Procestaal: Nederlands.
HvJ EU, 06-09-2012, nr. C-524/11
ECLI:EU:C:2012:558
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
06-09-2012
- Magistraten
U. Lõhmus, A. Rosas, C. G. Fernlund
- Zaaknummer
C-524/11
- LJN
BX7418
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2012:558, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 06‑09‑2012
Uitspraak 06‑09‑2012
U. Lõhmus, A. Rosas, C. G. Fernlund
Partij(en)
In zaak C-524/11,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 23 september 2011, ingekomen bij het Hof op 17 oktober 2011, in de procedure
Lowlands Design Holding BV
tegen
Minister van Financiën,
wijst
HET HOF (Zesde kamer),
samengesteld als volgt: U. Lõhmus, kamerpresident, A. Rosas en C. G. Fernlund (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: J. Mazák,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Lowlands Design Holding BV, vertegenwoordigd door G. van Slooten, belastingadviseur,
- —
de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door C. M. Wissels en M. A. M. de Ree als gemachtigden,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Bouyon en F. Wilman als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1719/2005 van de Commissie van 27 oktober 2005 (PB L 286, blz. 1; hierna: ‘GN’), en met name van de postonderverdelingen 6209 20 00 en 6211 42 90.
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Lowlands Design Holding BV (hierna: ‘Lowlands Design’) en de Minister van Financiën, over de tariefindeling van trappelzakken.
Toepasselijke bepalingen
Internationale tariefindeling
3
Het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: ‘GS’), en het daarbij behorende protocol van wijziging van 24 juni 1986 (hierna: ‘GS-verdrag’), zijn namens de Europese Economische Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1).
4
De Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie (WCO), die is ingesteld bij het op 15 december 1950 te Brussel ondertekende verdrag houdende oprichting van deze raad, keurt onder de in artikel 8 van het GS-verdrag vastgelegde voorwaarden de toelichtingen en de indelingsadviezen goed die worden vastgesteld door het comité voor het GS, waarvan de organisatie in artikel 6 van dat verdrag wordt geregeld. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van het GS-verdrag heeft dit comité met name tot taak, wijzigingen van dit verdrag voor te stellen alsmede toelichtingen, indelingsadviezen en andere adviezen voor de uitlegging van het GS op te stellen.
5
Aantekening 6, sub a, op hoofdstuk 61 van de GS-nomenclatuur, in de versie van 2005, die van toepassing is op de feiten in het hoofdgeding, met het opschrift ‘Kleding en kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk’, bepaalt met name dat voor de toepassing van post 61.11 ‘als ‘Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's’ [worden] aangemerkt, artikelen bestemd voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm; luiers worden eveneens als babykleding aangemerkt’.
6
In aantekening 4 op hoofdstuk 62 van het GS, met het opschrift ‘Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk’, wordt bepaald:
‘Voor de toepassing van post 62.09 worden:
- a)
als ‘kleding en kledingtoebehoren, voor baby's’ aangemerkt, artikelen voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm; luiers worden eveneens als babykleding aangemerkt;
- b)
artikelen die zowel onder post 62.09 als onder andere posten van dit hoofdstuk kunnen worden ingedeeld, onder post 62.09 ingedeeld.’
7
De GS-toelichting op post 6209 luidt als volgt:
‘62.09 — Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's:
6209.10 — van wol of van fijn haar
6209.20 — van katoen
6209.30 — van synthetische vezels
6209.90 — van andere textielstoffen
Overeenkomstig aantekening 4 a op dit hoofdstuk worden als kleding en kledingtoebehoren voor baby's aangemerkt, artikelen voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm. Inlegluiers en luiers worden eveneens als babykleding aangemerkt.
Van de onder deze post vallende goederen kunnen worden genoemd: doopjurken, babyslaapzakken, speelpakjes, slabbetjes, handschoenen (met of zonder vingers), wanten en babyschoentjes, andere dan van brei- of haakwerk, zonder aangelijmde, aangenaaide of anderszins aangezette buitenzool.
Opgemerkt wordt dat artikelen die zowel onder post 62.09 als onder andere posten van dit hoofdstuk kunnen worden ingedeeld, onder post 62.09 ingedeeld moeten worden (zie aantekening 4 b op dit hoofdstuk).
Van deze post zijn uitgezonderd luiers en inlegluiers van papier, van cellulosewatten, of van vliezen van cellulosevezels (post 48.18), of van watten van textiel (post 56.01). Eveneens zijn uitgezonderd babymutsjes (post 65.05) en kledingtoebehoren dat meer specifiek is omschreven in andere hoofdstukken van de nomenclatuur.’
Gecombineerde nomenclatuur
8
De algemene regels voor de uitlegging van de GN in het eerste deel, titel I, A, van bijlage I bij verordening nr. 2658/87 bepalen:
‘Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.
- 1.
De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en, voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen, de navolgende regels.
[…]
- 3.
Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
- a)
de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;
- b)
mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;
- c)
in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a en 3 b, niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.
[…]
- 6.
Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede ‘mutatis mutandis’ de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.’
9
Het tweede deel van de GN bevat een afdeling XI, die betrekking heeft op textielstoffen en textielwaren. Die afdeling omvat een hoofdstuk 61, met het opschrift ‘Kleding en kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk’, en een hoofdstuk 62, met het opschrift ‘Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk’. Hoofdstuk 62 van de GN bevat de volgende posten en postonderverdelingen:
‘6209 Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's:
[…]
6209 20 00 — van katoen
[…]
6211 Trainingspakken, skipakken, badpakken en zwembroeken; andere kleding:
[…]
— andere kleding, voor dames of voor meisjes:
[…]
6211 42 — — van katoen
[…]
6211 42 90 — — — andere
[…]’
10
In aantekening 1 op afdeling XI van de GN wordt bepaald:
‘Deze afdeling omvat niet:
[…]
- s)
artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bijvoorbeeld meubelen, artikelen voor bedden, verlichtingstoestellen)’.
11
Genoemd hoofdstuk 62 bevat onder meer de volgende aantekeningen:
- ‘1.
Onder dit hoofdstuk worden slechts ingedeeld geconfectioneerde artikelen van textiel, met uitzondering van die van watten of die van brei- of haakwerk (andere dan bedoeld bij post 6212).
[…]
- 4.
Voor de toepassing van post 6209 worden:
- a)
als ‘kleding en kledingtoebehoren, voor baby's’ aangemerkt, artikelen voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm; luiers worden eveneens als babykleding aangemerkt;
[…]
- 8.
[…]
Kleding waarvan niet kan worden onderkend dat zij heren- of jongenskleding, dan wel dames- of meisjeskleding is, wordt ingedeeld onder de post voor dames- of meisjeskleding.’
12
Hoofdstuk 94 maakt deel uit van afdeling XX van de GN. Deze afdeling heeft als opschrift: ‘Diverse goederen en producten’. Hoofdstuk 94, met het opschrift ‘Meubelen (ook voor medisch of voor chirurgisch gebruik); artikelen voor bedden en dergelijke artikelen; verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen; geprefabriceerde bouwwerken’, omvat post 9404, die luidt als volgt:
‘9404 Springbakken, spiraalmatrassen en dergelijke in een lijst of in een raam gevatte matrassen; artikelen voor bedden en dergelijke (bijvoorbeeld matrassen, dekbedden, gewatteerde dekens, kussens, poefs, peluws), met binnenvering of opgevuld met ongeacht welk materiaal, dan wel van rubber of van kunststof, met celstructuur, ook indien overtrokken
9404 10 00 — springbakken, spiraalmatrassen en dergelijke in een lijst of in een raam gevatte matrassen
— matrassen:
9404 21 — — van rubber of van kunststof, met celstructuur, ook indien overtrokken:
[…]
9404 29 — — van andere stoffen:
[…]
9404 30 00 — slaapzakken’
13
In de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschappen (PB 2006, C 50, blz. 1), gepubliceerd op grond van artikel 10, lid 1, van verordening nr. 2658/87, valt te lezen:
‘6111 Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's, van brei- of haakwerk
Zie aantekening 6, sub a, op dit hoofdstuk.
Deze post omvat kleding die in het algemeen gedragen wordt door kinderen die jonger zijn dan 18 maanden. Hiertoe behoren bijvoorbeeld al dan niet gewatteerde manteltjes, boernoesen, reiszakken, kamerjasjes, babypakjes, eskimopakjes, lange en korte babybroeken, slobbroeken, kruippakjes, vestjes, jurkjes, rokjes, bolero's, anoraks, capes, tunieken, blouses, overgooiers, shorts, enz.
Sommige van deze artikelen behoren naar hun aard tot de babyuitzet en kunnen dus, ongeacht de handelsmaat ervan, onder deze post ingedeeld blijven.
Dit is bijvoorbeeld het geval voor:
[…]
- 3.
reiszakken: kledingstukken met capuchon en mouwen, tegelijkertijd slaapzak en mantel vormend (aan de onderzijde geheel gesloten);
- 4.
slaapzakken met mouwen of armsgaten.
De andere kledingstukken worden slechts onder deze post gerangschikt voor zover de maat geschikt is voor kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm (t/m handelsmaat 86).
[…]
6209 Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's
De toelichting op post 6111 is van overeenkomstige toepassing.’
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
14
Op 3 oktober 2006 heeft Lowlands Design bij de Nederlandse douaneadministratie vier verzoeken om bindende tariefinlichtingen ingediend voor producten die zijn aangeduid als ‘kinderslaapzakken’.
15
Deze producten hebben alle hetzelfde model en dezelfde kenmerken. Het betreft twee zakken (een binnenzak en een buitenzak), gemaakt van katoen, die zijn bedoeld om als set te worden gebruikt. Elk van de zakken heeft mouwen en een nauwsluitende kraag. Het bovenste gedeelte van de zakken is gesneden in de vorm van een bovenlijfje. Ter hoogte van het middel is een elastische insnoering gemaakt. Aan de voorzijde bevindt zich een opening met een ritssluiting. Aan de achterzijde, in het midden, zit een opening waardoor een veiligheidsriem kan worden geschoven. Enkel de maatvoering van de producten verschilt; die is namelijk 86 cm voor het product dat is bestemd voor baby's, en 110 cm voor het product dat is bestemd voor jonge kinderen.
16
Lowlands Design was van mening dat voornoemde producten alle vielen onder postonderverdeling 9404 30 00 van de GN, die betrekking heeft op ‘slaapzakken’, en derhalve waren onderworpen aan een douanerecht van 3,7 %.
17
Bij beschikkingen van 20 en 28 november 2006 heeft de Nederlandse douaneadministratie zich op het standpunt gesteld dat de producten die zijn bestemd voor jonge kinderen vielen onder postonderverdeling 6211 42 (‘Trainingspakken, skipakken, badpakken en zwembroeken […] andere kleding van katoen’) en waren onderworpen aan een recht van 12 %, en dat de producten voor baby's vielen onder postonderverdeling 6209 20 00 (‘Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's […] van katoen’) en waren onderworpen aan een douanerecht van 10,5 %.
18
Nadat haar beroep in eerste aanleg en haar hoger beroep waren verworpen, heeft Lowlands Design beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Zij betoogt dat de bovengenoemde producten moeten worden ingedeeld onder postonderverdeling 9404 30 00, en wel op grond van de tekst van die postonderverdeling en van aantekening 1, sub s, van afdeling XI van de GN.
19
De verwijzende rechter merkt op dat de betrokken producten, wat het bovenste gedeelte ervan betreft, lijken op een kledingstuk, en, wat het onderste gedeelte betreft, op een slaapzak. Gelet op die kenmerken, kan indeling ervan onder postonderverdeling 9404 30 00 niet worden uitgesloten. Hij vraagt zich af of de betrokken artikelen moeten worden ingedeeld onder postonderverdelingen 6209 20 00 en 6211 42 90 of dat zij vallen onder postonderverdeling 9404 30 00.
20
In die omstandigheden heeft de Hoge Raad der Nederlanden de behandeling van de zaak geschorst en het Hof om een prejudiciële beslissing verzocht over de volgende vraag:
‘Hoe moeten de postonderverdelingen 6209 20 [00], 6211 42 van de GN en postonderverdeling 9404 30 [00] van de GN worden uitgelegd met het oog op de tariefindeling van artikelen voor baby's of jonge kinderen als de onderwerpelijke?’
Beantwoording van de prejudiciële vraag
21
Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen van het Hof te vernemen of de GN aldus moet worden uitgelegd dat trappelzakken met een lengtemaat van 86 cm, bestemd voor baby's, en trappelzakken met een lengtemaat van 110 cm, bestemd voor jonge kinderen, moeten worden ingedeeld onder postonderverdeling 6209 20 00 of 6211 42 90, dan wel, integendeel, onder postonderverdeling 9404 30 00.
22
Volgens de algemene regels voor de uitlegging van de GN zijn voor de indeling van goederen in eerste plaats bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdeling of het hoofdstuk, waarbij de tekst van de opschriften van de afdeling of het hoofdstuk wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden.
23
In dit verband zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de posten van de GN en in de aantekeningen op de afdeling of het hoofdstuk zijn omschreven (zie met name arresten van 19 oktober 2000, Peacock, C-339/98, Jurispr. blz. I-8947, punt 9, en 14 juli 2011, Paderborner Brauerei Haus Cramer, C-196/10, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 31).
24
Lowlands Design betoogt dat de betrokken producten als wezenlijk kenmerk hebben dat de gebruiker er beschut en warm in kan slapen, en dat zij zijn bestemd om te worden gebruikt als slaapzak. Het gaat dus om slaapzakken, in de zin van postonderverdeling 9404 30 00 van de GN. De Nederlandse regering en de Europese Commissie zijn daarentegen van mening dat deze producten moeten worden ingedeeld onder postonderverdeling 6209 20 00 of 6211 42 90.
25
Vastgesteld moet worden dat volgens de verklaringen van de verwijzende rechter de betrokken producten, gelet op hun maat en hun aard, uitsluitend zijn bestemd voor gebruik door baby's en jonge kinderen. Zij hebben verschillende kenmerken die eigen zijn aan kledingstukken. Zo is de snit van het bovendeel van deze producten aangepast aan de lichaamsvorm. Zij beschikken over een kraag, mouwen en een opening aan de voorkant met een ritssluiting, alsmede over een elastische insnoering ter hoogte van het middel. Het onderste gedeelte van deze producten is volledig gesloten, net als bij een slaapzak.
26
Aangaande dit laatste kenmerk moet worden opgemerkt dat post 9404 valt onder hoofdstuk 94 van de GN, met het opschrift ‘Meubelen (ook voor medisch of voor chirurgisch gebruik); artikelen voor bedden en dergelijke artikelen; verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen; geprefabriceerde bouwwerken’. Volgens de tekst ervan omvat deze post ‘Springbakken, spiraalmatrassen en dergelijke in een lijst of in een raam gevatte matrassen; artikelen voor bedden en dergelijke […], met binnenvering of opgevuld met ongeacht welk materiaal […]’. Postonderverdeling 9404 30 00 omvat ‘slaapzakken’, in het algemeen, zonder dat voor die categorie andere onderliggende producten zijn vermeld op basis van hun kenmerken.
27
Daarentegen verwijst hoofdstuk 62 van de GN, dat betrekking heeft op ‘Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk’, onder post 62.09 naar ‘Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's’, waarbij postonderverdeling 6209 20 00 meer specifiek betrekking heeft op kleding en kledingtoebehoren (voor baby's) van katoen. Op grond van de kenmerken van het bovenste gedeelte ervan, moeten de producten in het hoofdgeding worden aangemerkt als kleding die valt onder afdeling XI van de GN en niet als artikelen voor bedden van hoofdstuk 94 van afdeling XX van de GN.
28
Bovendien volgt uit de GN-toelichting op post 6209, dat deze, zoals eveneens wordt verklaard in de toelichting voor de uitlegging van post 62.09 van het GS, betrekking heeft op een bepaald aantal voor jonge kinderen bestemde artikelen, met name babyslaapzakken en speelpakjes. Deze producten hebben kenmerken die weliswaar niet identiek zijn aan die van de producten in het hoofdgeding, maar hiermee wel vergelijkbaar zijn. Tot de producten waarop de toelichting voor de uitlegging van GN-post 6209 dus betrekking heeft, behoren uitdrukkelijk bepaalde typen slaapzakken met mouwen en armsgaten, die in het algemeen zijn bestemd voor kinderen die jonger zijn dan 18 maanden.
29
Lowlands Design betoogt in dit verband dat de GN-toelichting op post 6209 in strijd is met aantekening 1, sub s, op afdeling XI van de GN, aangezien die aantekening de in hoofdstuk 94 van afdeling XX van de GN vermelde producten, waartoe de onder postonderverdeling 9404 30 00 vermelde slaapzakken behoren, uitdrukkelijk uitsluit van de werkingssfeer van die afdeling. Niettemin moet worden opgemerkt dat aantekening 1, sub s, op afdeling XI aldus moet worden begrepen dat zij slechts aangeeft dat de onder dat hoofdstuk 94 ingedeelde artikelen niet vallen onder die afdeling XI.
30
Gelet op algemene regel 3 a voor de uitlegging van de GN, waaruit volgt dat de meest specifieke post voorrang heeft op posten met een meer algemene strekking, vallen de producten in het hoofdgeding niet onder postonderverdeling 9404 30, maar moeten zij in beginsel worden ingedeeld onder postonderverdeling 6209 20 00.
31
Dienaangaande bepaalt aantekening 4 op hoofdstuk 62 van de GN, net als aantekening 4 op hoofdstuk 62 van het GS, dat de uitdrukking ‘Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's’, in de zin van post 6209, doelt op artikelen voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm.
32
In de GN-toelichting op post 6209 wordt bepaald dat deze post kleding omvat die in het algemeen gedragen wordt door kinderen die jonger zijn dan 18 maanden en dat sommige van deze artikelen naar hun aard behoren tot de babyuitzet en dus, ongeacht de handelsmaat ervan, onder deze post ingedeeld kunnen blijven. Dit is, volgens die aantekening, het geval met reiszakken en slaapzakken met mouwen of armsgaten, waarbij andere kledingstukken ‘slechts onder […] post [6209] [worden] gerangschikt voor zover de maat geschikt is voor kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm (t/m handelsmaat 86)’.
33
Er zij aan herinnerd dat de inhoud van de GN-toelichtingen, die niet in de plaats van die op het GS komen, maar als een aanvulling daarop moeten worden beschouwd en samen daarmee moeten worden geraadpleegd, in overeenstemming moet zijn met de GN-bepalingen en de draagwijdte daarvan niet mag wijzigen (arrest van 14 april 2011, British Sky Broadcasting Group en Pace, C-288/09 en C-289/09, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 64).
34
In overeenstemming met deze uitleggingsbeginselen, dienen katoenen producten als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn te worden ingedeeld onder postonderverdeling 6209 20 00, wanneer zij op grond van hun afmetingen geschikt zijn voor kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om na te gaan. Indien dit niet het geval is, dan sluit de tekst van aantekening 4 op hoofdstuk 62 van de GN uit dat deze producten worden ingedeeld onder post 6209. In het laatste geval moet, bij gebreke van een specifieke post voor dit soort producten en overeenkomstig algemene regel 3 c voor de uitlegging van de GN, ervan worden uitgegaan dat zij tot de onder ‘andere kleding, voor dames of voor meisjes, van katoen’, vallende categorie ‘andere’ van postonderverdeling 6211 42 90 behoren.
35
Bijgevolg dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat de GN aldus moet worden uitgelegd dat trappelzakken als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, moeten worden ingedeeld onder postonderverdeling 6209 20 00 als ‘kleding en kledingtoebehoren, voor baby's, van katoen’, wanneer zij op grond van hun afmetingen geschikt zijn voor kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm. Indien dit niet het geval is, dienen zij te worden ingedeeld onder postonderverdeling 6211 42 90, als ‘andere kleding, voor dames of voor meisjes, van katoen’.
Kosten
36
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Zesde kamer) verklaart voor recht:
De gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1719/2005 van de Commissie van 27 oktober 2005, moet aldus worden uitgelegd dat trappelzakken als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, moeten worden ingedeeld onder postonderverdeling 6209 20 00 als‘kleding en kledingtoebehoren, voor baby's, van katoen’, wanneer zij op grond van hun afmetingen geschikt zijn voor kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm. Indien dit niet het geval is, dienen zij te worden ingedeeld onder postonderverdeling 6211 42 90, als ‘andere kleding, voor dames of voor meisjes, van katoen’.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 06‑09‑2012