellijke ingang wordt ontbonden, indien één der partijen de wens daartoe te kennen geeft
- Verhuurschema met opbrengst bij theoretisch 100 procent bezetting. De netto opbrengst per jaar is dan 175.500 euro. In deze berekening is de verhuur overdag 50 euro en voor de nacht 75 euro. Daarnaast zit een verhuurschema voor een theoretische bezetting van 80 procent. De nettowinst is daarbij 114.400 euro
- Een A-4 formulier met daarop twee keer in grote letters: KAMER TE HUUR [telefoonummer]
- Een A-4 formulier met daarop 4 keer in grote letters: BEHEERDER [a-straat 4]
- Blanco formulier Intakegesprek voor de raambordelen [a-straat 1] -[a-straat 2]-[a-straat 4]-[a-straat 3]. Het formulier is zowel in het Nederlands als in het Engels.
- Een formulier “Huisregels [B] VOF” onderaan staat een leesbevestiging welke gedateerd en ondertekend moet worden.
- Formulier “Akte van Vennootschap onder Firma” tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 5] , waarin zij verklaren met elkaar met ingang van 1 december 2003 een vennootschap te willen aangaan genaamd “Kamerverhuur [B] ”. De verklaring is niet gedagtekend, maar wel door beide partijen ondertekend
• administratieve bescheiden
- uitspraak rechtbank dd 10 maart 2010 voorzieningenrechter
- kopie legitimatiebewijs [betrokkene 2]
- richtlijnen mbt beheer panden [a-straat 1] , [a-straat 2], [a-straat 4], [a-straat 3] opgesteld 20-2-2002
schrijven van gemeente aan [verdachte] betreffende de aanvraag exploitatievergunning escort [a-straat 4] dd 15-2-2010
- Aanmeldingsformulier startende onderneming voor belastingdienst. Het betreft [B] , [a-straat 4] Amsterdam dd 30-12-2002, eenmanszaak op naam van [betrokkene 2] , [d-straat 1] te [plaats] . Ondertekend door [betrokkene 2] op 20-2-2006
- Aangifte omzetbelasting [betrokkene 2] / [B] dd 27-03-2006, getekend door [betrokkene 2] .
13. Een proces-verbaal van 20 juli 2010 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op dinsdag 9 maart 2010 is een doorzoeking verricht in de woning van [verdachte] cq kantoorruimte [B] , perceel [a-straat 4] te Amsterdam. Daarbij zijn diverse voorwerpen en bescheiden aangetroffen en in beslag genomen. Daarbij zijn diverse bescheiden aangetroffen welke betrekking hebben op de [F], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Bij de doorzoeking van perceel [a-straat 5] is aangetroffen
Doosje met diverse papiertjes.
A-4 schrijfblokblaadje met daarop handgeschreven bezetting en uitgaven van [B] tussen 24-10-2009 en 8-11-2009. De bezetting was vrijwel 100%. Bij de uitgaven stond geschreven: [betrokkene 18] 1000, [betrokkene 1] 410, [medeverdachte 1] 670, [betrokkene 2] 100, [verdachte] 100 en [medeverdachte 1] 300.
De navolgende bescheiden aangetroffen betreffende [medeverdachte 1]:
- Aanmaning voor [medeverdachte 1] . hodn Cafe- [F] , [a-straat 6] Amsterdam betreffende rekening pensioenfonds Horeca d.d. 04-03-2010
- Belastingrekening Waternet met acceptgiro voor [medeverdachte 1] , h/o Cafe [F] , [a-straat 6] Amsterdam, groot 256,44 euro
- Bekeuring CJIB 246 euro met acceptgiro voor [medeverdachte 1] [a-straat 7] Amsterdam voor kenteken [kenteken], 27-10-2009, 15.16 uur provinciale weg [plaats] Castricum
- Voorlopige belastingaanslag 2008 betreffende [medeverdachte 1] , [a-straat 6] Amsterdam dagtekening 4-3-2010. Voorlopige aanslag 369 euro. Als bankrekeningnummer van [medeverdachte 2] staat vermeld: [003]
- Diverse bekeuringen van het CJIB voor [medeverdachte 1] [a-straat 7] Amsterdam
- Diverse bescheiden van [medeverdachte 1] , [a-straat 7] te Amsterdam met betrekking tot het Pensioenfonds Horeca & Catering te Zoetermeer. Afschriften betaalrekening ING [004] uit 2009 van [medeverdachte 1] [a-straat 6] Amsterdam. Diverse bescheiden/aanslagen van de Belastingdienst gericht aan [medeverdachte 1] , [a-straat 7] te Amsterdam uit 2009 en 2010.
- Schrijven van UWV met blanco wijzigingsformulier aan [medeverdachte 1] , [a-straat 7] te Amsterdam d.d.3-12-2009
- Leverbon van LEEN BAKKER aan [medeverdachte 1] , [a-straat 6] te Amsterdam betreffende de levering van 6 linnenkasten, 6 slaapbanken, 3 matrassen en 3 kussen sets d.d. 12-1-2010
- Grote hoeveelheid bekeuringen gericht aan [medeverdachte 1] , [a-straat 7] Amsterdam voor diverse verschillende overtredingen
- Schrijven omtrent betalingsregeling van Pensioenfonds Horeca & Catering d.d. 28-5-2009 gericht aan [medeverdachte 1] , [a-straat 7] Amsterdam
- 2 maal aanmaning ivm rekening Waternet, gericht aan [medeverdachte 1] , [a-straat 6] Amsterdam d.d. 24-4-2008 en aanvraag aansluiting Waternet uit 2007 door [medeverdachte 1]
- Nota zorgverzekering Agis dd 30-8-2009 gericht aan [medeverdachte 1] , [a-straat 7] Amsterdam
- Inkomensoverzicht UWV 2008 en 2008 van [medeverdachte 1] [a-straat 7] Amsterdam.
- Grote hoeveelheid belastingbescheiden van [medeverdachte 1] , [a-straat 7] Amsterdam, waaronder overzichten en aanslagen
- Schrijven deurwaarder Bouwhuis/ Smit gericht aan [G] BV, [e-straat 1] [plaats] dd 6-7-2009 namens de KvK.
- Bankafschriften Raborekening [003] uit 2008 van [medeverdachte 1] , [a-straat 7] te Amsterdam
- Schrijven van Orion Direct dd 1-9-2009 aan [medeverdachte 1] , [a-straat 6] Amsterdam ivm een bevestiging schademelding
- Aangetekend schrijven van Gemeente Amsterdam aan [medeverdachte 1] , [a-straat 6] Amsterdam dd 7 mei 2009 ivm overtreding sluitingstijden [F]
- Blauwe foliomap met daarin administratieve bescheiden van [medeverdachte 1] , [a-straat 6] Amsterdam uit de jaren 2002 en 2003.
De navolgende bescheiden aangetroffen betreffende [medeverdachte 2]:
- Factuur OLVG van [medeverdachte 2] met acceptgiro groot 3451 euro dd 5-3-2010
- Factuur ANWB met acceptgiro betreffende [medeverdachte 2] dd 24-2-2010
- Loonstrook [medeverdachte 2] . maand november 2009 loondagen 21,75, werkuren 165,3. Salaris wordt gestort op rekening [005]. Netto salaris 1526,59
- Factuur van [H] te Westzaan gericht aan [medeverdachte 2] . [a-straat 8] te Amsterdam dd 8-9-2009
- loonstrook van [medeverdachte 2] . [a-straat 3] B Amsterdam voor de maand juli 2009 met als werkgever [F] . [a-straat 6] Amsterdam. [medeverdachte 2] krijgt 1626.59 euro gestort op rekeningnummer [005]. Er staan op de loonstrook 21.75 werkdagen met 165.30 werkuren. Qua lay-out is dit dezelfde loonstrook als door [B] gebruikt voor [verdachte]
- Diverse belastingbescheiden betreffende [medeverdachte 2] . [a-straat 8] Amsterdam en [I]/ [medeverdachte 2] . [a-straat 8] Amsterdam
- Dichte aangetekende enveloppe van PWZ/Achmea gericht aan [medeverdachte 2] . [a-straat 8] Amsterdam
- Dichte enveloppe van [J] gericht aan [medeverdachte 2] . [a-straat 3] -5 Amsterdam
- 2 facturen Lomed Thuiszorg BV gericht aan [medeverdachte 2] . [a-straat 8] Amsterdam uit 2008, tevens aanmaning Deurwaarder Smolders namens Lomed
- 3 bekeuringen voor [medeverdachte 2] , [b-straat 1] [plaats]
- 3 maal schrijven van PWZ/Achmea gericht aan [medeverdachte 2] . [a-straat 8] Amsterdam uit 2008
- Dichte enveloppe van het Pensioenfonds Horeca & Catering gericht aan [medeverdachte 2] , [a-straat 8] Amsterdam
- 2 maal Incasso unie namens ANWB voor nota aan [medeverdachte 2] , [a-straat 8] Amsterdam uit 2009
- Bekeuring van de NS voor [medeverdachte 2] , [a-straat 3] Amsterdam dd 10-10-2008.
- Nota van de kamer van Koophandel aan het bedrijf [I], [a-straat 8] te Amsterdam de datum 4 mei 2009.
De navolgende bescheiden aangetroffen betreffende de [F]:
- 2 rekeningen met acceptgiro van de Kamer van Koophandel Amsterdam betreffende Kamerverhuur [B] en café [F] .
- Aanmaning voor [medeverdachte 1] , hodn Cafe- [F] , [a-straat 6] Amsterdam betreffende rekening pensioenfonds Horeca dd 4-03-2010
- Belastingrekening Waternet met acceptgiro voor [medeverdachte 1] , h/o Cafe [F] , [a-straat 6] Amsterdam, groot 256,44 euro
- enkele facturen van [A] gericht aan Café [F] , [a-straat 6] Amsterdam.
- Nota van Heineken voor Café [F] , [a-straat 6] Amsterdam dd 16 juli 2009, bedrag 119 euro
- Diverse nota’s van [A] en [K] gericht aan de [F]. Handgeschreven administratie van de bezetting van [B] en uitgaven op ongelinieerd papier over de maanden juni, juli en augustus 2009. Deze gegevens zijn afzonderlijk geverbaliseerd in het proces-verbaal bevindingen “dubbele administratie”
- Diverse facturen en aanmaningen betreffende UPC gericht aan Café [F] , [a-straat 6] Amsterdam van 2008 en 2009
- 2 facturen [L] gericht aan Café [F] , [a-straat 6] Amsterdam uit 2008
- Nota’s van SeNa gericht aan Café [F] , [a-straat 6] Amsterdam uit 2008 en 2009
- Factuur KvK aan Café [F] , [a-straat 6] Amsterdam dd 9-12-2008, betaald 2-6- 2009.
- Aanslag en dwangbevel Gemeente Belastingen gericht aan Café [F] , [a-straat 7] Amsterdam uit 2008
- Reclameaanbieding drankenhandel [M] te Amsterdam gericht aan Café [F] , [a-straat 6] te Amsterdam
- Diverse facturen van [D] gericht aan [F] , [a-straat 6] Amsterdam uit 2008 en 2009
- Nota’s Heineken Brouwerij aan [F] , [medeverdachte 1] , [a-straat 6] te Amsterdam uit mei 2009
14. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 17 april 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik mocht de zaak gratis overnemen van [betrokkene 2] . Hij gunde mij de zaak. Het klopt dat er op dat moment winst werd gemaakt.
U vraagt mij naar de handgeschreven stukken in het dossier (R6 0626 e.v.). Dit betreft een overzicht van de uitgaven, van [B] . Ik schreef alle uitgaven netjes op. Ik herken mijn handschrift op de volgende pagina’s: R6 0634, 0636, 0638, 0640, 0641, 0642, 0647, 0648, 0649, 0650, 0652, 0653 en 0654.
15. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 mei 2015.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was beheerder bij kamerverhuurbedrijf “ [B] ”. Je kon de hele steeg zien op de camera’s. Ik heb weleens op die camera’s gekeken. De administratie was een onderdeel van mijn werk. Ik maakte ook schoon. Ik deed conciërgewerk. [betrokkene 2] inde het geld. Ik inde ook weleens geld. Ik was meer aan het werk. Het kan kloppen dat bij een volle bezetting 1.660 euro aan kamerhuur binnenkwam. Ik wist dat de kamerverhuur winstgevend was. Het kan kloppen dat de kamerhuur werd betaald in de bar, als ik daar toevallig was. Dat was als er achteraf werd betaald.
16. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 26 mei 2015.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was eerst oproepkracht. [betrokkene 2] was er toen al. Daarna heb ik een vaste aanstelling gekregen. Op het laatst verdiende ik 950 euro per maand als kamerbeheerder. Eerder kreeg ik de helft. Ik werkte afwisselend, overdag en ‘s nachts. Toen ik in vaste dienst kwam, deed ik de controle. In het begin maakte ik schoon, deed boodschappen, draaide lampen in. Ik was altijd bereikbaar, hetzij telefonisch hetzij omdat ik in de buurt aanwezig was. In het begin werkte ik minder. Later ging ik meer werken. Ik denk dat ik in 2007/2008 meer ging werken. Ik had toen een vast contract. In 2010 ben ik gestopt. Toen ik meer ging werken, was ik volop aanwezig. Ik mocht het appartement aan de [a-straat 4] huren. Ik woonde en werkte daar. [betrokkene 2] had zijn kantoor daar. Hij sliep daar ook weleens. Het pand op [a-straat 4] had twee kamers. Het kantoor was op de eerste verdieping. Op de tweede verdieping was de slaapkamer. Op de eerste verdieping was ook een zitkamer. [betrokkene 2] sliep weleens op de bank in het kantoor/de woonkamer. [betrokkene 2] was regelmatig weg. Zijn aanwezigheid wisselde. Ik ging uit in het café van [medeverdachte 1] . Daar heb ik [betrokkene 2] leren kennen. Het klopt dat ik de administratie van [medeverdachte 1] naar de boekhouder bracht. Ik deed ook betalingen voor hem, via acceptgiro’s. Het klopt dat ik post voor [medeverdachte 1] naar de boekhouder bracht. Ik moest weleens geld aan [medeverdachte 1 en 2] geven. Mij werd gevraagd een bedrag te overhandigen, in verband niet de verbouwing.
U houdt mij bladzijde BAA 60 voor. Ik ken het. Dat zijn [B] rekeningen. Het is een bezettingsoverzicht. De opbrengst is 1.660 euro. Dat was de opbrengst als alle kamers bezet waren. Het getal 14 ziet op het aantal dagen, ‘4 x dg’ ziet op dagdelen. ‘Mis.bez’ ziet op misbezetting. Die dag is dan niet gehuurd. Het is mijn handschrift. Huur 2.825 betreft 14 dagen, de huur van [B] , [A] is een slijterij. De rechtbank houdt mij voor dat het erop lijkt dat 3500 euro aan [A] is betaald. Dat denk ik ook. Drank ging naar de bar. Ik heb weleens boodschappen gedaan voor [medeverdachte 1 en 2] , drank van [A] naar de bar gebracht. Ik zou [B] overnemen. Het zou een eenmanszaak worden. Het was een winstgevende zaak. Ik hoefde geen bedrag voor de overname te betalen. Ik regelde de verhuur van de kamers.
17. Een proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank te Amsterdam van 26 mei 2015, welk proces-verbaal ambtshalve door het hof ter terechtzitting in hoger beroep op 12 mei 2016 in de strafzaak tegen de verdachte is gevoegd.
Dit proces-verbaal houdt in als de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van de verdachte [medeverdachte 1] van 26 mei 2015, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben beheerder geweest van de kamers in de [a-straat 1] , [a-straat 2], [a-straat 4] en [a-straat 3]. Ik heb een jaar, anderhalf jaar de ramen gehad. Ik heb de kamers verhuurd aan vrouwen. Ik had vier huizen, in ieder huis stonden twee vrouwen. De panden [a-straat 1], [a-straat 2], [a-straat 4] en [a-straat 3] waren van mij. Ik deed het alleen. Ik had een eethuis in de [a-straat 6] sinds 1987/1988. Van het eethuis heb ik later een bar gemaakt: [F] . [B] en [F] hadden dezelfde boekhouder. Ik gaf papieren aan [verdachte]. [verdachte] bracht de papieren naar de boekhouder. Ik woonde in [plaats] , [betrokkene 2] ook. Hij is tientallen keren over vloer geweest. Ik ging ook op bezoek bij [betrokkene 2] , bij zijn moeder. Ik nam hem soms mee in de auto. We zijn langzamerhand vrienden geworden. Ik nam soms geld van [B] . Er ging ook geld van [betrokkene 2] naar auto’s. Het kwam vaak voor dat [betrokkene 2] 50 of 100 euro gaf. Ik heb de moeder van [betrokkene 2] drie/vier keer gezien. Ik heb haar één keer in de bar gezien. Ik hen één keer op bezoek geweest bij [betrokkene 2] .
18. Een proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank te Amsterdam van 26 mei 2015, welk proces-verbaal ambtshalve door het hof ter terechtzitting in hoger beroep op 12 mei 2016 in de strafzaak tegen de verdachte is gevoegd.
Dit proces-verbaal houdt in als de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van de verdachte [medeverdachte 2] van 26 mei 2015, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
We gingen bijna dagelijks met elkaar om. [betrokkene 2] en [verdachte] zaten vaak in de bar. Het kwam weleens voor dat rekeningen van [F] werden betaald met geld van [B] . Dat ging via [betrokkene 2] . Als ik bekeuringen niet direct kon betalen, vroeg ik [betrokkene 2] of hij het kon betalen. [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) was een hulp bij de administratie (het hof begrijpt: van [F] ). [betrokkene 2] kwam bij mij over de vloer in [plaats] . Hij kwam ook in de [a-straat] bij mij. [verdachte] is een aantal keren bij mij over de vloer gekomen, hij kwam zowel in [plaats] als in de [a-straat] bij mij. Ik heb geïnvesteerd in auto’s. Op een gegeven moment kwam ik geld tekort. We hebben camera’s genomen. Tegenover ons waren de kamers [a-straat 3], [a-straat 4] en [a-straat 2]. Iedereen weet dat [B] winstgevend was. Wij hebben geholpen met spullen halen voor de verbouwing door [B] . Ik had vervoer. Ik heb weleens spullen gebracht. Volgens mij ben ik wel een keer met mijn vader bij de moeder van [betrokkene 2] geweest. Ik heb gezegd dat we tonnen gingen missen na de sluiting van [B] . Ik sprong weleens in als er problemen waren. Ik ben een aanspreekpunt in de steeg. Als [verdachte] er niet was, belde ik hem. [verdachte] zat altijd in de bar. Ze zagen ons vaak met elkaar omgaan.
19. Een proces-verbaal van 18 april 2011, opgemaakt door [betrokkene 19], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 april 2011 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 8]:
De belastingdienst zei dat [betrokkene 2] nog een andere betrekking had namelijk bij een pannenkoekenhuis. Dat was voor mij een grote verrassing. Zij confronteerden mij met een jaaropgave van een pannenkoekenhuis. Het klopt dat ik een gesprek heb gehad met [medeverdachte 1] over de sluiting van de kamers. Het klopt dat [D] zowel voor [B] als voor café [F] de administratie en belastingzaken doet. Voor café [F] is dat zo’n 4 of 5 jaar. Een half jaar later kwam [B] als klant bij ons. De administratie van [F] werd meestal gebracht door [verdachte] . Het is heel goed mogelijk dat gesprekken over de bar wel eens in aanwezigheid van [betrokkene 2] of [verdachte] zijn gevoerd en gesprekken over [B] in bijzijn van [medeverdachte 1] . Het is ook wel eens voorgekomen dat van beide ondernemingen tegelijk personen op mijn kantoor aanwezig waren.
20. Een proces-verbaal van 21 april 2011, opgemaakt door [betrokkene 19], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 april 2011 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 20]:
Op dit moment zijn er kamers in de [a-straat] die worden verhuurd door ons, [N]. Ik werk sinds 2008 voor [N]. Ik ken een [medeverdachte 1] die de [O] heeft gehad in de [a-straat] . Er werden ook kamers die tegenover de bar lagen via die bar verhuurd. Voor de sluiting van de bar werden ramen verhuurd vanuit de bar. Met die bar breng ik in verband die oude man [medeverdachte 1] , zijn zoon en een jongen. Ene [verdachte], een Marokkaanse of Turkse jongen geloof ik, werkte geloof ik ook in de bar. Het klopt dat ik van [betrokkene 21] heb gehoord dat zij dingen moest doen om een kamer te krijgen bij de bar. Zij moest die dingen doen van het personeel van de [O]. Daar moesten de meiden immers voor een kamer wezen. Dat weet ik heel zeker. Iedereen weet dat de kamers tegenover de bar van de bar zelf waren. Die bar was volgens mij van [medeverdachte 1] . Toen ik bij [N] kwam werken werd mij uitgelegd welke kamers van ons waren in de [a-straat] , en welke kamers van [betrokkene 22], [betrokkene 23] en de bar waren. Volgens mij was [verdachte] degene die schoonmaakte. Ik zag hem werkkamers vegen en de ramen lappen enzovoorts.
21. Een proces-verbaal verhoor van 14 april 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (R5 0262 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 april 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 24]:
Ik heb in 2006 een keer zitten praten met [medeverdachte 1] . Hij vertelde dat hij mij graag als beheerder had gehad. Hij wist dat ik ervaring daarin had. Maar ik had antecedenten voor verdovende middelen en kon dus niet op papier beheerder worden. Dan had hij mij aan moeten nemen als klusjesman. Hij was namelijk niet tevreden over [verdachte] (het hof begrijpt hier en verder: [verdachte] ) en [betrokkene 2] . [verdachte] drinkt constant maar gebruikt niet. [betrokkene 2] drinkt en gebruikt naast medicijnen verdovende middelen.
22. Een proces-verbaal van 3 maart 2011, opgemaakt door [betrokkene 19], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 maart 2011 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik ken [betrokkene 2] . Hij heeft gewerkt in het kantoor met [verdachte]. Dat kantoor was in de straat waar ik werkte. Daar was een huis waar ook het kantoor was. U vraagt mij of dat de [a-straat] geweest zou kunnen zijn. Dat zou kunnen. Ik ken [verdachte] ook. Hij inde de gelden van de werkkamers. Wij moesten steeds aan hem de huur betalen: ik heb een tot twee keer de huur aan [betrokkene 2] betaald. [medeverdachte 1] ken ik ook. Hij werkte in de bar tegenover de kamers. Hij werkte daar elke dag. [medeverdachte 2] is de zoon van [medeverdachte 1] . Ook hij werkte in de bar. [betrokkene 2] werkte in het kantoor. Hij is één of twee keer vroeg in de ochtend geld komen ophalen voor de kamers. Hij controleerde ook de paspoorten als [verdachte] er niet was. Ik zag hem ook wel in de bar. Ik heb in de [a-straat] gewerkt vanaf maart of april 2009. In de [a-straat] heb ik alleen voor [verdachte] gewerkt. Zoals gezegd betaalde ik steeds aan [verdachte]. Als die niet op zijn kantoor was betaalde ik aan [betrokkene 2] . Ik heb aan [verdachte] elke keer mijn paspoort laten zien en betaalde dan. U vraagt mij of er in of aan de bar camera’s hingen. Voor zover ik weet hing er één camera aan de ingang of net aan de binnenkant van de bar. Ik weet wel nog dat in de bar in de buurt van de toog camera’s waren waarmee de kamers van [verdachte] in de gaten gehouden konden worden. Ik kon die camera’s zien toen ik in de bar was. Op doorvragen van u, rechter-commissaris, kan ik zeggen dat ik met camera’s bij de toog doel op een scherm waarop beelden van de kamers te zien waren. Het ging dus inderdaad om een scherm dat in de bar hing waarop tegelijkertijd in kleine hokjes de verschillende kamers van [verdachte] te zien waren. Er waren geen andere kamers te zien. Je kon dan op dat ene scherm al die kamers zien, nogmaals in kleine vakjes. Je kon dan zien of een meisje al dan niet achter het raam stond, of het druk was in de straat en of er een klant bij een meisje naar binnen ging. Ik heb [medeverdachte 1] af en toe naar het scherm zien kijken om te zien of alles in orde was. Het klopt dat ik heb verklaard dat [verdachte] nog een baas boven zich had en dat dat [medeverdachte 2] was. U vraagt mij wat ik daarmee bedoel. [medeverdachte 2] had aan ons gezegd dat wij naar hem moesten toekomen als er een kamer niet was schoongemaakt. Hij zou dan ook [verdachte] zeggen dat hij die kamer dan alsnog schoon moest maken.
23. Een proces-verbaal van 12 oktober 2010, opgemaakt door [betrokkene 19], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 oktober 2010 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [slachtoffer 3]:
Ik ben begin september (het hof begrijpt: 2009) in Amsterdam aangekomen. Ik meen dat ik drie dagen later een kamer had waar ik kon werken Ik ken [medeverdachte 2]. Hij werkte in of was eigenaar van de [O]. Dat weet ik omdat mijn raam direct tegenover die bar was. U vraagt mij of ik [medeverdachte 1] ken. Als dat de vader van [medeverdachte 2] is, dan ken ik hem. Ik heb hem ook in de bar gezien. Het beeldscherm in de bar heb ik zelf gezien toen ik een keer naar binnen ging om koffie te drinken. Ik weet niet waar de camera hing, maar ik zag op de monitor dat je de ingang van de werkkamers kon zien. Ik weet dat je door middel van een knopje van beeld kon wisselen. De vader van [medeverdachte 2] heeft me dat een keer laten zien. Hij zei toen alleen dat dat voor de veiligheid van de meisjes was. Het is ook wel eens voorgekomen dat een klant vervelend was en dat [verdachte] en [medeverdachte 2] er naar toe gingen en de klant eruit zetten.
24. Een proces-verbaal verhoor van 9 februari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 2] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 februari 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [slachtoffer 3]:
V: Is [verdachte] de baas van het kamerverhuurbedrijf?
A: Nee, dat is oude [medeverdachte 1] . [verdachte] neemt alleen het geld van de kamerhuur in ontvangst en maakte kamers schoon. Oude [medeverdachte 1] staat tot 18:00 uur of tot 19:00 uur in de [O] en daarna staat [medeverdachte 2] in de bar. Ik heb van horen zeggen dat [medeverdachte 1] de baas is. Als een van de meisjes problemen heeft met [verdachte], dan gaan ze naar de oude [medeverdachte 1] , dan lost [medeverdachte 1] het probleem op.
V: waarom denk je dat [medeverdachte 1] de baas is en niet [verdachte]?
A: bijvoorbeeld: ik heb opgemerkt dat [verdachte] geen alcohol meer drinkt. Ik heb [verdachte] toen gevraagd waarom hij niet meer drinkt. [verdachte] vertelde mij dat oude [medeverdachte 1] tegen hem had gezegd dat als hij niet stopt met drinken dat hij er dan wordt uitgegooid.
25. Een proces-verbaal van 9 februari 2011, opgemaakt door [betrokkene 19], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 februari 2011 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 25]:
Die vader van [medeverdachte 2] is een oudere meneer. Die ik ken als ‘papa’. Ik ben in Nederland gekomen om te werken. Ik kwam in Amsterdam aan en toen bleek dat zij ramen slechts verhuurden aan meisjes van 21 jaar en ouder. Ik was echter 18 jaar. Ik kwam in de bar terecht. Daar heb ik gesproken met die oudere man, en die heeft mij doorverwezen naar [verdachte]. De man die de kamers regelde. Papa was de eigenaar van de bar. [medeverdachte 2] is zijn zoon en ook de eigenaar van de bar en mede-eigenaar van de bijbehorende ramen in de [a-straat] . Voor zover ik weet waren de bar en de bijbehorende ramen in handen van een eigenaar. Dat was dan dus die oudere man. Ik heb een tijd lang aan [verdachte] de huur betaald. Hij heeft een broertje genaamd [betrokkene 2] . Aan hem heb ik ook wel eens betaald. Soms waren zij allebei in hun kantoor en dan maakte het niet uit aan wie je betaalde. Het kantoortje was de plek waar [verdachte] en [betrokkene 2] woonden. Het was tegenover de bar. Ik ben eind oktober, begin november 2008 in de [a-straat] gaan werken.
26. Een proces-verbaal van 31 mei 2011, opgemaakt door [betrokkene 19], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 mei 2011 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 26]:
Ik heb [medeverdachte 2] leren kennen eind 2004. Ik heb begrepen dat kamers in de [a-straat] op naam van [verdachte] stonden. De eigenlijke eigenaren van de kamers waren echter [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [verdachte] heb ik alleen als een loopjongen beschouwd. Ik zag ook dat [verdachte] geld van de kamers aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gaf. Ik heb dat ongeveer drie a vier keer per week gezien. Bij de wisseling van de dag naar de avondshift ging ik vaak naar de [F] om koffie te drinken etc. Ik hoorde dan dat [medeverdachte 2] aan [verdachte] vroeg of alle huren van de kamers betaald waren. [verdachte] gaf daarop antwoord. Hij gaf ook het geld van de kamers. Dat geld werd meestal vervolgens in de kassa van de bar gedaan. [betrokkene 2] was in feite ook een loopjongen. [medeverdachte 2] heeft mij zelf verteld dat hij de kamers van die [betrokkene 16] huurde. [medeverdachte 1] sprak over “onze kamers”. Ook vroeg [medeverdachte 1] wel aan [betrokkene 2] en [verdachte] of de kamers schoon waren en dergelijke, en gaf hij aan [medeverdachte 2] door welk meisje nog niet betaald had. [medeverdachte 2] zei altijd dat de kamers in de [a-straat] van hem en zijn vader waren. In de periode oktober 2004 tot maart 2005 verdiende [medeverdachte 2] zijn geld met de kamerverhuur en de bar. Hij had 5 tot 8 werkkamers in de [a-straat] .
27. Een proces-verbaal van 21 september 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 6] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 september 2009 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 27]:
Ik heb mij vorige week gemeld bij de politie omdat ik mij grote zorgen maak om mijn zoon [betrokkene 2] . Ik denk dat hij onder grote druk staat van [medeverdachte 1] en zijn zoon [medeverdachte 2] (Het hof begrijpt dat de getuige telkens als zij het heeft over [medeverdachte 2] doelt op: [medeverdachte 2] ). [medeverdachte 1] heeft een kroeg in de [a-straat] in Amsterdam. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn Turken. Een paar jaar geleden werd ik gebeld door [medeverdachte 1] . Ik weet niet in welk jaar dat was. Ik had [medeverdachte 1] nog nooit gezien maar wel eens eerder aan de telefoon gehad als hij naar [betrokkene 2] vroeg dus ik wist wie [medeverdachte 1] was. [medeverdachte 1] wilde die dag bij mij langs komen. Hij wilde het over [betrokkene 2] hebben en wilde het niet door de telefoon bespreken. Wij hebben later die dag afgesproken. [medeverdachte 1] kwam die dag bij mij in de woning langs. [medeverdachte 1] was alleen. [medeverdachte 1] had een grote bos bloemen bij zich. [medeverdachte 1] vertelde dat [betrokkene 2] niet naar hem wilde luisteren. Ik vroeg aan [medeverdachte 1] wat voor werk [betrokkene 2] deed en wat hij verdiende. [medeverdachte 1] vertelde mij dat ik dat maar aan [betrokkene 2] zelf moest vragen. [betrokkene 2] was daar groot genoeg voor. [medeverdachte 1] maakte mij niet wijzer. [medeverdachte 1] is hooguit een paar minuten bij mij binnen geweest en vertrok weer. Ik vond het een vreemde ontmoeting want [medeverdachte 1] kwam langs om over [betrokkene 2] te praten maar [medeverdachte 1] had niets gezegd behalve dan dat [betrokkene 2] niet luisterde. Een paar jaar geleden had ik in mijn woning een uittreksel van de kamer van koophandel gevonden. Ik weet niet meer in welk jaar ik dat vond. Daaruit bleek mij dat een [betrokkene 2] iets met het adres [a-straat 4] in Amsterdam had. Enige jaren nadat ik het uittreksel had gevonden ben ik op een gegeven moment, ik weet echt niet meer in welk jaar dat was, samen met mijn dochters [betrokkene 28] en [betrokkene 29] en mijn kleindochter [betrokkene 30] (zij is de dochter van [betrokkene 28]) op zoek gegaan naar [betrokkene 2] . Omdat ik het uittreksel had gevonden zijn wij gaan kijken in de [a-straat] . Ik zag dat er in de [a-straat] prostituees aan het werk waren. In de [a-straat] zijn wij bij een kroeg naar binnen gegaan. Daar zag ik de mij bekende [medeverdachte 1] . Ik vroeg aan [medeverdachte 1] wat mijn zoon voor werk deed. [medeverdachte 1] vertelde mij dat [betrokkene 2] alleen maar televisie hoefde te kijken, af en toe de telefoon op moest nemen en verder moest hij op de bank zitten. Ongeveer in 2007 belde [medeverdachte 1] mij op. Hij zei tegen mij dat [betrokkene 2] wat moest tekenen. [medeverdachte 1] zou iemand langs sturen om wat op te halen. [betrokkene 2] was op dat moment ziek, hij had moeite met praten. [betrokkene 2] gaf mij toen een plastic tas met documenten en zei tegen mij dat ik dat moest afgeven. Er kwam toen inderdaad iemand langs om de tas op te halen. Ik weet niet meer zeker wie degene was die de tas kwam ophalen maar ik meen dat het de zoon van [medeverdachte 1] was genaamd [medeverdachte 2]. In deze periode ontving ik ook nog wel eens post van de belastingdienst bestemd voor [betrokkene 2] . Ongeveer in dezelfde periode dat de tas met documenten werd opgehaald werd ik ook gebeld door [medeverdachte 1] . Ik weet de volgorde van deze 2 incidenten niet. [medeverdachte 1] belde mij op een ochtend om een uur of negen op en zei dat hij de identiteitskaart van [betrokkene 2] kwam ophalen. [medeverdachte 1] vertelde dat het legitimatiebewijs van [betrokkene 2] op de kledingkast van [betrokkene 2] in zijn slaapkamer lag. De identiteitskaart van [betrokkene 2] lag inderdaad op de kast. Dezelfde dag kwam [medeverdachte 1] langs om het legitimatiebewijs op te halen. Omstreeks 2007 heb ik wel eens loonstroken van [betrokkene 2] bij mij thuis gezien. Ik denk dat [betrokkene 2] deze mee had genomen naar mijn woning. In deze periode werkte [betrokkene 2] fulltime bij de [E] in Amsterdam. Ik maak mij grote zorgen om [betrokkene 2] . Ik denk dat hij onder druk staat van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Hij werkt daar in de [a-straat] maar [betrokkene 2] heeft nooit geld. Uit het uittreksel van de kamer van koophandel begrijp ik dat hij kamers verhuurt. Ik kan mij niet voorstellen dat hij een eigen bedrijf heeft. Hij heeft nooit geld dus hij kan geen geld investeren in een eigen bedrijf.
28. Een proces-verbaal van 11 maart 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 3] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 maart 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 27]:
Op 2 december 2009 is er rond 17.30 uur gebeld door [medeverdachte 1] . Hij zei dat hij [betrokkene 2] wilde spreken. Ik weet niet wat er besproken is. Ik hoorde [betrokkene 2] alleen maar jaja’ zeggen. Om kwart voor zes werd er weer gebeld. Toen belde [verdachte] dat [betrokkene 2] iets moest tekenen. [verdachte] wilde mij niet vertellen wat hij moest tekenen. Ik gaf vervolgens de telefoon aan [betrokkene 2] . Om 18.30 uur kwamen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (fonetisch, het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) beneden bij mijn woning. [betrokkene 2] ging naar beneden omdat hij iets moest tekenen. Ik keek vanaf het balkon naar beneden wat er gebeurde. Ik zag dat er een grijze auto stond. Ik zag dat volgens mij [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] uitstapte uit de grijze auto. Ik zag dat [betrokkene 2] instapte. Ik zag dat er in de auto papieren werden gegeven aan [betrokkene 2] . Toen [betrokkene 2] weer boven kwam bij mij in de woning vroeg ik of hij iets had getekend. Ik had hem nog zo gezegd dat hij niets moest tekenen. [betrokkene 2] vertelde mij dat het was om er vanaf te komen, om weg te gaan. Ik weet dit allemaal nog zo goed met data en tijdstippen omdat ik het allemaal in een notitieboekje/agenda heb opgeschreven. [medeverdachte 2] is de zoon van [medeverdachte 1] .
29. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (…). Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum: 15-07-09
Tijdstip: 13:19:50
Getapt persoon: [verdachte]
zegt dat hij net wakker is. [medeverdachte 2] vraagt of hij een drukke nacht heeft gehad en [verdachte] zegt nee en dat alles naar wens is gegaan. [medeverdachte 2] vraagt hoe laat ze van plan zijn om naar de boekhouder te gaan. [verdachte] zegt om 2 uur. [medeverdachte 2] vraagt of de afspraak om 2 uur is en [verdachte] bevestigt dit. [medeverdachte 2] zegt dat hij hem zo ziet verschijnen.
30. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (…).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum: 15-07-09
Tijdstip: 14:20:20
Getapt persoon: [verdachte]
Inhoud: WGD boekhouder [betrokkene 12] (fonetisch)
[betrokkene 12] zegt tegen [verdachte] dat ze vandaag om 2 uur een afspraak hadden. [betrokkene 12] zegt dat ze voor lul staan bij de belasting omdat [verdachte] en [betrokkene 2] er toen niet was. [betrokkene 12] zegt dat ze voor 3 uur in ieder geval iets moeten laten horen en nu is het half drie. [verdachte] zegt dat hij wacht op [medeverdachte 2], omdat [medeverdachte 2] ook graag wil meekomen. [verdachte] zegt dat er iets is wat [betrokkene 12] graag wil horen. [medeverdachte 2] is een kwartiertje later. [betrokkene 12] vraagt of [verdachte] eerst even wil opbellen, omdat hij misschien anders met klanten zit en dan moeten ze alsnog wachten. [betrokkene 12] zegt dat [verdachte] de boekhouding moet meenemen. [verdachte] zegt dat alles klaar ligt. [verdachte] zegt dat er iets is en dat hij dat misschien niet over de telefoon moet zeggen. [betrokkene 12] zegt dat hij hem later spreekt.
31. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (…).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum: 21-01-10
Tijdstip: 12:08:32
Inhoud: BUM [verdachte]
[medeverdachte 1] zegt dat het meisje dat gisterenavond heeft gewerkt aan de overkant op [a-straat 2] achter. Dat meisje wil vandaag komen met haar vriendin [betrokkene 32] en zij vraagt of zij vandaag kan komen werken of niet. Om 11 uur komt dat meisje dan [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat [a-straat 2] en [a-straat 4] vol is.
[verdachte] zegt laat maar [a-straat 3] voor [medeverdachte 1] vraagt waar de sleutel is
[verdachte]: eeuuhh
[medeverdachte 1] zegt dat hij even kan kijken of de sleutel hier is
[verdachte] zegt ja alsjeblieft.
32. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (…).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum: 07-02-10
Tijdstip: 11:55:02
[verdachte]: Hallo, met [verdachte]. Goedemorgen.
[medeverdachte 1] : [betrokkene 2] !
[verdachte]: [verdachte].
[medeverdachte 1] : Heeft niemand die kamers schoongemaakt vandaag he?
[verdachte]: Ik euhh.. ik ga naar beneden. Dank u wel.
[medeverdachte 1] : Oke.
33. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (...).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum: 23-02-10
Tijdstip: 17:33:18
Inhoud: [medeverdachte 1] wgd [betrokkene 8]
R: Ik zag je gemiste oproep. [betrokkene 33] van de gemeente want die ander is weg. [betrokkene 34], die is met vakantie van de week, maar [betrokkene 33] heeft aan de advocaat aangegeven dat ze toch nog wel willen praten, als wij met voldoende stukken komen om iets aannemelijk te maken.
A: Ja.
R: Ja, het ging weer heel raar met de dokter van [betrokkene 2] . Want die moest eerst een machtiging hebben.
A: Ja [betrokkene 2] had vandaag ook gebeld naar de dokter.
R: Ja dat weet ik. Dat is nu uiteindelijk goed gegaan. Eerst de machtiging maar toen vond ze weer dat die machtiging zo snel kwam. Dus toen wou ze weer van [betrokkene 2] horen, dat hij die wel echt zelf getekend had en dat niet iemand anders dat gedaan had. Dus dat is geregeld.
A: Ja.
R: De advocaat heeft nu alle stukken. Die wilde proberen om vanmiddag nog de brief naar [betrokkene 33] te sturen met alle stukken erbij. En haar tot vijf uur te geven en anders een kort geding. Maar zij gaf zelf al aan, dat ze toch nog wel wilde praten. Maar dat moet dan morgen gebeuren. Hij zegt ik wil echt morgen om vijf uur weten, of we gaan weer open, of we gaan een kort geding aanspannen.
(...)
R: Ik zit alleen even met iets anders. Kun jij hun dat toch nog even duidelijk maken. De advocaat vraagt normaal een voorschot voordat hij iets doet. Hij is aan alle kanten bezig maar zij hebben nog niets betaald. Ik heb zelf gezegd, dat ik garant sta voor dat bedrag. Dus als zij vandaag of morgen niet betalen, moet ik zelf 6.000 euro betalen. Dat vind ik niet echt geslaagd, (beiden grinniken)
A: Ja ik zeggen [verdachte], eh [betrokkene 2] .
(...)
A: Ik ga praten met [betrokkene 2] . Hij kan morgen het geld sturen. Storten.
34. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (...).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum: 25-02-10
Tijdstip: 10:26:26 uur
Beller: [betrokkene 35]
Gebelde: [verdachte]
wordt gebeld door [betrokkene 35].
[betrokkene 35] zegt dat ze werk kan krijgen in Amsterdam en vraagt of ze een tijdje bij [verdachte] mag slapen. Dan antwoord [verdachte] letterlijk:
[verdachte]: ja maar denk je dat ze dat goed gaan vinden.
[betrokkene 35]: nee, jij huurt toch die woning.
[verdachte]: nee maar dat is... Ik ga dit niet door de telefoon bespreken [betrokkene 35], jij weet alles beter dan.......Dus ik weet het niet, ik weet niet alles. Ik weet niet hoe dat gaat gaan, want ik snap dat zal hoe heet dat nou [medeverdachte 1] nooit toestaan
[betrokkene 35]: oké, dan niet, dan houdt het op.
35. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (...).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum: 31-01-10
Tijdstip: 13:42:18
[medeverdachte 2] wordt gebeld door zijn vader [medeverdachte 1]
: ja, de dinges moet worden geschilderd?
[medeverdachte 2]: wat?
[medeverdachte 1] : de overkant!
[medeverdachte 2]: is dat zo?
[medeverdachte 1] : ja
[medeverdachte 2]: dat is goed. Verder... De kamer op de bovenste verdieping hebben we nog niet... Dat gaan we straks doen.
36. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (…).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum: 21-01-2010
Tijdstip: 12:08:32 .
[medeverdachte 1] belt uit met [verdachte]
[medeverdachte 1] zegt dat het meisje dat gisterenavond heeft gewerkt aan de overkant op nummer achter. Dat meisje wil vandaag komen met haar vriendin [betrokkene 32] en zij vraagt of zij vandaag kan komen werken of niet. Om 11 uur komt dat meisje dan.
[medeverdachte 1] zegt vervolgens dat [a-straat 2] en [a-straat 4] vol is.
[verdachte] zegt laat maar [a-straat 3] voor.
[medeverdachte 1] vraagt waar de sleutel is.
[verdachte]: euhhhh
[medeverdachte 1] zegt dat hij even kan kijken of de sleutel hier is.
37. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (…).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum: 25-01-2010
Tijdstip: 12:48:13
[medeverdachte 1] belt uit met [verdachte]
Letterlijk:
[medeverdachte 1] : Wie maakt vandaag die kamers schoon, die meisje komt en zegt ja, kom, kamer maken schoon dan, weet ik veel.
[verdachte]: Ik kom er an, ik kom er an.
[medeverdachte 1] : Ok dan, ik hou haar hier tot jij komt beneden, he.
38. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (…).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum: 17-02-2010
Tijdstip: 09:00:41
[medeverdachte 1] belt uit met [verdachte]
: Hallo met [verdachte]. Goedemorgen.
[medeverdachte 1] : [verdachte], die mensen wachten voor die die deur. Kan je die [a-straat 2] even open doen alsjeblieft.
[verdachte]: Ja, ik kan niet naakt. Ik moet broek aan., de trui aan... dan ga ik naar beneden oke?
39. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (...).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum: 16-02-2010
Tijdstip: 09:32:03
[verdachte] wordt gebeld door [betrokkene 8]
[verdachte] geeft aan, dat hij al twee keer gebeld heeft. [betrokkene 8] kwam later op kantoor. [verdachte] zegt, dat ze een korte vergadering hebben gehouden. Daar is uitgekomen, dat die advocaat van [betrokkene 8] uit Alkmaar de zaak in handen moet gaan nemen. [betrokkene 8] gaat hem gelijk bellen en zal zorgen dat hij de papieren krijgt. [betrokkene 8] zal [verdachte] op de hoogte houden. [verdachte] vraagt of hij ook een beetje betaalbaar is. Die vraag is ook gesteld. Volgens [betrokkene 8] is het een kanjer. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] ook zijn woordje wil doen.
[verdachte]: Ik geef je [medeverdachte 1] eventjes. Want hij staat echt te popelen om een woordje te doen.
[betrokkene 8] (moet lachen): Ik ga zo aan de gang als ik [medeverdachte 1] gesproken heb.
[medeverdachte 1] komt aan de lijn.
[medeverdachte 1] : He [betrokkene 8] goedemorgen.
[betrokkene 8]: Goedemorgen vriend.
[medeverdachte 1] : Alles goed?
[betrokkene 8]: Ja met mij wel. Alleen ik baal als een stekker.
[medeverdachte 1] : Je gaat met vakantie.
[betrokkene 8]: ik kan gewoon niet even weg he. Dan gaat het meteen verkeerd.
[medeverdachte 1] : Ja dat weet ik niet maar ik heb wel vroeger altijd gezegd, toen was het direct de naam van [verdachte], misschien had zo lang had die vergunning had gekregen
[betrokkene 8]: Ja maar
[medeverdachte 1] : Als ie was direct aan hem misschien had [betrokkene 2] ook uitnodiging in de gemeentehuis
[betrokkene 8]: Ja.
[medeverdachte 1] : [betrokkene 2] weet niet, hij gebruikt die zware pillen hij weet niet eens wat dat woorden moeten gebruikt.
[betrokkene 8]: Nee maar wat ik van [betrokkene 12] hoorde, [betrokkene 12] kwam helemaal niet aan het woord.
[medeverdachte 1] : Ja.
[betrokkene 8]: Het was gewoon van je mag niks zeggen. Maar op een gegeven moment eh was ie toch wel hele domme dingen aan het zeggen. Hij moet gewoon zeggen, wat de werkelijkheid is. Hij is ziek. Hij kan het nauwelijks meer doen. Hij hoopt snel beter te worden en in de tussentijd neemt [verdachte] het over. Maar het was heel strijdig met elkaar. Dat is blijkbaar het probleem geweest. Maar ik ga [betrokkene 36], dat is een advocaat, echt een hele nette advocaat die ook Alkmaar heeft gedaan, daar ga ik meteen effe achteraan om die vandaag nog aan de gang te laten gaan. Kijken hoe snel we een en ander voor elkaar krijgen.
[medeverdachte 1] : Kun je contact doen met de gemeente of niet?
[betrokkene 8]: Ja en de gemeente en de advocaat. Ik ga zo de gemeente bellen. Ik zou al om half negen op kantoor zijn. Ik wil ook weten waarom dat van [verdachte] nog steeds in behandeling is.
[medeverdachte 1] : Waar is die advocaat? Ken je die advocaat of heb je alleen de naam gehoord?
[betrokkene 8]: Ik ken hem heel goed. Ik heb met die advocaat gewerkt in Alkmaar... om dat open te houden. En ook de procedure nu tegen de gemeente.
[betrokkene 8] legt [medeverdachte 1] uit, waarom [betrokkene 36] een goede advocaat is voor hen. Hij zit in Amsterdam op de [f-straat]. Hij heeft [betrokkene 37] voor een deel gedaan. Hij heeft ook [N] opengehouden. [medeverdachte 1] zegt dat ze vroeger ook een advocaat hadden, toen [betrokkene 2] die problemen had. [betrokkene 8] raadt aan om die te bereiken, als het ook een kennis van hen is.
[betrokkene 8]: Maar dat ik heb gisteren ook tegen hun gezegd. Als jij die nog kunt bereiken. En dat is ook een goede kennis van je... euhh.. dan moetje hem inschakelen.
[medeverdachte 1] : Ja maar. Daarom ik heb graag jouw advies weet je.
[betrokkene 8]: Heel even [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] : Oké dan.
[betrokkene 8] voert een gesprek op een andere lijn.
[betrokkene 8] komt weer aan de lijn. [medeverdachte 1] vraagt of [betrokkene 8] het telefoonnummer van die advocaat heeft. [betrokkene 8] heeft het nummer van zijn advocaat. [betrokkene 8] vraagt of [medeverdachte 1] dat wil. Het is een kanjer. [medeverdachte 1] vraagt waar hij zit. [betrokkene 8] legt uit, dat hij in de [f-straat] zit. [medeverdachte 1] vraagt hem dit te herhalen. [betrokkene 8] doet dit. [medeverdachte 1] zegt dat hij niet zo goed kan schrijven. [verdachte] is even weg. [medeverdachte 1] vraagt of [betrokkene 8] het kan sms-en. [betrokkene 8] vindt het goed.
[betrokkene 8]: Moet ik jou opgeven als contactfiguur of [verdachte].
[medeverdachte 1] : Liever contact met [verdachte] weet je. Liever met de contact.
[betrokkene 8]: Ja daarom.
[betrokkene 8] belooft met de gemeente en met de advocaat te spreken. Hij zal van zich laten horen.
40. Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek (…).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Datum: 18-02-10
Tijdstip: 10:29:11
Inhoud: [medeverdachte 1] belt uit met [betrokkene 8]
[medeverdachte 1] vraagt hoe het met [betrokkene 8] gaat.
[betrokkene 8] zegt dat hij heel druk bezig is met schrijven.
Vanmorgen hebben ze een brief gekregen dat [verdachte] ook afgewezen wordt. Dat hadden ze gister al gehoord van de advocaat. [verdachte] zal die brief vast morgen in de bus krijgen. [betrokkene 8] is nu bezig met daar een stuk over te schrijven.
[verdachte] komt aan de lijn.
[betrokkene 8] legt uit aan [verdachte] dat hij druk bezig is voor hem te schrijven. Hij legt uit dat ze [verdachte] ook gaan weigeren. [betrokkene 8] is nu een zienswijze aan het schrijven die straks naar de advocaat gaat.
(…)
[verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] zijn auto ter beschikking stelt en dat ze met de auto van [medeverdachte 1] er heen kunnen gaan. [betrokkene 8] vraagt of half 2 goed is. [verdachte] zegt dat dat goed is en dat ze er dan met zijn allen heengaan.’
8. Het hof heeft aan de bewezenverklaring van feit 2 de volgende bewijsoverweging gewijd:
‘De verdediging heeft bepleit dat in het dossier onvoldoende bewijs te vinden is dat sprake was van schijnbeheer met betrekking tot het kamerverhuurbedrijf [B] en, voor zover daarvan al sprake was, dat de verdachte daarbij op enigerlei wijze bij betrokken was, zodat de verdachte in zoverre moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Juridisch kader van een criminele organisatie
De verdachte wordt verweten dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Dit is strafbaar gesteld in artikel 140 Sr. Aan deze strafbaarstelling ligt de gedachte ten grondslag dat de openbare orde beschermd dient te worden tegen organisaties die beogen misdrijven te plegen. Het gaat hier om een zelfstandig strafbaar feit. Het doet er niet toe of de misdrijven, waarop de organisatie het oog heeft, zijn gepleegd dan wel pogingen daartoe zijn ondernomen of zelfs maar strafbare voorbereidingen daartoe zijn getroffen. Evenmin is van belang of een deelnemer aan de organisatie heeft meegedaan aan misdrijven die door andere deelnemers daaraan zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of voorbereid). Niet is vereist dat een deelnemer aan de organisatie enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad. Een persoon is strafbaar louter vanwege zijn (opzettelijke) deelneming aan die organisatie.
Volgens bestendige jurisprudentie moet onder een organisatie en deelneming daaraan als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.
Niet is vereist dat het samenwerkingsverband steeds uit dezelfde personen bestaat of dat alle deelnemers elkaar kennen. Evenmin is vereist dat ten aanzien van alle deelnemers blijkt van een gestructureerde vorm van samenwerking met een of meer andere deelnemers aan de organisatie. Wel is vereist dat de deelnemers opzet hadden op het deelnemen aan deze organisatie, waartoe het voorwaardelijk opzet onvoldoende is. Daartoe dient vast komen te staan dat zij gedurende zekere tijd hebben samengewerkt met ten minste een van de andere deelnemers aan de organisatie en dat zij in zijn algemeenheid weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Die samenwerking dient voorts te hebben bestaan uit het hebben van een aandeel in, of het leveren van een bijdrage aan gedragingen, die strekten tot verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie.
Beoordeling
In de onderhavige strafzaak neemt de [a-straat] in Amsterdam een centrale plaats in. In deze steeg dreven vader [medeverdachte 1] en zoon [medeverdachte 2] in de tenlastegelegde periode een bar genaamd [F], later ook wel de [O]. In deze steeg bevonden zich ook acht werkkamers voor prostituees, welke kamers in deze periode werden verhuurd door kamerverhuurbedrijf [B] .
In 1998 is [medeverdachte 1] de officiële exploitant van (een aantal van) deze werkkamers geweest, totdat hem bij besluit van 24 december 1998 door de burgemeester de vereiste gedoogbeschikking werd geweigerd, nadat bij een controle in een van de werkkamers een minderjarige was aangetroffen. Uit gemeentelijke dossiers komt naar voren dat, nadat de exploitatie van de werkkamers was overgenomen door [betrokkene 3] , het beheer daarvan werd gedaan door die [betrokkene 3] en [medeverdachte 1] . In 2002 zijn de vergunningen van [betrokkene 3] ingetrokken, waarna vennootschap [B] de vergunningen aanvroeg. Naar aanleiding van signalen over betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de kamers is - het hof begrijpt: door de gemeente - aangegeven dat dit niet wenselijk was.
Het Openbaar Ministerie stelt dat hierna, althans in de tenlastegelegde periode, de verhuur van de werkkamers niet formeel, maar wel in feite door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is voortgezet. Dit zou neerkomen op een schijnconstructie, waarbij afwisselend de stromannen [verdachte] en [betrokkene 2] formeel [B] leidden, terwijl de opbrengsten uit kamerverhuur grotendeels in de zakken van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vloeiden. Voor deze schijnconstructie was het georganiseerd plegen van valsheid in geschrift benodigd, zoals de aanvraag van vergunningen of aanvraagformulieren voor de prostitutiebranche. Ten bewijze dat sprake is van een criminele organisatie heeft het Openbaar Ministerie gewezen op de duidelijke verwevenheid tussen [F] ( [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) en [B] ( [verdachte] en [betrokkene 2] ) en dat duidelijk is geworden dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [B] exploiteerden in een leidinggevende capaciteit en dat [verdachte] en [betrokkene 2] hun namen leenden voor onder meer het verkrijgen van vergunningen.
De verdediging heeft bepleit dat van een schijnconstructie geen sprake is en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] enerzijds en [betrokkene 2] en [verdachte] anderzijds elkaar enkel in het [verdachte] van een goede burenrelatie af en toe hebben geholpen.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier af dat [betrokkene 2] (in 2004) voor een symbolisch bedrag (verklaring [betrokkene 2] als getuige ter terechtzitting in hoger beroep op 24 januari 2018) en [verdachte] blijkens een door [betrokkene 2] en [verdachte] ondertekende overeenkomst in 2010 (…) om niet eigenaar zijn geworden van [B] , terwijl het, blijkens de verklaring van [betrokkene 2] (tijdens de terechtzitting van 24 januari 2018 afgelegd) en het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de omzet van Kamerverhuur [B] (…) om een lucratief bedrijf ging. [betrokkene 2] beschikte over de vereiste exploitatievergunning en heeft [verdachte] als beheerder aangenomen.
In deze strafzaak zijn diverse panden doorzocht, waarbij opvalt dat in de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in [plaats] en in het kantoor van [F] veel (onder meer digitale) administratie is aangetroffen die betrekking heeft op [B] , [verdachte] of [betrokkene 2] , en waaruit onder meer blijkt dat regelmatig met geld van [B] betalingen werden gedaan ten behoeve van [F] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] privé. In de woning van [verdachte] is administratie aangetroffen op naam van [F] en van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Daarnaast is komen vast te staan dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] activiteiten hebben verricht in het [verdachte] van de verbouwing en het opknappen van de werkkamers die werden beheerd door [B] . Ook schoot [medeverdachte 2] te hulp als prostituees lastige klanten hadden.
Hieruit komt een verwevenheid naar voren tussen [F] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] enerzijds en [B] , [betrokkene 2] en [verdachte] anderzijds. Centraal staat de vraag hoe die verwevenheid moet worden geduid. Anders dan de verdediging, die heeft gesteld dat het hier uitsluitend ging om een goede burenrelatie, is op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting met voldoende mate van zekerheid komen vast te staan dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het kamerverhuurbedrijf in werkelijkheid exploiteerden. Uit opgenomen telefoongesprekken blijkt namelijk dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] aan [betrokkene 2] en [verdachte] instructies gaven en/of vragen stellen in het kader van de kamerverhuur, bijvoorbeeld wat betreft het schoonmaken van de kamers, het toedelen van bepaalde kamers en het openen van de werkkamers als (kennelijk) prostituees staan te wachten. Ook besprak [medeverdachte 1] met de boekhouder zaken met betrekking tot [B] . De (geplande) eigendomsoverdrachten met gesloten beurzen duiden er daarnaast op dat de nieuwe eigenaar dat slechts op papier werd, nu het hoogst onwaarschijnlijk is dat bij een daadwerkelijke overname van een dergelijk winstgevend bedrijf met een gebleken omzet van ten minste tienduizend euro per maand (…) geen overnamesom zou worden betaald. [betrokkene 2] heeft als getuige ter zitting in hoger beroep verklaard dat de inkomsten uit [B] (het hof begrijpt: in de periode dat hij bij het bedrijf betrokken was) aanzienlijk waren.
Dat [betrokkene 2] als stroman is opgetreden en niet de beloning ontving die de eigenaar van [B] zou moeten toekomen, blijkt ook uit het feit hij in de periode dat hij eigenaar was van [B] een volledig dienstverband had in de bediening bij een horecagelegenheid. Desgevraagd heeft zijn moeder verklaard dat zij [betrokkene 2] niet in staat achtte om een bedrijf te runnen en dat hij nooit geld had.
Ook [verdachte] is als stroman opgetreden. Hij was dagelijks aanwezig en betrokken bij het verhuren van de kamers van [B] . [verdachte] werd aangesproken door [medeverdachte 1] over bijvoorbeeld het schoonmaken van de kamers en gaf aan [medeverdachte 2] door welk meisje nog niet betaald had.
De stelling van de verdediging, dat de betalingen door [B] aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] terugbetalingen van leningen betroffen dan wel voorschotten in verband met geldgebrek bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , is niet onderbouwd en overigens geenszins aannemelijk geworden. Het hof benadrukt in dit verband dat uit de stukken in het dossier niet is gebleken van enige (terug)betaling van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan [B] .
De verdediging heeft aangevoerd dat de contacten die de verdachten gezamenlijk hadden met de medewerkers van het boekhoudkantoor ‘ [D] ’ hoofdzakelijk verband hielden met de voorgenomen aankoop van de [P]-bar.
Vaststaat dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] - als eigenaren van de [F] - gebruik maakten van de diensten van ‘ [D] ’ en dat ‘ [D] ’ ook [B] als klant had.
De verdediging heeft gesteld dat de gezamenlijke contacten met ‘ [D] ’, meer in het bijzonder met [betrokkene 12] en [betrokkene 8] , hoofdzakelijk verband hielden met de voorgenomen aankoop van de [P]-bar (het hof begrijpt, gelet op de toelichting van de raadsman, in januari/februari 2010) en heeft ter onderbouwing van deze stelling onder meer gewezen op in het dossier aanwezige telefoontaps. De telefoontaps waar de verdediging op heeft gewezen dateren van de periode 13 januari 2010 tot en met 22 februari 2010. Uit deze telefoontaps kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de genoemde periode bezig zijn geweest financiering te zoeken in verband met de aankoop van een bedrijfsruimte [ [medeverdachte 2] (taplijn SI01, 13-01-2010, 15:39:28, P3 0082 e.v.) tegen ‘[betrokkene 31]’: ‘er is een pand te koop in onze straat’, bedrijfsruimte en daarboven gaan we dan verhuren’ verhuren’ en verder: ‘onze papieren wel eens ontoereikend kunnen zijn’, waarna hij [betrokkene 31] vraagt of hij hen daar niet bij behulpzaam zou kunnen zijn]. De taps houden voorts in dat [medeverdachte 2] belt met ‘ [D] ’ in verband met stukken voor het kopen van het pand. In dit gesprek wordt ook gesproken over ‘de borg voor [B] ’ (taplijn AI01, 01-02-2010, 16:40:26, P3 0072 e.v.). Eerder gaf [medeverdachte 1] bij [medeverdachte 2] aan dat [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2] ) garant staat voor hem (taplijn AI01, 21-01-2010, 19:44:44, P4 0029 e.v.).
Het is juist als de verdediging stelt dat uit de bedoelde telefoontaps kan worden afgeleid, dat sprake: is van een voorgenomen aankoop van een pand waarvoor financiering wordt gezocht, het boekhoudkantoor ‘ [D] ’ daar behulpzaam bij is en gesproken wordt over ‘ [betrokkene 2] staat garant’ en ‘de borg van [B] ’.
Naar het oordeel van het hof bieden deze telefoontaps, voor zover ze al een redengevend zouden kunnen zijn voor de gezamenlijk contacten van de verdachten in relatie tot ‘ [D] ’, geen verklaring voor de bedoelde gezamenlijke contacten in een andere periode (te weten juli 2009) dan die van de bedoelde telefoontaps. De telefoontaps waar de verdediging op wijst, bieden ook geen verklaring voor het aantreffen van een groot aantal bescheiden/bestanden uit de administratie van [B] in de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in [plaats] en in het kantoor van [F] .
Het zoeken naar financiering voor de aankoop van een pand verklaart overigens evenmin de betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij het zoeken naar een advocaat met hulp van [betrokkene 8] (het hof begrijpt: [betrokkene 8] ) van ‘ [D] ’ in verband met de problemen met de vergunning van [B] , zoals dit kan worden afgeleid uit de telefoontap van 16 februari 2010, 09:32:03 tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [betrokkene 8] ((…) in combinatie met het door verbalisant [verbalisant 5] op 25 juli 2011 gemaakte proces-verbaal, betreffende het in zee gaan met advocaat [betrokkene 36] (…)). In deze laatst genoemde telefoontap legt [betrokkene 8] een en ander uit aan [medeverdachte 1] en beveelt hij advocaat [betrokkene 36] aan bij [medeverdachte 1] . Het hof leidt uit deze telefoontap niet alleen af dat [medeverdachte 1] belang heeft bij de vergunning van ‘ [B] ’ maar ook dat [medeverdachte 1] kennelijk voldoende Nederlands spreekt en begrijpt om met [betrokkene 8] te communiceren. De ook door de verdediging geponeerde stelling dat [medeverdachte 1] samen met [verdachte] naar de boekhouder ging omdat [verdachte] dan kon tolken is dan ook moeilijk houdbaar.
Uit het voorgaande en de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [betrokkene 2] en [verdachte] gezamenlijk betrokken waren bij [B] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden daar de leiding en [betrokkene 2] en [verdachte] vervulden de ondersteunende (beheer, werkzaamheden) en faciliterende (vergunningen, tenaamstelling) rollen.
De vraag of dit samenwerkingsverband gezien moet worden als een criminele organisatie, beantwoordt het hof bevestigend. Dit samenwerkingsverband had immers het oogmerk op het in deze rolverdeling jarenlang laten bestaan van een schijnconstructie, in welk kader valsheid in geschrift als misdrijf werd gepleegd, en waarbij elke verdachte een wezenlijke rol speelde. Ook de structuur en duurzaamheid zijn daarmee gegeven. Het bewijs van het opzet van de verdachte op de deelname aan en op het oogmerk van de organisatie volgt uit de bewijsmiddelen en uit hetgeen hiervoor is overwogen. Hetgeen de raadsvrouw overigens nog naar voren heeft gebracht, vindt zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen.’
9. In art. 140, eerste lid, Sr is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld.3.Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake ‘indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk’.4.Voor de bewezenverklaring van ‘een organisatie’ als bedoeld in art. 140 Sr is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.5.Niet vereist is dat de verdachte wetenschap had van één of verscheidene concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd; voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.6.Het oogmerk van de organisatie dient het plegen van misdrijven te zijn, één misdrijf is onvoldoende.7.
10. De stellers van het middel klagen dat uit de bewijsmotivering zou volgen dat het hof bewezen heeft geacht dat de verdachte in de gehele bewezenverklaarde periode heeft deelgenomen aan de criminele organisatie met als oogmerk het plegen van de drie (in de bewezenverklaring) expliciet benoemde valsheden. Uit de bewijsmiddelen zou niet zonder meer volgen dat reeds vanaf 2004 ‘het oogmerk van de organisatie was om meermaals documenten te vervalsen (laat staan dus de drie specifiek bewezenverklaarde documenten)’. En begrijpelijk zou evenmin zijn hoe in maart 2010 nog sprake kan zijn van een organisatie die als oogmerk heeft het twee maanden eerder, in januari 2010, vervalsen van documenten.
11. Het hof heeft in de bewijsoverweging vastgesteld dat [medeverdachte 1] in 1998 de officiële exploitant is geweest van een aantal werkkamers voor prostituees aan de [a-straat] in Amsterdam. Nadat hem op 24 december 1998 de vereiste gedoogbeschikking was geweigerd, is de exploitatie overgenomen door ene [betrokkene 3] terwijl het beheer werd gedaan door die [betrokkene 3] en [medeverdachte 1] . Nadat in 2002 de vergunningen van [betrokkene 3] waren ingetrokken vroeg vennootschap [B] de vergunningen aan. Het hof geeft daarna aan dat het OM stelt dat de verhuur van de werkkamers in de tenlastegelegde periode in feite door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is voortgezet. Dit zou neerkomen op een schijnconstructie, waarbij afwisselend de stromannen [verdachte] en [betrokkene 2] formeel [B] leidden, terwijl de opbrengsten uit kamerverhuur grotendeels in de zakken van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vloeiden. Voor deze schijnconstructie was het georganiseerd plegen van valsheid in geschrift nodig, ‘zoals de aanvraag van vergunningen of aanvraagformulieren voor de prostitutiebranche’. Uit het vervolg van de bewijsoverweging volgt dat het hof het bewijsmateriaal op basis van de aldus geformuleerde beschuldiging tegen het licht heeft gehouden. Het hof concludeert ‘dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [betrokkene 2] en [verdachte] gezamenlijk betrokken waren bij [B] ’, en dat dit samenwerkingsverband het oogmerk had ‘op het in deze rolverdeling jarenlang laten bestaan van een schijnconstructie, in welk kader valsheid in geschrift als misdrijf werd gepleegd’.
12. In deze bewijsoverweging ligt besloten dat het hof de tenlastelegging aldus heeft geïnterpreteerd dat de organisatie welke gevormd werd door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [betrokkene 2] en de verdachte, tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk valsheid in geschrifte, waarbij die valsheid bestond uit het valselijk opmaken en/of vervalsen van geschriften die betrekking hadden op de exploitatie van en/of vergunningen voor (onder meer) kamerverhuurbedrijf ‘ [B] ’. Het hof heeft de in de tenlastelegging specifiek genoemde geschriften kennelijk beschouwd als (voorbeelden van) valselijk opgemaakte geschriften, uit het opmaken waarvan het oogmerk van de organisatie blijkt. Die interpretatie van de tenlastelegging is niet onverenigbaar met haar bewoordingen en moet in cassatie worden geëerbiedigd.8.Ik merk daarbij op dat de tenlastelegging, voor zover van belang, spreekt over een organisatie die ‘tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het een of meermalen plegen van (…) valsheid in geschrifte (…) waarbij die valsheid (onder andere) bestond uit het valselijk opmaken en/of vervalsen van een of meer geschriften die betrekking hadden op de exploitatie van en/of vergunningen voor kamerverhuurbedrijf ‘ [B] ’ en/of ‘ [C] ’ te weten (onder meer)’. Uitgaande van deze interpretatie van de tenlastelegging faalt de eerste deelklacht, die ervan uitgaat dat de bewezenverklaring aldus moet worden uitgelegd dat zij inhoudt dat de organisatie specifiek het plegen van valsheid in de in de bewezenverklaring genoemde geschriften tot oogmerk had.
13. De stellers van het middel klagen voorts dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte daadwerkelijk een aandeel heeft gehad in, of heeft ondersteund, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het vervalsen of valselijk opmaken van de aanvraag vergunningen horecabedrijf/prostitutiebeleid op naam van [betrokkene 2] betreffende de percelen [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 3] d.d. 6 december 2006 (het eerste in de bewezenverklaring genoemde geschrift). In december 2006 was de verdachte volgens de stellers van het middel eigenaar noch exploitant van [B] en dat de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het opmaken van dit document zou niet uit de bewijsmiddelen blijken.
14. Als gezegd is van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr sprake ‘indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk’. Deelneming in de zin van art. 140 Sr heeft een ruime betekenis.9.Vereist is niet dat de verdachte een aandeel heeft gehad in een concreet misdrijf, of ondersteuning heeft geboden aan gedragingen die rechtstreeks verband houden met een concreet misdrijf. Dat wordt niet anders als een document uit het opmaken waarvan het oogmerk van de organisatie blijkt in de bewezenverklaring is vermeld. In zoverre de stellers van het middel ervan uitgaan dat het vermelden van het betreffende document in de bewezenverklaring meebrengt dat uit de bewijsmiddelen een vorm van concrete betrokkenheid van de verdachte bij het opstellen van dat document moet kunnen worden afgeleid, berust het middel op een onjuiste rechtsopvatting.
15. In rechtspraak van Uw Raad is verschillende malen aan de orde geweest of een samenstel van gedragingen kon worden aangemerkt als ‘deelneming’ aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. In HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 was bewezenverklaard dat de verdachte had deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven ‘namelijk valsheid in geschrifte en/of overtreding van de Wet Melding ongebruikelijke transacties en/of witwassen’. Het hof had als relevante gedragingen van de verdachte aangemerkt ‘het accepteren van aangeboden gelden en het uitvoeren van wisseltransacties, het onderhouden van contacten met de wisselaars, het bepalen van de wisselkoers, het accepteren dat wisseltransacties niet juist werden geregistreerd, het toelaten dat ongebruikelijke transacties onjuist werden gemeld, het voortzetten van wisselpraktijken als wisseltransacties door het MOT waren doorgemeld aan justitie’. Het hof had het vereiste opzet van de verdachte afgeleid ‘uit het gegeven dat hij bewust een bedrijfscultuur heeft laten ontstaan en laten voortbestaan waarin de regels omtrent het melden van ongebruikelijke transacties structureel niet werden nageleefd’. Daarbij was het volgens het hof ‘voor alle betrokkenen, ook voor verdachte, duidelijk dat de ter wisseling aangeboden gelden wel eens een criminele herkomst konden hebben’. Uw Raad overwoog dat ’s hofs oordeel dat de verdachte aan de organisatie had ‘deelgenomen’ in de betekenis die daar in art. 140 Sr aan toekomt, toereikend was gemotiveerd. Dit arrest is door Uw Raad aangehaald in enkele arresten van 15 maart 2016 die betrekking hadden op een coffeeshop; daarin werd een veroordeling in enkele gevallen wel en in andere gevallen niet gecasseerd.10.
16. Uit HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 komt naar voren dat deelneming (mede) kan worden afgeleid uit gedragingen die niet in zeer nauw verband staan met de misdrijven die de organisatie tot oogmerk heeft. Die benadering spreekt ook uit de conclusie van A-G Hofstee voor HR 5 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:838. De verdachte was veroordeeld wegens (onder meer) deelneming aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, bestaande uit (kort gezegd) valsheid in geschrifte, oplichting en gewoontewitwassen. Naar aanleiding van de klacht dat de verdachte niet aan deze organisatie zou hebben deelgenomen wijst Hofstee er onder meer op dat de verdachte haar echtgenoot en andere leden van de organisatie van dienst was geweest ‘door haar medewerking en naam te verlenen aan handelingen, documenten en voorwerpen die klaarblijkelijk noodzakelijk waren om de door de organisatie beoogde misdrijven tot uitvoering te brengen’. Zo had zij een eenmanszaak op haar naam laten zetten ‘als ware zij de eigenaresse’ daarvan en ‘als ware die onderneming voor haar rekening gedreven terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was’ (randnummer 21).11.Hofstee stelt in een recente conclusie dat om van ‘deelneming’ te kunnen spreken vereist is dat de betrokkene een rol vervult ‘die de verwezenlijking van het criminele oogmerk van de organisatie op enige wijze bevordert’ en dat (alleen) ‘de deelnemers aan een organisatie die in de criminele tak ervan geen enkele rol spelen buiten schot blijven’.12.
17. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [betrokkene 2] al op 27 augustus 2003 heeft aangevraagd dat ‘bedrijfsleider [verdachte] ’ wordt bijgeschreven ‘op de vergunningen van raambordelen aan [a-straat 1] , [a-straat 2], [a-straat 4] en [a-straat 3]’ (bewijsmiddel 4). Vanaf 1 april 2004 is verdachte op de exploitatievergunning afgegeven voor de categorie ‘Prostitutiebedrijf’ met betrekking tot de kamers [a-straat 1] , [a-straat 2], [a-straat 4] en [a-straat 3] geregistreerd als ‘leidinggevende’ (bewijsmiddel 1). Voorts zijn op 6 oktober 2006 door [betrokkene 2] ‘drie aanvragen gedaan voor vergunningen horecabedrijf/prostitutiebedrijf voor de percelen [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 3]’ en is daarbij een wijziging doorgegeven ‘van vennootschap onder firma naar eenmanszaak van raambordeel [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 3] met als bedrijfsleider [verdachte] en uitschrijving van [betrokkene 7] ’ (bewijsmiddel 4). De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 mei 2015 verklaard dat hij ‘beheerder’ was bij kamerverhuurbedrijf ‘ [B] ’ (bewijsmiddel 15). Het hof heeft mede in het licht van deze verklaring uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden dat de verdachte erin heeft bewilligd dat hij in (de aanvragen voor) vergunningen door [betrokkene 2] als (zijn) bedrijfsleider dan wel als ‘leidinggevende’ is opgevoerd. Dat heeft het hof kunnen aanmerken als het ondersteunen van gedragingen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het bewezenverklaarde oogmerk van de organisatie (het plegen van valsheid in geschrift in geschriften die betrekking hadden op de exploitatie van en/of vergunningen voor kamerbedrijf ‘ [B] ). De werkelijkheid, waarin de verdachte niet voor [betrokkene 2] werkte en geen ‘leidinggevende’ was, is daardoor verhuld. In zoverre de stellers van het middel klagen dat het hof niet uit de bewijsmiddelen heeft kunnen afleiden dat de verdachte in de periode (eind 2006) waarin [betrokkene 2] de in de bewezenverklaring vermelde vergunningaanvragen heeft ingediend, heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van valsheid in geschrift tot oogmerk heeft, faalt het derhalve.
18. Voor het geval Uw Raad daar anders over denkt, merk ik op dat in cassatie niet bestreden wordt dat de ‘aanvullende aanvraagformulieren Natuurlijke Personen voor de prostitutiebranche (inclusief Bibob-vragen)’ betreffende de percelen [a-straat 1] , [a-straat 2], [a-straat 4] en [a-straat 3] d.d. 20 januari 2010 op naam van de verdachte stonden en dat de verdachte deze zelf als ‘exploitant’ heeft ingediend (bewijsmiddelen 4, 6). En dat de verdachte de overeenkomst ‘Overdracht onderneming [B] Kamerverhuur’ d.d. 20 januari 2010, strekkend tot de overdracht om niet van [B] ‘door [betrokkene 2] aan de verdachte, (mede) heeft ondertekend (bewijsmiddel 5). Daaruit heeft het hof (ook) kunnen afleiden dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekten tot verwezenlijking van het oogmerk dan wel deze gedragingen heeft ondersteund.13.Ik wijs er daarbij op dat een bewezenverklaring inhoudend dat de verdachte in de periode van 1 januari 2004 tot en met 9 maart 2010 heeft deelgenomen aan (kort gezegd) een criminele organisatie, niet betekent dat hij in deze periode elke dag een aandeel moet hebben gehad in of ondersteuning moet hebben geboden aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.14.Ook daaruit volgt dat deze deelklacht faalt.
19. De stellers van het middel klagen tenslotte dat de bewezenverklaring meebrengt dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen volgen dat de verdachte in de hele periode 2004-2010 in zijn algemeenheid moet hebben geweten dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van valsheid in geschrifte. Dat zou niet uit de bewijsmiddelen volgen. Zelfs als wordt aangenomen dat uit de bewijsmiddelen kan volgen dat de verdachte in deze gehele periode heeft geweten dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de feitelijke eigenaren en exploitanten waren van ‘ [B] ’ betekent dat volgens de stellers van het middel nog niet dat de verdachte in deze hele periode heeft geweten dat deze feitelijke werkelijkheid niet overeenstemde met de juridische werkelijkheid, laat staan dat hij wist dat in dit verband valsheid in geschrifte werd gepleegd (onvoorwaardelijk opzet).
20. Uit het ‘Gemeentelijk dossier [B] ’ blijkt dat nadat in 2002 de vergunningen van [betrokkene 3] waren ingetrokken, vennootschap [B] de vergunningen heeft aangevraagd, waarbij in korte tijd vennoten vertrokken en er weer nieuwe bijkwamen. Op 29 september 2002 hebben de vennoten, nadat (vanuit de gemeente) was aangegeven dat betrokkenheid van vader en zoon [medeverdachte 1 en 2] bij de bordelen niet wenselijk was, schriftelijk verklaard dat de [medeverdachte 1 en 2] geen enkele bemoeienis zou hebben met de bordelen. Uit de exploitatievergunning [B] blijkt dat de verdachte per 1 april 2004 als leidinggevende is geregistreerd terwijl [betrokkene 2] vanaf dezelfde datum als exploitant en leidinggevende is geregistreerd (bewijsmiddel 1). Een uittreksel uit het handelsregister houdt in dat [betrokkene 2] de onderneming als eigenaar van een eenmanszaak dreef vanaf 8 april 2004 (bewijsmiddel 2). Uit dossiers van de gemeente Amsterdam wordt duidelijk dat diverse personen door de jaren heen vergunningen hebben aangevraagd als exploitant, beheerder dan wel mede-exploitant of beheerder van raambordelen aan de percelen [a-straat 1] , [a-straat 2], [a-straat 4] en [a-straat 3] (bewijsmiddel 4). Daaruit blijkt onder meer – zo werd reeds duidelijk - dat [betrokkene 2] al op 27 augustus 2003 heeft aangevraagd dat de ‘nieuwe beheerder, [betrokkene 7] en bedrijfsleider [verdachte] worden bijgeschreven op de vergunningen van raambordelen aan [a-straat 1] , [a-straat 2], [a-straat 4] en [a-straat 3]’. Uit een in 2010 opgemaakt proces-verbaal blijkt dat [betrokkene 2] in de jaren 2004 en 2005 een volledig dienstverband had bij [E] BV (bewijsmiddel 7). Uit dat proces-verbaal blijkt ook dat de verdachte in de jaren 2005 en 2006 de kamerverhuur regelde, en dat hij maar voor enkele uren per dag op de loonlijst stond. Verdachte zelf verklaart tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg dat hij eerst oproepkracht was, dat [betrokkene 2] er toen al was, en dat hij daarna een vaste aanstelling heeft gekregen. Hij zou in 2007/2008 meer zijn gaan werken en had ‘toen’ een vast contract (bewijsmiddel 16). Een getuige verklaart dat zij [medeverdachte 2] eind 2004 heeft leren kennen, dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de eigenlijke eigenaren van de kamers waren en dat zij verdachte als een loopjongen beschouwde (bewijsmiddel 26). Dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het voor het zeggen hadden blijkt ook uit de andere bewijsmiddelen.
21. Blijkens de bewijsoverweging heeft het hof uit de inhoud van de bewijsmiddelen afgeleid dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , [betrokkene 2] en de verdachte gezamenlijk betrokken waren bij [B] , dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] daar de leiding hadden en dat [betrokkene 2] en de verdachte daarin de ondersteunende (beheer, werkzaamheden) en faciliterende (vergunningen, tenaamstelling) rollen vervulden. Het hof heeft de vraag of dit samenwerkingsverband moet worden gezien als een criminele organisatie, bevestigend beantwoord, omdat dit samenwerkingsverband het oogmerk had ‘op het in deze rolverdeling jarenlang laten bestaan van een schijnconstructie, in welk kader valsheid in geschrift als misdrijf werd gepleegd, en waarbij elke verdachte een wezenlijke rol speelde’. Het bewijs van het opzet van de verdachte op de deelname aan en op het oogmerk van de organisatie volgt volgens het hof ‘uit de bewijsmiddelen en uit hetgeen hiervoor is overwogen’.
22. Het hof heeft -gelet op deze bewijsoverweging - kennelijk uit de bewijsmiddelen afgeleid dat de verdachte in de (gehele) bewezenverklaarde periode in zijn algemeenheid wist dat de organisatie het plegen van valsheid in geschrift tot oogmerk had. Het hof heeft dat ook uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden. In augustus 2003 heeft [betrokkene 2] aangevraagd dat verdachte (als bedrijfsleider) wordt bijgeschreven op de vergunning, vanaf 1 april 2004 is hij in de vergunning als leidinggevende geregistreerd, terwijl zijn taken volgens zijn eigen verklaring in die periode niet met die functie spoorden (bewijsmiddel 16). En het hof heeft kunnen aannemen dat de verdachte moet hebben geweten (en dus wist) dat [betrokkene 2] slechts op papier een functie in de onderneming vervulde. De verdachte wist derhalve dat de feitelijke situatie niet met de juridische verhoudingen overeenkwam; het hof heeft daaruit kunnen afleiden dat de verdachte wist dat de organisatie het plegen van valsheid in geschrift, waar noodzakelijk om de feitelijke situatie in stand te houden, tot oogmerk had. Ik teken daarbij aan dat het betreffende oogmerk niet het hoofddoel van de organisatie behoeft te vormen. Het vereiste oogmerk is ook aanwezig als de misdrijven een middel zijn om het hoofddoel te bereiken en het plegen van misdrijven behoeft niet de voornaamste bestaansgrond van de organisatie te zijn.15.
23. Het eerste middel faalt.
Het tweede middel
24. Het tweede middel klaagt over overschrijding van de inzendtermijn na het instellen van het cassatieberoep.
25. Namens de verdachte is op 11 juni 2018 beroep in cassatie ingesteld. Blijkens de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv zijn de stukken van het geding op 15 oktober 2019 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen. Daarmee is de inzendingstermijn van acht maanden met ruim acht maanden overschreden.
26. Het tweede middel slaagt.
27. Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering. Het tweede middel slaagt. Ambtshalve wijs ik erop dat Uw Raad meer dan twee jaren nadat beroep in cassatie is ingesteld arrest zal wijzen. Ook dat dient tot strafvermindering te leiden. Voor het overige heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
28. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf in de mate die Uw Raad gepast voorkomt, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑06‑2020
Het hof heeft naar aanleiding van de tenlastelegging het volgende overwogen (p. 3 arrest): ‘In de tenlastelegging is vermeld dat de ‘Aanvullend aanvraagformulier Natuurlijke personen voor de Prostitutiebranche’ telkens door [verdachte] zijn ondertekend op 10 januari 2010. Uit de stukken in het dossier blijkt dat deze datum onjuist en dat hij die formulieren heeft ondertekend op 20 januari 2010. Ook is in de tenlastelegging vermeld dat de 'Aanvraag vergunningen horecabedrijf /prostitutiebeleid' op naam van [betrokkene 2] betreffende de percelen [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 3] zijn gedateerd 6 december 2006. Uit de stukken in het dossier blijkt echter dat die aanvragen op 6 december 2006 (kennelijk) door gemeente zijn ondertekend maar door [betrokkene 2] op 6 oktober 2006. Naar het oordeel van het hof is hier telkens sprake van een kennelijke misslag. Het hof zal de tenlastelegging op deze punten dan ook verbeterd lezen. De verdachte wordt hierdoor in zijn verdedigingsbelangen niet geschaad.’ Uit de bewezenverklaring blijkt dat alleen de eerste misslag daarin is hersteld; op het andere punt kan de bewezenverklaring verbeterd worden gelezen.
Sinds het begin van de bewezenverklaarde periode is art. 140 Sr viermaal gewijzigd (Stb. 2004, 290, Stb. 2006, 600, Stb. 2011, 272 en Stb. 2019, 311). Deze wijzigingen zijn voor de onderhavige zaak niet van belang.
Vgl. onder meer HR 18 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0858, NJ 1998/225 m.nt. De Hullu, rov. 5.3, en HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4415, NJ 2011/21, rov. 3.5.2; HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 15 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:406.
HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378, NJ 2018/169, rov. 2.3.2 met verwijzingen.
HR 18 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0858, NJ 1998/225, m.nt. De Hullu. Zie ook HR 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651, NJ 2003/64 en HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9814. Zie over deze eis nader A. Kesteloo, ‘Het bijzonder opzetvereiste bij deelneming aan een criminele organisatie: wetenschap (in de zin van onvoorwaardelijk opzet)’, TPWS 2016/8.
HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559, m.nt. Mevis, rov. 3.4.
Zie hierover A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, 9e druk, Deventer: Wolters Kluwer 2018. p. 205-206 en de daar genoemde jurisprudentie. De stellers van het middel klagen overigens ook niet dat de uitleg van het hof in strijd is met de bewoordingen van de tenlastelegging.
Zie hierover J. de Hullu, Materieel Strafrecht, 7e druk, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 447.
Vgl. ECLI:NL:HR:2016:400 en ECLI:NL:HR:2016:406 (slagende bewijsklacht); ECLI:NL:HR:2016:403, ECLI:NL:HR:2016:404 en HR 15 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:408 (falende bewijsklacht). Eerder was de ondergrens van het begrip ‘deelneming’ aan de orde in enkele arresten die mede zagen op deelneming aan een terroristische organisatie (HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5178, BW5161, BW5136 en BW5132, waarvan de eerste drie zijn gepubliceerd in NJ 2012/656-658 m.nt. Keijzer). Keijzer leidt uit deze arresten, waarin de veroordelingen eveneens deels wel en deels niet werden gecasseerd, af dat van ondersteunen sprake is als ‘het gevaar van verwezenlijking van die misdrijven wordt vergroot’.
Hofstee noemt daarnaast andere redengevende feiten en omstandigheden. Zie ook zijn conclusie voorafgaand aan HR 5 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:835, randnummer 12.
Conclusie voor HR 24 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:448, randnummer 86.
In dat licht rijst, mede in aanmerking genomen dat het slagen van beide andere deelklachten er niet aan zou afdoen dat het hof de bewezenverklaring in het licht van de betrokkenheid van de verdachte bij deze documenten uit de bewijsmiddelen heeft kunnen afleiden, de vraag naar het belang van het middel. Ik laat dat verder rusten.
HR 2 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3728, NJ 2002/536, rov. 3.4. Vgl. bijvoorbeeld ook de conclusie van A-G Bleichrodt (randnummer 18) voorafgaand aan HR 12 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1741 (art. 81 RO).
HR 6 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:AB9524, NJ 1993/100; HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148, NJ 2010/357, rov. 2.3.4. Zie nader J.W. Fokkens, Noyon/Langemeijer/Remmelink, Wetboek van Strafrecht, aant. 2 bij art. 140 (actueel t/m 15 september 2019).