Einde inhoudsopgave
Wet op de medische keuringen
Artikel 3 [Privacy]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1998
- Bronpublicatie:
05-07-1997, Stb. 1997, 365 (uitgifte: 21-08-1997, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23259 Overheid.nl: 23259)
- Inwerkingtreding
01-01-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-1997, Stb. 1997, 636 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Gezondheidsrecht / Algemeen
1.
Bij een keuring worden geen vragen gesteld en geen medische onderzoeken verricht die een onevenredige inbreuk betekenen op de persoonlijke levenssfeer van de keurling.
2.
In ieder geval mogen geen onderdeel van een medisch onderzoek bij een keuring uitmaken:
- a.
onderzoek waarvan het te verwachten belang voor de keuringvrager niet opweegt tegen de risico's daarvan voor de keurling, waaronder begrepen onderzoek specifiek gericht op het verkrijgen van kennis over de kans op een ernstige ziekte waarvoor geen geneeswijze voorhanden is, dan wel waarvan de ontwikkeling niet door medisch ingrijpen kan worden voorkomen of in evenwicht gehouden, of van kennis over een aanwezige, niet behandelbare ernstige ziekte welke naar verwachting eerst na langere tijd manifest zal worden;
- b.
onderzoek dat anderszins voor de keurling een onevenredig zware belasting met zich meebrengt.