NJFS 2020/351
Verlenging proeftijd van voorwaardelijke invrijheidstelling van voor 1 januari 2018 veroordeelde is in strijd met art. 7 EVRM.
Rb. Gelderland 07-08-2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:4168
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
7 augustus 2020
- Magistraten
Mrs. J.M. Hamaker, F.J.H. Hovens, A.J.H. Steenweg
- Zaaknummer
05/239930-17
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBGEL:2020:4168, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 07‑08‑2020
- Wetingang
Essentie
Voorwaardelijke invrijheidstelling. Legaliteitsbeginsel. De OvJ heeft een verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd bij een vóór 1 januari 2018 veroordeelde. De verlenging van de proeftijd kan worden gezien als een strafverzwaring, omdat voortzetting van de detentie langer kan worden toegewezen. Deze strafverzwaring was ten tijde van de berechting voor de veroordeelde niet voorzienbaar. Nu de verlenging van de proeftijd zou neerkomen op een substantiële verzwaring van de straf is deze verlenging onverenigbaar met art. 7 EVRM. Art. 6.1.18 Sv wordt daarom in casu buiten toepassing verklaard. Volgt niet-ontvankelijkverklaring OM in de vordering ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.