Vgl. HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1805, rov. 2.3, HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1336, NJ 2015/270, rov. 3.3, HR 17 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:326, NJ 2015/487 m.nt. Borgers, rov. 4.2, HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3144, NJ 2014/518, rov. 3.3, HR 2 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4208, NJ 2010/600, rov. 3.5, HR 13 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4320, NJ 2002/262, rov. 3.3 en HR 15 december 1998, NJ 1999/182, rov. 3.2.
HR, 12-04-2016, nr. 14/00684
ECLI:NL:HR:2016:618
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-04-2016
- Zaaknummer
14/00684
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:618, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑04‑2016; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:208, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2014:121, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2016:208, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑02‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:618, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Marktplaatsoplichting; aannemen valse hoedanigheid. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
12 april 2016
Strafkamer
nr. S 14/00684
KD/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 januari 2014, nummer 20/002252-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze zes maanden en drie weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2016.
Conclusie 16‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Marktplaatsoplichting; aannemen valse hoedanigheid. HR: art. 81.1 RO.
Nr. 14/00684 Zitting: 16 februari 2016 | Mr. F.W. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 23 januari 2014 de verdachte wegens “oplichting, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof de vorderingen van 26 benadeelde partijen toegewezen en aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, één en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Deze zaak hangt samen met een andere strafzaak tegen de verdachte (nr. 14/00691) en met twee ontnemingszaken tegen de verdachte (nr. 14/00686 P en nr. 14/00690 P), waarin ik vandaag eveneens concludeer.
3. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel behelst de klacht dat het bewezen verklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
5. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2009 tot en met 22 februari 2010 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en [betrokkene 6] en [betrokkene 7] en [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] en [betrokkene 11] en [betrokkene 12] en [betrokkene 13] en [betrokkene 14] en [betrokkene 15] en [betrokkene 16] en [betrokkene 17] en [betrokkene 18] en [betrokkene 19] en [betrokkene 20] en [betrokkene 21] en [betrokkene 22] en/of [betrokkene 23] en [betrokkene 24] en [betrokkene 25] en [betrokkene 26] en [betrokkene 27] en [betrokkene 28] en [betrokkene 29] en [betrokkene 30] en [betrokkene 31] en [betrokkene 32] en [betrokkene 33] en [betrokkene 34] en [betrokkene 35] en [betrokkene 36] en [betrokkene 37] en [betrokkene 38] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, hierin bestaande dat verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk zich op de internetsite Marktplaats.nl heeft voorgedaan als bonafide verkoper van concertkaarten en/of hartslagmeters en/of (race)fietsonderdelen, waarbij hij, verdachte, zich heeft voorgedaan als [betrokkene 39] en [betrokkene 40] en [betrokkene 41] en [betrokkene 42] en [betrokkene 43] en [betrokkene 44] en [betrokkene 45] en [betrokkene 46] en [betrokkene 47] en [betrokkene 48] en [betrokkene 49] en [betrokkene 50] en [betrokkene 51] en [betrokkene 52] en [betrokkene 53] en [betrokkene 54] en [betrokkene 55] en [betrokkene 56] en [betrokkene 57] en [betrokkene 58] en [betrokkene 59] en [betrokkene 60] en [betrokkene 61] en [betrokkene 62] en [betrokkene 63] en [betrokkene 64] , waarbij hij, verdachte telkens met die kopers heeft afgesproken dat ze de koopsom moesten overmaken naar een door hem, verdachte, opgegeven en aan hem, verdachte, toebehorend rekeningnummer, waarna hij, verdachte, de goederen naar de kopers zou verzenden, waardoor voornoemde [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en [betrokkene 6] en [betrokkene 7] en [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] en [betrokkene 11] en [betrokkene 12] en [betrokkene 13] en [betrokkene 14] en [betrokkene 15] en [betrokkene 16] en [betrokkene 17] en [betrokkene 18] en [betrokkene 19] en [betrokkene 20] en [betrokkene 21] en [betrokkene 22] en/of [betrokkene 23] en [betrokkene 24] en [betrokkene 25] en [betrokkene 26] en [betrokkene 27] en [betrokkene 28] en [betrokkene 29] en [betrokkene 30] en [betrokkene 31] en [betrokkene 32] en [betrokkene 33] en [betrokkene 34] en [betrokkene 35] en [betrokkene 36] en [betrokkene 37] en [betrokkene 38] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.”
6. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat het hof ten aanzien van het bewezen verklaarde het volgende heeft vastgesteld. De verdachte heeft op de advertentiewebsite ‘marktplaats.nl’ onder verschillende valse namen een groot aantal advertenties geplaatst waarin hij diverse concertkaarten (bewijsmiddelen 1, 3, 4, 7, 8, 10, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 26, 28, 29, 30, 31, 32, 36, 39, 45, 47, 49, en 52), hartslagmeters (bewijsmiddelen 9, 42, 46 en 51), racefietsonderdelen (bewijsmiddelen 33 en 41), een sporthorloge (bewijsmiddel 37), wielrenschoenen (bewijsmiddel 50) en “een aantal goederen” (bewijsmiddel 43) te koop heeft aangeboden. Belangstellenden hebben op deze advertenties gereageerd op de door de verdachte in zijn advertenties opgegeven e-mailadressen, die correspondeerden met de door hem gebruikte valse namen. De kopers kwamen met de verdachte een prijs overeen voor de levering van de desbetreffende goederen. Vervolgens heeft de verdachte met deze kopers afgesproken dat zij eerst het overeengekomen geldbedrag moesten overmaken naar een door de verdachte opgegeven bankrekeningnummer. Daarna zou de verdachte de goederen per gewone post dan wel aangetekend naar hen toezenden. Aan deze verplichting heeft de verdachte in geen van de bewezen verklaarde gevallen voldaan. De kopers hebben verschillende keren getracht nakoming van hun koopovereenkomsten te bewerkstelligen. De verdachte heeft per e-mail op hun pogingen gereageerd en daarbij verschillende redenen opgegeven voor het feit dat hij de goederen nog niet had geleverd: zijn moeder zou in kritieke toestand in een ziekenhuis liggen dan wel zijn overleden (bewijsmiddelen 1 en 2), zijn vader zou een hartaanval hebben gehad, ernstig ziek zijn, opgenomen zijn op de intensive care dan wel zijn overleden (3, 10, 12, 17, 18, 49, 51 en 52), de verdachte zou in het buitenland (Amerika) verblijven (bewijsmiddelen 6, 11, 12, 14, 15, 16, 18, 20, 21, 22, 26, 27, 36, 39, 40, 49 en 50), er zou iets fout zijn gegaan met de overboeking of de betaling dan wel hij zou het geld nog niet hebben ontvangen (bewijsmiddelen 11, 24, 31, 32, 37, 41, 42, 45 en 46), zijn schoonvader zou zijn opgenomen in het ziekenhuis (bewijsmiddel 23) of “haar man” zou zijn opgenomen in het ziekenhuis dan wel op de intensive care liggen (bewijsmiddelen 47 en 48). Uiteindelijk heeft de verdachte niet meer gereageerd op de pogingen van de kopers om met hem in contact te komen, terwijl geen van hen de betaalde goederen geleverd heeft gekregen. Op soortgelijke wijze heeft de verdachte gehandeld ten aanzien van advertenties van anderen op ‘marktplaats.nl’, waarin werd gevraagd om de levering van concertkaarten (bewijsmiddelen 11 21, 24 en 47). Uit onderzoek is gebleken dat de door de verdachte opgegeven bankrekeningnummers op naam stonden van de verdachte zelf (bewijsmiddelen 1, 15, 26, 31, 33, 41, 45, 47, 53, 54, 55, 56, 57, 58 en 59). De verdachte heeft het geld, dat door de personen die op ’marktplaats’ goederen van hem hadden gekocht op zijn bankrekeningen is gestort, overgeboekt naar andere bankrekeningen (bewijsmiddel 59).
7. Zoals blijkt uit de op de terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2014 overgelegde pleitnotities, heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, aangezien hetgeen de verdachte wordt verweten geen oplichting oplevert.
8. Het hof heeft dit verweer onder “bijzondere overwegingen omtrent het bewijs” als volgt samengevat en verworpen:
“In de tweede plaats heeft de verdediging aangevoerd dat, voor zover moet worden aangenomen dat de verdachte zich op internet heeft gepresenteerd als verkoper, hieruit niet zonder meer volgt dat hij een oplichtingsmiddel heeft aangewend als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Goederen te koop aanbieden en vervolgens niet leveren is eerder aan te merken als wanprestatie dan als het valselijk aanwenden van de hoedanigheid van bonafide verkoper. Voorts ontbreekt een causaal verband tussen het gebruik maken van een valse naam en de afgifte van geld door de kopers.
Het hof overweegt met betrekking tot dit tweede verweer het volgende.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat het enkele aanwenden van een valse naam door verdachte niet zonder meer in causaal verband staat met de afgifte van geld door de betrokkenen. Of bewezen kan worden dat verdachte zich heeft bediend van een valse hoedanigheid als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en voorts of er een causaal verband is tussen het aanwenden van de valse hoedanigheid en de afgifte van geld door de betrokkenen, moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden in het concrete geval. In de onderhavige zaak acht het hof de volgende feiten en omstandigheden van belang.
- Marktplaats.nl is een advertentiesite waar kopers en verkopers van nieuwe en tweedehands producten worden samengebracht. Als de koper en verkoper elkaar vinden, dan sluiten zij persoonlijk via de telefoon of per e-mail een overeenkomst, buiten de site om.
- De verdachte heeft verkoopadvertenties geplaatst op marktplaats.nl en zodoende bezoekers van die website uitgenodigd om met hem in contact te treden teneinde een koopovereenkomst te sluiten.
- De verdachte heeft concertkaartjes, hartslagmeters en fietsonderdelen voor gangbare prijzen aangeboden.
- De verdachte heeft zich daarbij gepresenteerd onder normale eigennamen en hij heeft gebruik gemaakt van e-mailadressen die daarbij pasten.
- De verdachte heeft via de e-mailadressen gecorrespondeerd met de potentiële kopers om tot overeenstemming te komen over de prijs die zou moeten worden betaald voor het door de verdachte te leveren goed.
- De verdachte heeft in de onderhavige zaak in geen van de 37 gevallen de goederen geleverd.
- De door de verdachte gebruikte eigennamen bleken vals te zijn.
Gelet op deze feiten en omstandigheden staat naar het oordeel van het hof vast dat de verdachte zich valselijk heeft gepresenteerd als bonafide verkoper. De verdachte heeft op volstrekt onverdachte wijze goederen aangeboden en hij heeft door gebruikmaking van normale eigennamen - niet zijnde verdachtes werkelijke naam - en bijpassende e-mailadressen de indruk gewekt dat hij met open vizier handelde en traceerbaar was, hetgeen van belang is in geval van niet-nakoming. Kopers werden hierdoor bewogen een koopovereenkomst te sluiten en hun eigen verplichting - de betaling van de koopsom - na te komen. De verdachte heeft aldus op valse wijze gebruik gemaakt van het op marktplaats.nl gangbare handelspatroon - naar men mag aannemen in elk geval voor de handel in niet al te bijzondere of dure producten - op basis van welk patroon de betrokken bezoekers van marktplaats.nl mochten verwachten dat de verdachte de goederen voor de afgesproken prijs en op de afgesproken wijze zou leveren. In die verwachting hebben zij geld naar verdachte overgemaakt.
Uit de rechtspraak kan weliswaar worden afgeleid dat niet elke vorm van bewust oneerlijk zaken doen onder het strafrecht moet worden gebracht. In veel gevallen staan bij wanprestatie immers civielrechtelijke wegen open om nakoming af te dwingen of om schade te verhalen. Dat wordt echter bemoeilijkt als - zoals in het onderhavige geval - de oneerlijke verkoper onder een valse naam handelt.
Het hof verwerpt het verweer.”
9. De tenlastelegging is toegesneden op art. 326, eerste lid, Sr. Daarom moeten de in de bewezen verklaarde tenlastelegging voorkomende woorden “door het aannemen van een valse hoedanigheid” geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in art. 326, eerste lid, Sr.
10. Art. 326, eerste lid, Sr luidt als volgt:
“Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
11. Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden voorop gesteld. De enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als een bonafide verkoper, die in staat is en voornemens is de door hem verkochte goederen na de betaling van de koopsom te leveren, levert niet op het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van art. 326 Sr. Om een valse hoedanigheid in voornoemde zin te kunnen aannemen moet er meer zijn dan een enkele leugen. Alleen als zich één of meer bijkomende omstandigheden voordoen, kan er sprake zijn van strafbare oplichting.1.In dat verband kan onder meer betekenis toekomen aan de maatschappelijke context waarbinnen de oplichting heeft plaatsgevonden en meer in het bijzonder aan de omstandigheid dat de verdachte door zijn manier van handelen op bedrieglijke wijze gebruik heeft gemaakt van het in het maatschappelijke verkeer geldende, reguliere verwachtingspatroon bij de desbetreffende transacties.2.
12. Het hof heeft overwogen dat de verdachte op valse wijze gebruik heeft gemaakt van het op ‘marktplaats.nl’ gangbare handelspatroon in geval van “niet al te bijzondere of dure producten”. Daarbij heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat de verdachte op bedrieglijke wijze gebruik heeft gemaakt van het reguliere verwachtingspatroon in geval van de verkoop van dergelijke producten via ‘marktplaats.nl’. Bij het verkopen van goederen via deze website vindt het contact tussen de verkoper en de koper veelal plaats via e-mail. Nadat overeenstemming is bereikt over de te betalen koopprijs, wordt in overleg de wijze van betaling en levering bepaald. Indien de verkoper en koper niet bij elkaar in de buurt wonen en het om een relatief goedkoop product gaat, kan worden overeengekomen dat de koper eerst de afgesproken koopprijs overmaakt naar het door de verkoper opgegeven bankrekeningnummer. Nadat de koopprijs is betaald, mag de koper er vervolgens op vertrouwen dat de verkoper het desbetreffende goed per (gewone) post naar hem zal toesturen.
13. Het oordeel van het hof dat de verdachte door het aannemen van een valse hoedanigheid de in de bewezenverklaring genoemde benadeelden heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, geeft in het licht van hetgeen hiervoor onder 11 is voorop gesteld geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is evenmin onbegrijpelijk. Daarbij neem ik het volgende in aanmerking. De verdachte heeft zich valselijk gepresenteerd als een bonafide verkoper. Hij heeft zich op de advertentiewebsite ‘marktplaats.nl’ in strijd met de waarheid voorgedaan als een verkoper van onder meer concertkaarten, hartslagmeters en racefietsonderdelen, die voornemens was na de betaling van de koopprijs door de kopers deze goederen aan hen te leveren. Op het moment dat de kopers bij herhaling hebben verzocht om levering van de door hen reeds betaalde goederen, heeft de verdachte aan hen vergelijkbare - kennelijk valse - redenen opgegeven waarom hij nog niet had geleverd. Uiteindelijk heeft de verdachte niet meer gereageerd op de aanmaningen van de kopers en zijn de goederen nooit geleverd, terwijl daarvoor wel was betaald.
14. Uit de bewijsvoering volgt dat het hof heeft geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte meer behelzen dan het enkele zich voordoen als een bonafide verkoper. De verdachte heeft gehandeld volgens een tevoren bedachte - bedrieglijke - werkwijze, die erop was gericht de kopers te bewegen tot afgifte en op het bemoeilijken van zijn traceerbaarheid. De verdachte heeft daartoe in zijn contact met de kopers gebruik gemaakt van diverse valse namen en verschillende, bij die valse namen passende e-mailadressen, die niet zijn te herleiden tot zijn echte naam. Aldus heeft de verdachte steeds onbruikbare contactgegevens verstrekt aan zijn wederpartij, kennelijk met het doel om de mogelijkheden van de gedupeerde kopers tot het uitoefenen van verhaal te bemoeilijken. In het licht van het grote aantal benadeelden (in totaal 37) en de lange periode waarin de gedragingen van de verdachte hebben plaatsgevonden (bijna acht maanden) en gelet op het feit dat de verdachte steeds dezelfde werkwijze heeft gehanteerd, is er een duidelijk patroon in het handelen van de verdachte te herkennen.
15. In het arrest van 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3144, NJ 2014/518 verstond de Hoge Raad in een vergelijkbare zaak de overwegingen van het hof aldus dat de valse hoedanigheid niet louter bestond uit het zich in strijd met de waarheid voordoen als een bonafide verkoper, maar ook uit het als verkoper verstrekken van onbruikbare contactgegevens aan de wederpartij. Aldus verstaan, getuigde het oordeel van het hof dat de gedragingen van de verdachte waren aan te merken als oplichting in de zin van art. 326 Sr volgens de Hoge Raad niet van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het niet onbegrijpelijk werd geacht. Dezelfde slotsom geldt voor het bestreden oordeel van het hof in de voorliggende zaak. Gelet op hetgeen de raadsman van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2014 heeft aangevoerd, was het hof niet gehouden tot een nadere motivering.3.
16. Voor zover het middel de klacht bevat dat het bewezen verklaarde niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, omdat daaruit niet kan volgen dat de kopers door het gebruik van valse namen zijn bewogen tot de afgifte van de geldbedragen, berust het op een verkeerde lezing van het arrest en faalt het wegens het ontbreken van feitelijke grondslag. Het hof heeft juist overwogen met de verdediging van oordeel te zijn dat het enkele aanwenden van een valse naam door de verdachte niet zonder meer in causaal verband staat met de afgifte van geld door de betrokkenen. Bewezen is verklaard dat de verdachte “door het aannemen van een valse hoedanigheid” de benadeelden heeft bewogen tot de afgifte van die geldbedragen. Uit de bewijsvoering volgt dat de verdachte zich ten opzichte van de kopers heeft voorgedaan als een bonafide verkoper en daartoe contactgegevens heeft verstrekt en toezeggingen heeft gedaan die bij de kopers de verwachting hebben gewekt dat de in het vooruitzicht gestelde goederen zouden worden geleverd, terwijl in werkelijkheid geen voornemen tot levering bestond en onjuiste contactgegevens zijn verstrekt met de kennelijke bedoeling de traceerbaarheid van de verdachte te bemoeilijken. Aldus kan uit de bewijsvoering mede worden afgeleid dat de verdachte door zich op deze wijze te bedienen van een valse hoedanigheid de kopers heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen.4.
17. Het middel faalt.
18. Het tweede middel bevat de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
19. De verdachte heeft op 3 februari 2014 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 4 juni 2015 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, zodat de inzendingstermijn van acht maanden is overschreden. Voorts zal de Hoge Raad uitspraak doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM inderdaad is overschreden. Het middel is terecht voorgesteld. Dit moet leiden tot strafvermindering.
20. Het tweede middel slaagt, terwijl het eerste middel faalt. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
21. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad kan de hoogte daarvan verminderen naar de gebruikelijke maatstaf. Voor het overige strekt deze conclusie tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑02‑2016
Zie HR 10 februari 1998, NJ 1998/497, rov. 5.1. Vgl. voorts de conclusie van mijn ambtgenoot Harteveld (ECLI:NL:PHR:2015:1020) onder 3.9 voorafgaande aan HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1805 en de conclusie van mijn ambtgenoot Vegter (ECLI:NL:PHR: 2014:1965) onder 18 voorafgaande aan HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3144, NJ 2014/518, waarin wordt verwezen naar de eerdere conclusie van Vegter (ECLI:NL:PHR:2012:BX0806) onder 15 voorafgaande aan HR 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0806, NJ 2012/661.
Vgl. HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1805, rov. 2 (‘marktplaatsoplichting’; de verdachte heeft door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid een ander bewogen tot de afgifte van een motorfiets), HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1336, NJ 2015/270, rov. 3 (internetoplichting, waarbij de verdachte zich heeft bediend van professioneel ogende websites (met een veelheid aan producten) met namen die associatie opriepen met bestaande betrouwbare websites; de verdachte heeft door het aannemen van (onder meer) een valse hoedanigheid negentig personen bewogen tot de afgifte van een geldbedrag), HR 17 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:326, NJ 2015/487 m.nt. Borgers, rov. 4 (oplichting rijwielhandelaren; de verdachte heeft door het aannemen van (onder meer) een valse hoedanigheid anderen bewogen tot de afgifte van een mountainbike c.q. fiets) en HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3144, NJ 2014/518, rov. 3 (‘marktplaatsoplichting’; de verdachte heeft door het aannemen van een valse hoedanigheid verschillende personen bewogen tot de afgifte van een geldbedrag). Zie ten aanzien van het bemoeilijken van de traceerbaarheid ook de conclusie van voormalig AG Van Dorst voorafgaand aan HR 15 december 1998, NJ 1999/182.
Zie in dit verband bijvoorbeeld ook bewijsmiddel 11, waaruit volgt dat de desbetreffende benadeelde het geld nooit zou hebben overgemaakt indien zij had geweten dat de gekochte kaartjes niet zouden worden verzonden.