GiEA Curaçao, 29-10-2018, nr. CUR201800837
ECLI:NL:OGEAC:2018:261
- Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Datum
29-10-2018
- Zaaknummer
CUR201800837
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAC:2018:261, Uitspraak, Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 29‑10‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 29‑10‑2018
Inhoudsindicatie
nakoming koopovereenkomst, beroep op artikel 40 boek 3 BW
Partij(en)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
OLMAQ TRADING CURACAO N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert,
tegen
de naamloze vennootschap
KAS DI SENSIA IMPEX N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mrs. S.I. Da Costa Gomez en C.A. Peterson.
Partijen zullen hierna Olmaq en KdS genoemd worden.
1. 1. Het procesverloop
1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 16 maart 2018 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met productie;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
- de aanvullende producties per e-mail ontvangen op 27 september 2018 zijdens gedaagde;
- de comparitie van partijen op 2 oktober 2018, alwaar aanwezig waren: mr. Lovert voornoemd namens Olmaq, vergezeld door de directeur van Olmaq, mevrouw [naam], haar echtgenoot, de heer [naam 1] en namens gedaagde mr. S.I. Da Costa Gomez, vergezeld door de directeur van gedaagde, de heer [naam 2].
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
KdS is door [naam 2] opgericht in 2001. Het is een retailbedrijf in ‘Perfumery, toiletries and cosmetics’. [naam 2] was directeur en enig aandeelhouder van KdS. Op 13 juni 2014 is [naam 2] teruggetreden als directeur. Hij bleef 100% aandeelhouder. [naam 3] (verder [naam 3]), de echtgenoot van [naam 2] vanaf 2005, werd directeur van KdS. In 2016 zijn [naam 2] en [naam 3] apart gaan wonen als gevolg van huwelijksproblemen. Vanaf die tijd heeft [naam 2] geen bemoeienis meer gehad met KdS tot begin 2018.
2.2.
Olmaq is ook een retailbedrijf en daarnaast een groothandelaar in onder meer ‘Perfumery, toiletries and cosmetics’. Olmaq is op 14 oktober 2016 opgericht door [naam 4] (verder [naam 4]), de zus van [naam 3]. [naam 4] is directeur en 100% aandeelhouder van Olmaq. [naam 3] was mededirecteur van Olmaq tot 25 januari 2018.
2.3.
Het was gebruikelijk dat KdS goederen inkocht bij Olmaq.
2.4.
Op 7 december 2017 is handelswaar geleverd door Olmaq aan KdS. Betreffende die levering is een invoice opgemaakt met nummer 2017-086 van 6 december 2017 van Olmaq aan KdS voor een bedrag van NAf 128.888,75. Op die invoice is door [naam 3] met de hand geschreven: ‘recibi la mercancia’ (goederen ontvangen) en ‘06-12-2017’. Voorts staat op de factuur als due date 5 januari 2018. Onderaan de factuur staat:
Total Fls. 128.888,75
Payments/Credits Fls. 0,00
Balance Due Fls.128.888,75.
2.5. [
naam 2] heeft twee keer het besluit genomen [naam 3] te ontslaan als directeur van KdS. De eerste keer was op 17 januari 2018.
2.6.
Dit ontslag is door haar aangevochten en na een recent (partijen noemen geen datum) gewezen kort geding is het tweede ontslag (datum onbekend) van [naam 3] door [naam 2] door de rechter in stand gelaten.
2.7.
Op 17 of op 19 januari 2018 ([naam 2] noemt 17 januari 2018 ter zitting en 19 januari 2018 in de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie) heeft [naam 3] NAf 30.000,- cash opgenomen van de bankrekening van KdS.
2.8.
Op 19 januari 2018 heeft [naam 4] op genoemde factuur 2017-086 geschreven: ‘resibi un pago de fls 30.000.00 dia 19/01/2018’. Voorts staat er:
Total Fls. 128.888,75
Payments/Credits -Fls. 30.000,00
Balance Due Fls. 98.888,75.
2.9. [
naam 2] heeft respectievelijk 22 januari 2018 en 25 januari 2018 (ter zitting), 16 februari 2018 en 1 maart 2018 (conclusie van antwoord tevens eis in reconventie) genoemd als de datum waarop [naam 3] niet langer directeur was van KdS.
2.10.
Op 1 en 8 februari 2018 heeft Olmaq een brief gestuurd aan KdS waarin verzocht wordt om betaling van het resterende bedrag, namelijk NAf 98.888,75. Dit verzoek heeft niet tot betaling geleid.
2.11.
Op 19 februari 2018 is derdenbeslag gelegd door Olmaq, ten laste van KdS.
3. Het geschil
3.1.
Olmaq vordert in conventie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van KdS tot betaling van NAf 98.888,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, zulks met veroordeling van KdS in de proceskosten, waaronder de beslagkosten.
3.2.
Olmaq legt nakoming van de overeenkomst tot verkoop van handelswaar aan de vordering ten grondslag.
3.3.
KdS heeft verweer gevoerd en een vordering in reconventie ingediend. KdS vordert in reconventie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Olmaq tot betaling van NAf 30.000,-.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
KdS betoogt in conventie dat de vordering moet worden afgewezen en in reconventie dat Olmaq NAf 30.000,- dient terug te betalen. Hiertoe voert KdS aan dat de zussen [naam 4] en [naam 3] onder één hoedje hebben gespeeld om op die manier KdS leeg te trekken. [naam 2] heeft ter zitting verder toegelicht dat hij denkt dat [naam 3] een opgezet plan heeft gehad om ervoor te zorgen dat [naam 2] na de echtscheiding met niets zou overblijven. [naam 3] had twee petten op, die van directeur van Olmaq en die van directeur van KdS. Met die twee petten op heeft zij gezorgd voor een fake factuur betreffende de overeenkomst tot verkoop. Vervolgens heeft zij een aantal goederen laten leveren aan KdS en heeft zij die goederen daarna deels weer snel weggehaald bij KdS toen zij merkte dat [naam 2] begin 2018 de zaak niet meer vertrouwde. Ook heeft zij NAf 30.000,- onttrokken van de rekening van KdS, aldus [naam 2].
4.2.
Aannemende dat KdS hiermee het bestaan van de overeenkomst op zichzelf heeft betwist zal in de eerste plaats worden beoordeeld of een overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen.
4.3.
Ter zitting is namens Olmaq naar voren gebracht dat het gebruikelijk was dat Olmaq en KdS handel dreven met elkaar en dat het vaker voorkwam dat KdS door Olmaq werd bevoorraad. Zo ging het ook eind 2017. KdS gaf aan Olmaq een lijst met benodigde producten in verband met de aankomende kerstperiode. Olmaq heeft de producten vervolgens besteld en na ontvangst bij KdS afgeleverd, zoals onder meer blijkt uit een foto van de containerinhoud en pakbonnen van Median Cargo Services, aldus nog steeds Olmaq.
4.4. [
naam 2] heeft hier ter zitting tegenover gesteld dat het onwaarschijnlijk is dat KdS zoveel producten zou hebben besteld bij Olmaq. Normaal gesproken koopt KdS namelijk niet in bij bedrijven uit Curaçao omdat KdS dat inkoopt in de VS, zeker nu KdS een beschikking heeft waarbij vrijstelling voor OB is verleend.
4.5.
Het betoog van KdS is tegenover de gedetailleerde en onderbouwde stelling van Olmaq van onvoldoende gewicht. Bovendien is niet door KdS bestreden dat er door Olmaq aan KdS producten zijn geleverd op 6 december 2017. [naam 2] heeft zelfs ter zitting erkend dat er producten zijn geleverd. Dit heeft tot gevolg dat vast staat dat tussen partijen Olmaq en KdS een overeenkomst is gesloten in december 2017. Dit brengt in beginsel met zich mee dat voor de geleverde producten moet worden betaald.
4.6.
Het verweer van KdS dat er in feite sprake is van oplichting door [naam 3] en/of de zussen in verband met de door [naam 3] voorgenomen echtscheiding wordt, onder aanvulling van rechtsgronden, opgevat als een beroep op nietigheid van de rechtshandeling wegens strijd met de goede zeden als bedoeld in artikel 3:40 BW.
4.7.
Bij het oordeel of een rechtshandeling nietig is als gevolg van strijd met goede zeden moet terughoudendheid worden betracht aangezien de nietigheid een inbreuk vormt op het beginsel van contractsvrijheid. Of een rechtshandeling nietig is op grond van art. 3:40 lid 1 BW dient te worden beoordeeld naar het tijdstip waarop de rechtshandeling wordt verricht. Bij een overeenkomst is dat het tijdstip waarop de overeenkomst wordt aangegaan.
4.8.
Toegespitst op deze zaak betekent dit dat beoordeeld moet worden of de overeenkomst tussen Olmaq en KdS eind 2017 de strekking had om KdS leeg te halen, ten gunste van [naam 3] en ten nadele van [naam 2]. Met inachtneming van de terughoudende toetsing is dit in onvoldoende mate betoogd en/of gebleken. Het volgende is redengevend. Op het moment dat de overeenkomst werd aangegaan, eind 2017, was [naam 3] de directrice van KdS en zij dreef handel met deze onderneming (al vanaf 2014), onder meer met Olmaq. Vast staat dat KdS producten bestelde en dat deze zijn afgeleverd bij KdS en dat deze in de schappen van de winkel van KdS terecht kwamen. [naam 3] is volgens [naam 2] spullen uit de winkel gaan weghalen toen hij zelf weer activiteiten ging ontplooien namens KdS in januari 2018. Op dat moment was [naam 2] er van overtuigd geraakt dat [naam 3] vermogen verscholen hield en daarom is hij de teugels in eigen handen gaan nemen, onder meer door [naam 3] te ontslaan. Voorgaande betekent niet dat de overeenkomst eind 2017 de strekking had om zonder rechtsgrond geld te onttrekken aan KdS. [naam 2] heeft vermoedens uitgesproken over het samenspannen van de zussen, maar heeft dit niet onderbouwd en/ of concreet gemaakt. Die vermoedens worden ook tegengesproken door [naam 4].
Door [naam 2] is tevens naar voren gebracht dat een andere onderneming, Kas di Suerte Impex N.V., waarvan hij samen met [naam 3] aandeelhouder was door [naam 3] (zonder daar [naam 2] in te kennen) is overgedragen aan Olmaq op 14 oktober 2016. Ook dit toont volgens [naam 2] aan dat [naam 3] zich onrechtmatig heeft gedragen. Olmaq heeft evenwel bestreden dat er sprake zou zijn van een bedrijfsovername. Tussen Kas di Suerte Impex N.V. en Olmaq bestaat geen enkele rechtsverhouding volgens Olmaq. Hier is door KdS onvoldoende tegenin gebracht, zodat het betoog van [naam 2] niet wordt meegewogen. Afrondend geldt dat het betoog van KdS er eigenlijk op neerkomt dat zij op onrechtmatige wijze is bestuurd door [naam 3]. Dat betreft evenwel een intern probleem van KdS, dat niet aan Olmaq kan worden tegengeworpen.
4.9.
Dit leidt tot de slotsom dat de vordering van Olmaq wordt toegewezen en de tegenvordering van KdS wordt afgewezen en dat KdS in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie (op de voet van halve punten in verband met de samenhang), wordt veroordeeld.
5. De beslissing
Het Gerecht:
in conventie
- veroordeelt KdS tot betaling aan Olmaq van een bedrag van NAf 98.888,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt KdS in de proceskosten in conventie, aan de zijde van Olmaq tot op heden begroot op NAf 832,50 aan verschotten en NAf 3.000,- aan gemachtigdensalaris;
in reconventie
- wijst af het gevorderde;
- veroordeelt KdS in de proceskosten in reconventie, aan de zijde van Olmaq tot op heden begroot op NAf 1.250,- aan gemachtigdensalaris;
in conventie en in reconventie
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2018.