NJ 2018/336
OM-cassatie. Het niet-medewerken aan het afnemen van vingerafdrukken op basis van art. 55c lid 2 en 3 Sv is niet een gedraging die strafbaar is gesteld bij art. 447e Sr.
HR 17-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:612, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 april 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
16/04676
- Conclusie
A-G mr. W.H. Vellinga
- Noot
J.M. Reijntjes
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124560:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:612, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑04‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:178, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑03‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑03‑2017
- Wetingang
Art. 29c, 55c lid 2 en 3, art. 61a lid 1 onder b (oud) Sv; art. 447e Sr
Essentie
OM-cassatie. Het niet-medewerken aan het afnemen van vingerafdrukken op basis van art. 55c lid 2 en 3 Sv is niet een gedraging die strafbaar is gesteld bij art. 447e Sr.
Op grond van art. 55c lid 2 en 3 Sv komt aan de ambtenaren als bedoeld in art. 55c lid 1 Sv onder meer de bevoegdheid toe vingerafdrukken te nemen van een verdachte met het oog op het vaststellen van zijn identiteit. Art. 55c lid 2 en 3 Sv houdt niet in dat door opsporingsambtenaren een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.