NJ 1955/252
Plegen van enige daad, waaruit noodzakelijk voortvloeit, dat het verstekvonnis den veroordeelde bekend is (art. 81 Bv.).
HR 10-12-1954, ECLI:NL:HR:1954:12, m.nt. Mr. D.J. Veegens
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 december 1954
- Magistraten
Mrs. Donner, van der Meulen, Hijink, Losecaat Vermeer en Boltjes
- Zaaknummer
[10121954/NJ_1955-252]
- Conclusie
Mr. s' Jacob
- Noot
Mr. D.J. Veegens
- JCDI
JCDI:ADS135668:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1954:12, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑12‑1954
- Wetingang
(Rv art. 81.)
Essentie
Plegen van enige daad, waaruit noodzakelijk voortvloeit, dat het verstekvonnis den veroordeelde bekend is (art. 81 Bv.).
Samenvatting
Te dezen kan slechts beslissend zijn niet of de bij verstek veroordeelde, toen hij de onderhavige geldsom betaalde, met het verstekvonnis bekend was, maar of deze betaling was een daad, waaruit zijn bekendheid met dit vonnis noodzakelijk voortvloeit.
‘s Hofs overwegingen moeten blijkbaar aldus worden begrepen, dat de betaling een zodanige daad was, omdat, naar ‘s Hofs oordeel, de veroordeelde daardoor- op onmiskenbare wijze uiting had gegeven aan haar, reeds uit andere feiten en omstandigheden gebleken, bekendheid met het vonnis. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.