Rb. Rotterdam, 26-04-2017, nr. C/10/501641 / HA ZA 16-489
ECLI:NL:RBROT:2017:3566
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
26-04-2017
- Zaaknummer
C/10/501641 / HA ZA 16-489
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2017:3566, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 26‑04‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JA 2017/91
Uitspraak 26‑04‑2017
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/501641 / HA ZA 16-489
Vonnis van 26 april 2017
in de zaak van
naamloze vennootschap
EVIDES N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. F.J. van Velsen te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] ,
gevestigd te Strijen,
gedaagde,
advocaat mr. M.J. Goedhart te Rotterdam,
Partijen zullen hierna Evides en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 26 april 2016,
- -
de akte overlegging producties en nadere substantiëring vorderingen met producties,
- -
de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde] ,
- -
de conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring van Evides,
- -
het vonnis in het incident van 3 augustus 2016,
- -
de conclusie van antwoord met producties,
- -
het tussenvonnis (bij brief) van 5 oktober 2016 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- -
de akte overlegging producties en nadere toelichting ten behoeven van de comparitie van Evides met producties,
- -
het proces-verbaal van comparitie van partijen van 26 januari 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
In oktober 2013 is onder verantwoordelijkheid van [gedaagde] de watergang uitgebaggerd die gelegen is aan de waterkring van het Haringvliet te Goudswaard (gemeente Korendijk). Hierbij werd gebruik gemaakt van een onderaannemer die met een baggerschuifboot baggerspecie verzamelde en naar één plaats schoof, alwaar de baggerspecie met een door [gedaagde] gehuurde graafmachine in een oplegger werd geschept.
2.2.
Op 11 oktober 2013 werden die baggerwerkzaamheden uitgevoerd ter hoogte van de Dwarsweg en de Nieuwendijk te Goudswaard (gemeente Korendijk) en werd de baggerspecie door de baggerschuifboot bijeen gebracht naast de brug ter hoogte van de kruising van die wegen. Bij deze werkzaamheden is schade toegebracht aan een zinker die deel uitmaakt van het net van Evides. Deze zinker bevond zich op de plek waar de baggerspecie door de baggerschuifboot werd bijeengebracht en door de graafmachine werd opgeschept.
2.3.
[gedaagde] heeft een melding bij het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (verder: het KLIC) gedaan, maar deze strekt zich niet uit tot de onder 2.2. bedoelde locatie.
2.4.
In opdracht van Evides heeft [expertisebureau] (verder: [expertisebureau] ) een onderzoek ingesteld ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid. Op 23 januari 2015 heeft [expertisebureau] een Interim-rapport van Expertise uitgebracht. De relevante passages van dit rapport luiden:
“[…]
Uit deze inspectie blijkt dat de beschadigde zinker de watergang haaks kruist in plaats van diagonaal en dat deze niet van staal is maar bestaat uit gesegmenteerde asbesthoudende cementenbuizen.
Dit in afwijking van de beschikbare beheerstekeningen en de (…) verstrekte klictekening.
[…]
Tijdelijk herstel
Door de moeilijk te bereiken plaats van de schade werd de zinker op 11 en 12 oktober 2013 buiten dienst genomen door de leiding aan beide oevers af te sluiten met blindplaten. Hiervoor was het noodzakelijk de asfaltverharding van de Nieuwendijk open te breken om de leiding te kunnen bereiken.
De waterlevering werd door de ringconstructie tijdelijk gewaarborgd. Eén woning aan de Dwarsweg werd voorzien van een tijdelijke aansluiting doordat de huisaansluitleiding door de afsluiting van de zinkerconstructie werd onderbroken.
Definitief herstel
[…]”
2.5.
De handelingsprotocollen 15 t/m 18 van de ‘Richtlijn zorgvuldig graafproces’ (CROW 250) vermelden:
Niet aantreffen netonderdeel
“15 Stel bij het niet aantreffen van het op te zoeken netonderdeel in een gemaakte proefsleuf, uitgevoerd volgens de maximaal te hanteren afmetingen als voornoemd, de netbeheerder hier van op de hoogte.
16 Vraag advies aan de betreffende netbeheerder.
17 Breid zonodig de gemaakte proefsleuf op aanwijzing van de netbeheerder uit.
18 Stel, wanneer het gezochte netonderdeel ook bij handeling 17 niet wordt aangetroffen, vast dat het te zoeken netonderdeel zich in ieder geval niet binnen het te roeren grondprofiel bevindt.”
3. Het geschil
3.1.
Evides vordert samengevat - :
- 1.
verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade als uiteengezet in sub 2 van de dagvaarding
- 2.
[gedaagde] te veroordelen om aan Evides de somma van € 30.598,27 te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
- 3.
[gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de schade van Evides (van definitief herstel), op te maken bij staat,
- 4.
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de baggerwerkzaamheden die op 11 oktober 2013 werden uitgevoerd graafwerkzaamheden als bedoeld in artikel 1 sub c van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) zijn. Ook de rechtbank neemt dit als uitgangspunt nu dat steun vindt in de parlementaire geschiedenis van dit wetsartikel (Kamerstukken II 2005/06, 30475, nr. 3 (MVT), p. 28). Voorts geldt dat op [gedaagde] als hoofdaannemer de verantwoordelijkheid rustte voor de uitgevoerde baggerwerkzaamheden, zodat op grond van artikel 2 lid 2 en lid 3 juncto artikel 1 sub g WION op haar een onderzoeksplicht rustte en zij gehouden was een KLIC-melding te doen voor het gebied waar de baggerwerkzaamheden op 11 oktober 2013 werden uitgevoerd, althans waren voorgenomen, en naar de precieze ligging van onderdelen van netten op die locatie. Vast staat dat [gedaagde] het één noch het ander heeft gedaan. Aldus heeft [gedaagde] de in artikel 2 lid 2 en lid 3 WION neergelegde norm geschonden, die specifiek strekt ter voorkoming van schade aan leidingen en kabels bij graafwerkzaamheden, baggerwerkzaamheden daaronder begrepen.
4.2.
Aangezien vast staat dat de zinker bij de uitvoering van de baggerwerkzaamheden is beschadigd, is op grond van het vorenstaande het causaal verband tussen de voormelde normschending en die beschadiging gegeven, tenzij [gedaagde] aannemelijk maakt dat de zinker ook zou zijn beschadigd indien artikel 2 lid 2 en lid 3 WION zou hebben nageleefd.
4.3.
[gedaagde] heeft niet bestreden dat de tekeningen van het KLIC een leiding in het graafgebied tonen. Hieruit volgt dat [gedaagde] , indien zij een KLIC-melding voor het graafgebied zou hebben gedaan, op grond van artikel 2 lid 3 sub b WION onderzoek had moeten verrichten naar de precieze ligging van die leiding. Partijen verschillen van mening over de vraag wat in het kader van dat onderzoek van [gedaagde] mocht worden verwacht en met name over het door [gedaagde] te onderzoeken gebied. Evides stelt onder verwijzing naar de Richtlijn zorgvuldig graafproces (uitgaven CROW 250 en 308) dat het onderzoek diende te geschieden in het hele graafgebied tot 1,5 meter daarbuiten. [gedaagde] betwist dat en beroept zich daarbij op artikel 5 lid 2 van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten (BION).
4.4.
Het antwoord op de vraag wat voor het onderzoek naar de precieze ligging van leidingen en kabels van een grondroerder mag worden verwacht is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden hoort in dit geval de plaatselijke situatie, maar ook de nauwkeurigheid van de KLIC-tekening waarvan [gedaagde] als grondroerder zou mogen uitgaan. Omdat een grondroerder er van mag uitgaan dat netbeheerders zich zo goed mogelijk aan wettelijke bepaling houden, mag een grondroerder op grond van art. 5 lid 2 BION er in beginsel van uitgaan dat de hem aangeleverde tekeningen op één meter nauwkeurig zijn. Dit is echter anders indien de grondroerder in een bepaald geval uit concrete gegevens bekend of kenbaar is geworden dat de kaart niet nauwkeurig is. (vgl. Hof Amsterdam 30-09-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3860). Die situatie doet zich voor indien bij een onderzoek naar de precieze ligging van de leiding deze niet binnen één meter aan weerzijden van de ligging op de tekening wordt aangetroffen.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat het (visueel) vaststellen van de precieze ligging van de zinker in het onder water aanwezige bodemprofiel door middel van proefsleuven, zoals aanbevolen in de ‘Richtlijn zorgvuldig graafproces’ (CROW 250) niet mogelijk zou zijn geweest, zodat daarvoor een andere techniek zoals het aftasten met een prikstok gebruikt had moeten worden. Dit doet aan het navolgende niet toe of af.
4.6.
Uit handelingsprotocollen 15 t/m 18 van voormelde richtlijn volgt dat bij het niet aantreffen van een kabel of leiding wordt geadviseerd de netbeheerder om advies te vragen, zonodig het zoekgebied uit te breiden en vast te stellen dat de leiding of kabel zich niet binnen het graafgebied bevindt. Dit dient te worden aangemerkt als een ‘best practice-regel’. Als onbestreden staat tussen partijen immers vast dat deze richtlijn met het oog op de inwerkingtreding van de WION is vastgesteld door breed samengestelde commissies waarin beheerders van de openbare ruimte, grondroerders en leidingbeheerders waren vertegenwoordigd. De krachtens artikel 2 lid 2 WION op [gedaagde] rustende verplichting om de graafwerkzaamheden (baggerwerkzaamheden) op zorgvuldige wijze uit te voeren brengt mee dat zij deze best-practice-regel volgt. De in artikel 5 lid 2 BION neergelegde precisie-eis ontslaat haar, gelet op hetgeen onder 4.4 is overwogen, daar niet van. Het door [gedaagde] aangeboden bewijs van haar stelling dat de zinker niet zou zijn gelokaliseerd bij een onderzoek op grond van de protocollen – gezien in het licht van die precisie-eis – wordt daarom als niet relevant gepasseerd.
4.7.
[gedaagde] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de precieze ligging van de zinker niet zou zijn gevonden indien zij voormelde best-practice regel zou hebben gevolgd. Daarom is niet aannemelijk dat de zinker niet zou zijn beschadigd indien [gedaagde] artikel 2 lid 2 en 3 WION zou hebben nageleefd.
4.8.
Het door [gedaagde] aangevoerde feit dat de zinker volgens de KLIC-tekening niet van gesegmenteerde asbesthoudende cementenbuizen maar van staal zou zijn, doet aan het vorenstaande niet af. Nog daargelaten of [gedaagde] in verband met de afwijkende ligging van de zinker voor het overige op de juistheid van de KLIC-tekening mocht vertrouwen, past bij een zorgvuldige uitvoering van graafwerkzaamheden immers niet dat baggerspecie wordt bijeengebracht en een door een graafmachine wordt opgeschept op de plek waar de zinker ligt.
4.9.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat [gedaagde] onrechtmatig jegens Evides heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die zij door de beschadiging van de zinker lijdt. Het beroep van [gedaagde] op eigen schuld van Evides op grond van de onjuistheid van de KLIC-tekening faalt, omdat vast staat dat [gedaagde] die tekening niet heeft geraadpleegd en de schade aan de zinker daarom niet (mede) het gevolg kan zijn van de onjuiste inhoud van die tekening.
De gevorderde verklaring voor recht (vordering sub 1) dient daarom te worden toegewezen.
4.10.
Vordering sub 2 strekt tot vergoeding van de kosten van het tijdelijk herstel ad € 20.846,68, expertisekosten ad € 6.990,-, € 1.761,60 aan wettelijke rente over voormelde bedragen tot aan de dagvaarding en € 1.000,- eigen kosten ter vaststelling van schade, aansprakelijkheid en verhaal. Evides heeft de herstelkosten gespecificeerd door middel van onder meer een schadestaat en een staat van BAM Infratechniek Midden-West B.V. voor werkzaamheden aan de Dwarsweg te Goudswaard in week 41 11-10-2013 (productie E15) en een toelichting daarop (productie E17). Ter adstructie van de expertisekosten heeft zij facturen van [expertisebureau] overgelegd (productie E16). Haar buitengerechtelijke eigen kosten heeft [gedaagde] gebaseerd op de staffel van het Rapport Voorwerk I.
4.11.
Dat en waarom voormelde stukken, zoals [gedaagde] aanvoert, onvoldoende concreet samenhangen met de op 11 oktober 2013 aan de zinker toegebrachte schade heeft [gedaagde] niet toegelicht. Bij gebreke daarvan kan [gedaagde] niet worden gevolgd in haar betoog dat zij niet adequaat op de schadeopstelling kan reageren. Vordering sub 2 zal daarom als onvoldoende gemotiveerd betwist worden toegewezen. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke eigen kosten in overeenstemming is met de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
4.12.
Aannemelijk is dat Evides naast de voormelde schade tevens schade lijdt in de vorm van kosten van het definitief herstel van de schade aan de zinker. De begroting van die schade zal, zoals gevorderd, worden verwezen naar de schadestaat. Hetgeen [gedaagde] ter betwisting van die schade over de noodzakelijke vervanging van de asbestcement leiding binnen enkele jaren heeft aangevoerd zal in die schadestaatprocedure aan de orde kunnen komen.
4.13.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van worden begroot op:
- -
dagvaarding € 167,92
- -
griffierecht € 1.929,00
- -
salaris advocaat € 1.158,00 2 punten x tarief € 579,00 per punt
Totaal € 3.254,92.
5. De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor op 11 oktober 2013 toegebrachte schade aan de zinker die deel uitmaakt van het net van Evides en was gelegen ter hoogte van de Dwarsweg en de Nieuwendijk te Goudswaard (gemeente Korendijk);
veroordeelt [gedaagde] om aan Evides te voldoen het bedrag van € 30.598,27, vermeerderd met de wettelijk rente over € 27.836,67 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan die van de algehele betaling;
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van de schade van Evides (van definitief herstel) op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Evides tot op heden begroot op € 3.254,92.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2017.
2515/2504