Hof Amsterdam, 19-05-2020, nr. 200.264.595/01 NOT
ECLI:NL:GHAMS:2020:1244
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
19-05-2020
- Zaaknummer
200.264.595/01 NOT
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:1244, Uitspraak, Hof Amsterdam, 19‑05‑2020; (Hoger beroep)
Uitspraak 19‑05‑2020
Inhoudsindicatie
Beroep tegen een voorzittersbeslissing van de kamer ten aanzien van het treffen van een ordemaatregel. Stille bewindvoering. BFT en stille bewindvoerder zijn belanghebbenden. artikel 25b van de Wet op het notarisambt. De kamer heeft de ordemaatregelen zoals genomen in de beslissing van de voorzitter van de kamer bekrachtigd. Het hof is van oordeel dat de voorzitter niet het definitieve rapport van het BFT behoefde af te wachten voordat hij mocht overgaan tot de benoeming van een stille bewindvoerder. Hof bevestigt de beslissing van de kamer.
Partij(en)
beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.264.595/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/355904 KL RK 19-92
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 mei 2020
inzake
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
appellant,
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende 1] ,
kandidaat-notaris te [plaats] ,
hierna te noemen: de stille bewindvoerder,
2. BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT ,
gevestigd te Utrecht .
1. Het geding in hoger beroep
1.1.
Appellant (hierna: de notaris) heeft op 20 augustus 2019 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 22 juli 2019 (ECLI:NL:TNORARL:2019:49). De kamer heeft in de bestreden beslissing de ordemaatregelen zoals genomen in de beslissing van de voorzitter van de kamer van 4 juli 2019 (ECLI:NL:TNORARL:2019:50) bekrachtigd.
1.2.
De notaris heeft op 17 oktober 2019 een aanvullend beroepschrift ingediend.
1.3.
De stille bewindvoerder en het Bureau Financieel Toezicht hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden gelegenheid schriftelijke reacties bij het hof in te dienen.
1.4.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 5 maart 2020. De notaris en de stille bewindvoerder zijn verschenen. Namens het BFT is verschenen mr. [A] , vergezeld van mr. [B] , werkzaam bij het BFT . De notaris, de stille bewindvoerder en mr. [A] hebben het woord gevoerd.
2. Feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Bij beslissing van 4 juli 2019 heeft de voorzitter van de kamer bij wijze van ordemaatregel ingevolge artikel 25b van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna):
- mevrouw mr. [belanghebbende 1] , kandidaat-notaris te [plaats] , met ingang van 8 juli 2019, voor de duur van zes maanden tot stille bewindvoerder benoemd naast de notaris.
- bepaald dat de stille bewindvoerder de notaris advies en begeleiding geeft bij de bedrijfsvoering en tevens bevoegd is om daarover bindende aanwijzingen te geven;
- de notaris opgedragen de concept-rapportage van het BFT van 18 juni 2019 en zijn reactie daarop van 29 juni 2019 ter beschikking van de stille bewindvoerder te stellen;
- de notaris opgedragen de stille bewindvoerder te informeren over de uitkomst van de in het verleden gedane intercollegiale toetsingen van zijn notariskantoor door een auditor van de Koninklijke notariële beroepsorganisatie;
-het honorarium van de stille bewindvoerder vastgesteld op € 150,00 per uur (exclusief btw) en het honorarium voor de door haar te maken reistijd van haar woonplaats naar het kantoor van de notaris vastgesteld op € 75,00 per uur (exclusief btw);
- bepaald dat de notaris aan de stille bewindvoerder een voorschot van €3.000,00 (exclusief btw), betaalt.
2.2.
Bij beslissing van de kamer van 22 juli 2019 heeft de kamer de ordemaatregelen zoals genomen in de beslissing van de voorzitter van de kamer van 4 juli 2019 bekrachtigd.
3. Standpunt van de notaris/gronden van het beroep
Beroepsgrond i
3.1.
De voorzitter had volgens de notaris pas een beslissing kunnen nemen nadat de rapportage van het BFT van 18 juni 2019 definitief was vastgesteld. Ten tijde van de voorzittersbeslissing van 4 juli 2019 en de benoeming van de stille bewindvoerder was er nog slechts een concept-rapportage.
Beroepsgrond ii
3.2.
Een aantal zaken in het rapport van het BFT is niet correct weergegeven.
Beroepsgrond iii
3.3.
Het door de kamer afgegeven proces-verbaal van het gesprek van de voorzitter met de notaris op 27 juni 2019 geeft het besprokene niet correct weer.
Beroepsgrond iv
3.4.
Door de voorzitter is bepaald dat de door hem benoemde stille bewindvoerder bevoegd is om bindende aanwijzingen te geven. Deze bevoegdheid raakt de onafhankelijke positie van de notaris. Het besluit van de voorzitter kan daarom niet in stand blijven.
4. Standpunt van de stille bewindvoerder
4.1.
Ter terechtzitting heeft de stille bewindvoerder verklaard dat zij de notaris geen bindende aanwijzingen heeft gegeven. Voorts heeft de stille bewindvoerder verklaard dat zij de zorgen van het BFT omtrent de zorgwekkende financiële situatie van de notaris deelt. De stille bewindvoerder heeft ten slotte opgemerkt dat haar bevoegdheid om bindende aanwijzingen te geven niet de onafhankelijke positie van de notaris raakt; deze bevoegdheid ziet niet op ambtshandelingen van de notaris maar op de stille bewindvoering zelf.
5. Standpunt van het BFT
5.1.
Het BFT heeft naar voren gebracht dat het ook hangende een onderzoek de voorzitter van de kamer kan verzoeken om een spoedvoorziening te treffen. Ter zake van dit verzoek is de notaris door de voorzitter op 27 juni 2019 in het bijzijn van de secretaris gehoord. De voorzitter heeft toen geen aanleiding gezien om een spoedvoorziening te treffen. De concept-rapportage van het BFT van 18 juni 2019 was voor de voorzitter wél aanleiding om een stille bewindvoerder te benoemen. Daartoe was hij bevoegd. Deze ordemaatregel is op 22 juli 2019 door de kamer bekrachtigd.
6. Beoordeling
Ontvankelijkheid/belang
6.1.
Het hof stelt het volgende voorop. Nu de kamer in haar beslissing van 22 juli 2019 de beslissing van 4 juli 2019 heeft bekrachtigd en de notaris aan de stille bewindvoerder een voorschot voor haar werkzaamheden diende te betalen heeft de notaris als gevolg van deze beslissing kosten moeten maken, althans is deze beslissing van invloed op de financiële positie van de notaris.
Reeds daarmee is zijn belang bij dit hoger beroep gegeven, ook al was ten tijde van de behandeling van het beroep de periode waarop de stille bewindvoering zag inmiddels verstreken.
Beroepsgrond i
6.2.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de voorzitter niet het definitieve rapport van het BFT behoefde af te wachten voordat hij mocht overgaan tot de benoeming van een stille bewindvoerder. Indien de continuïteit van een notariskantoor in gevaar dreigt te komen dan voorziet de wet erin dat de voorzitter per direct de bevoegdheid heeft om de gewenste ordemaatregelen te treffen (artikel 25b Wna). Die bevoegdheid is niet afhankelijk van de vraag of het BFT een definitief rapport heeft opgesteld. Beroepsgrond i is daarmee ongegrond.
Beroepsgrond ii
6.3.
Daargelaten of in het rapport van het BFT zaken niet correct zijn weergegeven, het hof is met de kamer van oordeel dat de door het BFT geconstateerde (en deels door de notaris erkende) problemen met de financiële situatie van zowel het kantoor als van de notaris in privé, de bezetting van het kantoor en de administratie, voldoende aanleiding zijn om de door de voorzitter getroffen ordemaatregel te kunnen rechtvaardigen. Daarmee faalt beroepsgrond ii.
Beroepsgrond iii
6.4.
De vraag of het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg omissies bevat, behoeft geen bespreking, omdat het hof op grond van artikel 107 lid 4 Wna de zaak opnieuw in volle omvang behandelt. Nu de notaris niet heeft toegelicht hoe de door hem bedoelde onjuistheden in het proces-verbaal hebben geleid tot een onjuiste beslissing van de voorzitter, sorteert ook beroepsgrond iii geen effect.
Beroepsgrond iv
6.5.
Met de notaris is het hof van oordeel dat de bevoegdheid van de stille bewindvoerder om gedurende dit bewind bindende aanwijzingen te mogen geven (welke bevoegdheid in artikel 25b lid 2 Wna een wettelijke grondslag heeft), niet kan afdoen aan zijn notariële onafhankelijkheid. Deze bindende aanwijzingen mogen wél zien op zijn bedrijfsvoering, voor zover deze zijn notariële onafhankelijkheid niet raken. De stille bewindvoerder heeft overigens geen bindende aanwijzingen gegeven. Ook beroepsgrond iv is daarmee ongegrond.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. Beslissing
Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, J.H. Lieber en J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2020 door de rolraadsheer.