Vgl. HR 15 juni 1993, nr. 94.253 (ongepubliceerd).
HR, 05-11-2013, nr. 12/00127
ECLI:NL:HR:2013:1114
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-11-2013
- Zaaknummer
12/00127
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:1114, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑11‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1127, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:1127, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑09‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:1114, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑02‑2012
- Wetingang
art. 266 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NJ 2014/53 met annotatie van
SR-Updates.nl 2013-0422
NbSr 2013/366 met annotatie van mr. drs. C.J.A. de Bruijn
Uitspraak 05‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Belediging “in zijn tegenwoordigheid”, art. 266 Sr. De aangeefster heeft i.c. de belediging vernomen bij het afluisteren van de voicemail waarop verdachte deze had ingesproken. ’s Hofs oordeel dat onder omstandigheden sprake kan zijn van belediging van iemand “in zijn tegenwoordigheid mondeling [aangedaan]” indien de beledigde niet in de fysieke nabijheid verkeert van degene die beledigt of de beledigde die belediging eerst op een later tijdstip verneemt dan dat zij is gedaan, is, gelet op doel en strekking van art. 266.1 Sr, juist.
Partij(en)
5 november 2013
Strafkamer
nr. 12/00127
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 oktober 2011, nummer 20/001536-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof een te ruime uitleg heeft gegeven aan het delictsbestanddeel "in zijn tegenwoordigheid" in art. 266 Sr.
2.2.1.
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"zij op 17 september 2009 te Tilburg opzettelijk beledigend [verbalisant 1], in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd "Vieze kankerhoer"."
2.2.2.
De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte van regiopolitie Midden en West Brabant, district Tilburg, Team Wilhelminapark, proces-verbaalnummer 2009165848-1, dossierpagina's 9 t/m 13, d.d. 17 september 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2], aspirant van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1] en als relaas van bevindingen van de betreffende verbalisant, zakelijk weergegeven:
Tijdens deze aangifte, om 10.51 uur, kwam een voicemailbericht binnen op mijn telefoon. Ik heb jou, verbalisant, dit bericht laten horen. Het is [verdachte] die het bericht inspreekt. [verdachte] zegt in dit voicemailbericht het volgende: "Vieze kankerhoer. (...) Ik sta voor je huis en ik blijf voor je huis wachten. Iedereen van mijn mensen blijft op je wachten."
Opmerking verbalisant:
lk hoorde tijdens het opnemen van de aangifte dat een voicemailbericht binnenkwam op de telefoon van aangeefster met de tekst: "Vieze kankerhoer. (...) Ik sta voor je huis en ik blijf voor je huis wachten. Iedereen van mijn mensen blijft op je wachten."
Tijdens de aangifte wordt aangeefster gebeld door een huisgenoot met de mededeling dat [verdachte] voor de deur staat.
2. Een proces-verbaal "Klachte tegen natuurlijk persoon" van regiopolitie Midden en West Brabant, district Tilburg, Team Wilhelminapark, proces-verbaalnummer 2009165848-7, dossierpagina 14, d.d. 13 oktober 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3], inspecteur en hulpofficier van justitie, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1], zakelijk weergegeven:
Ik, [verbalisant 1], wil een klacht indienen tegen
[verdachte]. De reden hiervoor is belediging gepleegd door [verdachte].
Ik verzoek u hierbij tegen [verdachte] een strafrechtelijke vervolging te doen instellen.
3. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij of het klopt dat ik [verbalisant 1] op 17 september 2009 via de voicemail heb uitgescholden voor vieze kankerhoer. Dat zou kunnen. Het is gewoon gebeurd."
2.2.3.
Het bestreden arrest houdt onder het hoofd "Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs" voorts het volgende in:
"Het hof is - met de rechter in eerste aanleg en de advocaat-generaal - van oordeel dat het uiten van beledigende woorden per voicemail opgevat kan worden als het in iemands tegenwoordigheid mondeling beledigende woorden toevoegen. In de rechtspraak is eerder bepaald dat sprake is van een belediging in tegenwoordigheid van de beledigde indien per telefoon wordt beledigd (Rb. Amsterdam 18 december 1913, NJ 1914, 246). Door het inspreken van een voicemailbericht (met een beledigend karakter, zie hierna) heeft de verdachte kennelijk de vooropgezette bedoeling gehad om deze uitlatingen op een later moment te laten vernemen. Ook in dat geval is naar het oordeel van het hof sprake van belediging in tegenwoordigheid van de ontvanger: deze verneemt de woorden rechtstreeks van de belediger, zij het - vermoedelijk - na enig tijdsverloop."
2.3.
Art. 266, eerste lid, Sr luidt als volgt:
"Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie."
2.4.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 266, eerste lid, Sr. Daarom moeten de in de tenlastelegging voorkomende woorden "in zijn tegenwoordigheid" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in die bepaling.
2.5.
Het oordeel van het Hof dat onder omstandigheden sprake kan zijn van belediging van iemand "in zijn tegenwoordigheid mondeling aangedaan" indien de beledigde niet in de fysieke nabijheid verkeert van degene die beledigt of de beledigde die belediging eerst op een later tijdstip verneemt dan dat zij is gedaan, is, gelet op doel en strekking van art. 266, eerste lid, Sr, juist.
In dit geval heeft de aangeefster de belediging vernomen bij het afluisteren van de voicemail waarop de verdachte deze had ingesproken. Gelet op het vorenstaande heeft het Hof met zijn oordeel dat de belediging de aangeefster aldus in haar tegenwoordigheid mondeling is aangedaan, niet een te ruime uitleg gegeven aan art. 266, eerste lid, Sr.
2.6.
Het middel faalt.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 120,-, subsidiair 2 dagen hechtenis, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 november 2013.
Conclusie 10‑09‑2013
Inhoudsindicatie
Belediging “in zijn tegenwoordigheid”, art. 266 Sr. De aangeefster heeft i.c. de belediging vernomen bij het afluisteren van de voicemail waarop verdachte deze had ingesproken. ’s Hofs oordeel dat onder omstandigheden sprake kan zijn van belediging van iemand “in zijn tegenwoordigheid mondeling [aangedaan]” indien de beledigde niet in de fysieke nabijheid verkeert van degene die beledigt of de beledigde die belediging eerst op een later tijdstip verneemt dan dat zij is gedaan, is, gelet op doel en strekking van art. 266.1 Sr, juist.
Nr. 12/00127 Zitting 10 september 2013 | Mr. Jörg Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Bij arrest van 4 oktober 2011 is de verdachte door het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch wegens “Eenvoudige belediging” veroordeeld tot een geldboete van € 120,-, subsidiair twee dagen hechtenis.
2. Namens de verdachte heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgedragen.
3. Het middel klaagt dat het Hof een te ruime betekenis heeft toegekend aan de in de bewezenverklaring voorkomende woorden "in zijn tegenwoordigheid", althans dat het Hof zijn oordeel hieromtrent ontoereikend heeft gemotiveerd.
4. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
“zij op 17 september 2009 te Tilburg opzettelijk beledigend [verbalisant 1], in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd “Vieze kankerhoer".”
5. Dat deze bewezenverklaring in voldoende mate steunt op de gebezigde bewijsmiddelen wordt niet betwist. Ik laat de bewijsvoering daarom onvermeld.
6. Het bestreden arrest houdt in, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang:
“Het hof is - met de rechter in eerste aanleg en de advocaat-generaal - van oordeel dat het uiten van beledigende woorden per voicemail opgevat kan worden als het in iemands tegenwoordigheid mondeling beledigende woorden toevoegen. In de rechtspraak is eerder bepaald dat sprake is van een belediging in tegenwoordigheid van de beledigde indien per telefoon wordt beledigd (Rb. Amsterdam 18 december 1913, NJ 1914, 246). Door het inspreken van een voicemailbericht (met een beledigend karakter, zie hierna) heeft de verdachte kennelijk de vooropgezette bedoeling gehad om deze uitlatingen op een later moment te laten vernemen. Ook in dat geval is naar het oordeel van het hof sprake van belediging in tegenwoordigheid van de ontvanger: deze verneemt de woorden rechtstreeks van de belediger, zij het - vermoedelijk - na enig tijdsverloop.”
7. Art. 266, eerste lid Sr luidt:
“Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.”
8. Het middel stelt de vraag aan de orde of bij een belediging per voicemailbericht gesproken kan worden van een mondelinge belediging van een ander ‘in diens tegenwoordigheid’. Ten tijde van de totstandkoming van (de voorloper van) art. 266 Sr heeft de wetgever met deze vraag vanzelfsprekend geen rekening kunnen houden.
9. In het oordeel van het Hof ligt besloten dat het inspreken van een beledigend voicemailbericht met de kennelijke bedoeling om de ontvanger deze boodschap op een later moment te laten vernemen, gelijkgesteld kan worden aan een rechtstreekse belediging in iemands tegenwoordigheid, zolang het opzet van de verdachte maar is gericht op het beledigen van de persoon tegen wie hij de beledigende uiting richt.
10. Deze opvatting lijkt mij juist. Immers: “de tegenstelling tussen belediging in het openbaar en belediging door een toegezonden of aangeboden geschrift of mondeling in tegenwoordigheid van de beledigde heeft toch geen andere betekenis dan dat de belediging óf in het openbaar gedaan óf de beledigde persoonlijk toegevoegd moet zijn, en de bedoeling is blijkbaar enkel uitsluiting van strafbaarheid van een beledigend woord dat alleen tegenover een derde is geuit zonder het doel daaraan ruchtbaarheid te geven,” aldus NLR, aant. 3 bij art. 266 Sr. Voor de vaststelling of een beledigende uiting in de tegenwoordigheid van het slachtoffer is gedaan maakt het in beginsel niet uit of het slachtoffer zich in de fysieke nabijheid van de belediger bevindt. Indien een beledigende uiting het slachtoffer via moderne communicatiemiddelen bereikt kan ook dan worden gesproken van een belediging ‘in zijn tegenwoordigheid’.1.De omstandigheid dat daarbij in bepaalde gevallen – zoals in de onderhavige zaak - sprake kan zijn van enige vertraging tussen het uiten van de belediging en de kennisneming daarvan door het slachtoffer doet daaraan niet af.
11. Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte kennelijk de bedoeling had dat het slachtoffer – zij het met enige vertraging – kennis zou nemen van haar op de voicemail van het slachtoffer ingesproken belediging, getuigt het oordeel van het Hof niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk.
12. Het middel faalt. Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
13. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaalbij de Hoge Raad der Nederlanden
Waarnemend A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑09‑2013
Beroepschrift 24‑02‑2012
Zaaknummer: S 12/00127
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Kamer voor Strafzaken
Postbus 20303
2500 EH 's‑Gravenhage
Namens verzoekster, [verzoekster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, wonende te [woonplaats], draag ik het volgende cassatiemiddel voor tegen het arrest van het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch, uitgesproken op 4 oktober 2011, onder parketnummer 20-001536-10, waarbij verzoekster wegens ‘eenvoudige belediging’ is veroordeeld tot een geldboete van € 120,- (honderdtwintig euro):
Middel:
Er is sprake van schending van het recht en / of van verzuim van vormen, zoals bedoeld in artikel 79 RO. Het hof heeft een onjuiste uitleg gegeven aan het delictsbestanddeel ‘in zijn tegenwoordigheid’. Het oordeel van het hof met betrekking tot de uitleg van het bepaalde in artikel 266 Sr geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting en / of is onbegrijpelijk.
Naar aanleiding van het verweer dat een belediging per voicemailbericht niet kan worden beschouwd als een belediging ‘iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling, aangedaan’, heeft het hof het volgende overwogen:
‘Ad a)
Het hof is — met de rechter in eerste aanleg en de advocaat-generaal — van oordeel dat het uiten van beledigende woorden per voicemail opgevat kan worden als het in iemands tegenwoordigheid mondeling beledigende woorden toevoegen. In de rechtspraak is eerder bepaald dat sprake is van een belediging in tegenwoordigheid van de beledigde indien per telefoon wordt beledigd (Rb. Amsterdam 18 december 1913, NJ 1914, 246). Door het inspreken van een voicemailbericht (met een beledigend karakter, zie hierna) heeft de verdachte kennelijk de vooropgezette bedoeling gehad om deze uitlatingen op een later moment te laten vernemen. Ook in dat geval is naar het oordeel van het hof sprake van belediging in tegenwoordigheid van de ontvanger: deze verneemt de woorden rechtstreeks van de belediger, zij het — vermoedelijk — na enig tijdsverloop.’
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat het kenmerkende van het inspreken van een voicemailbericht is, dat degene die het bericht ontvangt, op het moment dat het wordt ingesproken niet aanwezig is (althans de telefoon niet opneemt). De uitlating wordt per definitie — en anders dan in de situatie waarin een telefoongesprek plaatsvindt — niet in diens tegenwoordigheid gedaan. De ontvanger neemt eerst op een later moment kennis van de (beledigende) boodschap.
De situatie is vergelijkbaar met het geval waarin iemand een beledigende boodschap opneemt op een cassettebandje en dat bandje vervolgens per gewone post naar een ander stuurt. Die ander is niet ‘tegenwoordig’ bij de belediging en neemt eerst (veel) later kennis van de inhoud van de boodschap. Degene die het bandje ontvangt, zal zelfs de nodige moeite moeten doen om de boodschap daadwerkelijk te kunnen horen. Zo is het ook met een voicemailbericht. De ontvanger heeft geen direct contact met de verzender, maar moet inbellen naar een voicemailbox van een provider (meestal door het nummer 1233 in te toetsen) om kennis te kunnen nemen van het bericht. In dit opzicht verschilt de situatie die in deze zaak aan de orde is wezenlijk van de situatie waarin iemand ‘rechtstreeks’ contact met iemand anders heeft via de telefoon of bijvoorbeeld via de webcam door middel van een Skype-verbinding. In die laatste gevallen is er sprake van een ‘direct’ contact en waarbij gezegd kan worden dat iemand ‘in zijn tegenwoordigheid’ wordt beledigd.
Het enkele feit dat de boodschap ‘rechtstreeks’ afkomstig is van de belediger, brengt nog niet met zich dat de uitlating is gedaan ‘in tegenwoordigheid’ van de persoon voor wie de boodschap kennelijk is bedoeld. Het andersluidende oordeel van het hof geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting en / of is onbegrijpelijk.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, kantoorhoudende te Leeuwarden, aan de Ossekop 11 (Postbus 324, 8901 BC), die bij deze verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoekster.
Leeuwarden, 24 februari 2012
J. Boksem