Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht
Artikel 78 Bewijsvorming
Geldend
Geldend vanaf 01-09-1994
- Bronpublicatie:
27-07-1994, PbEG 1994, L 227 (uitgifte: 01-09-1994, regelingnummer: 2100/94)
- Inwerkingtreding
01-09-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-07-1994, PbEG 1994, L 227 (uitgifte: 01-09-1994, regelingnummer: 2100/94)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
In de procedure voor het Bureau zijn onder meer de volgende bewijsmiddelen toegelaten:
- a)
horen van de partijen in de procedure;
- b)
inwinnen van inlichtingen;
- c)
overleggen van documenten of andere bewijsmiddelen;
- d)
getuigenverhoor;
- e)
deskundigenbericht;
- f)
inspectie;
- g)
beëdigde schriftelijke verklaringen.
2.
Wanneer de beslissing van het Bureau door een commissie wordt genomen, kan deze het onderzoek van de bewijsmiddelen aan een van haar leden opdragen.
3.
Indien het Bureau het nodig acht dat een partij in de procedure, een getuige of een deskundige een mondelinge verklaring aflegt,
- a)
roept het deze persoon daartoe op of
- b)
verzoekt het overeenkomstig artikel 91, lid 2, de bevoegde rechterlijke of andere instantie van de Staat op het grondgebied waarvan deze persoon zijn woonplaats heeft, de betrokkene te horen.
4.
Wie als partij in de procedure, getuige of deskundige is opgeroepen om voor het Bureau te verschijnen, kan het Bureau verzoeken gehoord te worden door een bevoegde rechterlijke of andere instantie van de Staat op het grondgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft. Na ontvangst van dit verzoek of indien aan de oproep geen gevolg is gegeven, kan het Bureau overeenkomstig artikel 91, lid 2, de bevoegde rechterlijke of andere instantie verzoeken de betrokkene te horen.
5.
Legt een partij in de procedure, getuige of deskundige voor het Bureau een verklaring af, dan kan het Bureau, indien dit het gewenst acht dat de verklaring onder eed of in een andere bindende vorm wordt afgelegd, de bevoegde rechterlijke of andere instantie van de Staat op het grondgebied waarvan de betrokkene zijn woonplaats heeft, verzoeken hem onder de daartoe vereiste voorwaarden te horen.
6.
Wanneer het Bureau de bevoegde rechterlijke of andere instantie verzoekt een betrokkene te horen, kan het die instantie verzoeken het verhoor onder verband te doen plaatsvinden en een lid van het Bureau toe te staan het verhoor van de partij in de procedure, getuige of deskundigen, bij te wonen en deze, hetzij door tussenkomst van genoemde instantie, hetzij rechtstreeks te ondervragen.