Hof Den Haag, 31-07-2020, nr. 2200342719
ECLI:NL:GHDHA:2020:2911
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
31-07-2020
- Zaaknummer
2200342719
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2020:2911, Uitspraak, Hof Den Haag, 31‑07‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:334
Uitspraak 31‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:334).
Rolnummer: 22-003427-19
Parketnummer: 09-767367-18
v.i. nummer: 99-000127-40
Datum uitspraak: 31 juli 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 3 juli 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [datum] 1998,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
17 juli 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair, eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2018 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; en/of hij op of omstreeks 15 september 2018 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven met dat opzet met een vuurwapen een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal van een (aantal) (gouden) ketting(en) en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair, indien het vorenstaande feit niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2018 te 's-Gravenhage omstreeks 04.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
vier, althans één of meer (gouden) ketting(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer],
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door met een vuurwapen een (aantal) kogel(s) op of in de richting van die [slachtoffer] af te vuren en/of door die [slachtoffer] in zijn arm te bijten.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het primair eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof zal gelasten dat de verdachte de vrijheidsstraf van 124 dagen, die in de zaak met v.i. 99-000127-40 als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet ondergaan.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de oplegging van de straf en de motivering daarvan.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. De beslissing omtrent de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zal tevens in het dictum van dit arrest worden opgenomen.
Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof daarin de hierna te vermelden aanvulling aanbrengt.
Nadere overweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman namens de verdachte een alternatief scenario aangevoerd. Dit scenario houdt in dat de verdachte het slachtoffer uit de [uitgaansgelegenheid] heeft verwijderd omdat hij lastig was en ruzie maakte. Buiten zou het slachtoffer een vuurwapen hebben getrokken waarna de verdachte en het slachtoffer in een worsteling verzeild raakten; de verdachte zou hierbij het slachtoffer in zijn arm hebben gebeten. In de worsteling is het vuurwapen dat volgens de verdachte afkomstig was van en vastgehouden werd door het slachtoffer, verschillende keren afgegaan. De verdachte heeft verklaard dat hij zich vervolgens heeft omgedraaid en is weggerend. Hij heeft ontkend dat hij kettingen van de hals van het slachtoffer heeft getrokken. Tevens heeft hij ontkend dat hij degene was die over het vuurwapen beschikte.
De verdachte heeft zijn alternatieve scenario pas in hoger beroep aangevoerd, nadat hij had kennisgenomen van het volledige dossier. Eerder heeft hij zich ten aanzien van de feiten op zijn zwijgrecht beroepen en werd namens hem zelfs betwist dat hij betrokken was bij de ‘confrontatie’ met het slachtoffer. Het hof constateert dat dat laatste thans niet meer wordt ontkend en voorts dat de verdachte zijn thans gegeven verklaring op het volledige dossier heeft kunnen afstemmen.
Zijn lezing wordt niet ondersteund door bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden. De lezing van het slachtoffer wordt ondersteund door het aantreffen van verwondingen in zijn nek die passen bij letsel dat veroorzaakt wordt door het afrukken van kettingen.
Op de huls van één van de verschoten patronen is DNA-materiaal aangetroffen, dat matcht met het DNA van de verdachte. Het aantreffen van DNA-materiaal dat gelinkt wordt aan de verdachte past beter in het scenario dat het vuurwapen van hem afkomstig is dan in het scenario dat het vuurwapen afkomstig is van het slachtoffer, temeer nu op geen enkele huls DNA-materiaal van aangever is aangetroffen. Voorts acht het hof het onwaarschijnlijk dat de verdachte – die naar eigen zeggen in doodsangst verkeerde - zich op enig moment zou hebben omgedraaid – daarmee zijn rug toekerend naar het slachtoffer die in de lezing van de verdachte een met scherpe patronen geladen vuurwapen in zijn hand had dat al een aantal keren was afgegaan - om zo het risico te lopen in de rug te worden geschoten. Ook het feit dat aangever – die de plaats delict niet heeft verlaten - meteen na aankomst van de politie het magazijn van het vuurwapen heeft overhandigd en dat het vuurwapen zelf nooit gevonden is, past beter in het scenario dat de verdachte zich met zijn vuurwapen uit de voeten heeft gemaakt dan het scenario dat het vuurwapen toebehoorde aan het slachtoffer en deze het vuurwapen zou hebben verdonkermaand. Voor de stelling van de verdachte dat een buiten aanwezige vriend van het slachtoffer het wapen na het schieten zou hebben weggevoerd, is in het dossier noch anderszins een aanknopingspunt te vinden.
Het hof is dan ook van oordeel dat het aangevoerde alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve - behoudens voor zover het wordt vernietigd – onder de aanvulling van gronden te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 15 september 2018 schuldig gemaakt aan een zeer brutale diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De verdachte heeft het slachtoffer, die op die avond aanwezig was in de [uitgaansgelegenheid] te Den Haag gevraagd om mee naar buiten te lopen. Daar heeft hij vier gouden kettingen van de nek van het slachtoffer getrokken en heeft daarbij – op de openbare weg, in de nachtelijke uren - met een vuurwapen geschoten en in de arm van het slachtoffer gebeten.
Door aldus te handelen heeft de verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Tevens heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Dergelijk handelen – waarbij meerdere mensen schoten hebben gehoord – brengt daarnaast gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Het hof rekent het de verdachte daarenboven aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren is veroordeeld voor het plegen van twee straatroven, en witwassen, bij welke eerstgenoemde feiten eveneens ten laste is gelegd dat gebruikt is gemaakt van een vuurwapen, hetgeen het hof ambtshalve bekend is.
Het voorgaande heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof acht een substantiële vrijheidsstraf passend en geboden en is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat
de in eerste aanleg door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf, onvoldoende recht doet aan de ernst van het gepleegde feit.
Alles afwegende, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden op zijn plaats, die verdachte ervan moet doordringen in de toekomst soortgelijke misdrijven niet nogmaals te plegen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met v.i. nummer 99-000127-40 toe en gelast dat het gedeelte van de bij vonnis van
16 juni 2017 opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog wordt ondergaan, te weten: 124 dagen gevangenisstraf.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. C.G.M. van Rijnberk, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 juli 2020.