type: 2577coll:
Rb. Den Haag, 11-11-2020, nr. C/09/532994 / HA ZA 17-552
ECLI:NL:RBDHA:2020:12554
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
11-11-2020
- Zaaknummer
C/09/532994 / HA ZA 17-552
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:12554, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 11‑11‑2020; (Bodemzaak)
ECLI:NL:RBDHA:2018:9972, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 08‑08‑2018; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 11‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht. Vonnis na deskundigenbericht. Schade door supercel kwalificeert niet als “stormschade” zoals genoemd in de polisvoorwaarden.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/532994 / HA ZA 17-552
Vonnis van 11 november 2020
in de zaak van
[eiser] , te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
tegen
1. REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V., te Zoetermeer,
2. AEGON SCHADEVERZEKERING N.V., te Den Haag,
3. ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., te Apeldoorn,
4. NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V., te Den Haag,
gedaagden,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
1. De procedure
1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 27 maart 2019 en de daarin genoemde stukken;
- -
het deskundigenrapport van RoyalHaskoningDHV van 15 september 2019 en de aangehechte notitie van 20 december 2019;
- -
de conclusie na deskundigenbericht van 18 maart 2020 van de zijde van [eiser];
- -
de akte uitlating deskundigenbericht van 18 maart 2020 van Reaal c.s.
- -
de akte uitlating na conclusie van 27 mei 2020 van Reaal c.s.
1.2.
Ten slotte is de datum voor vonnis nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1.
Bij tussenvonnis van 27 maart 2019 heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek door ir. F.H. (Erik) Middelkoop van RoyalHaskoningDHV (hierna ook: ‘Middelkoop’) bevolen en vragen ter beantwoording aan de deskundige voorgelegd.
2.2.
In het deskundigenrapport van 15 september 2019 heeft Middelkoop de vragen als volgt beantwoord:
“5 Beantwoording vragen
1. Is de schade (aan de opstallen van [eiser]) – mede – door de storm ontstaan?
Ja, grotendeels wel.
2. Zou de schade ook zijn ontstaan zonder de storm?
Nee, zonder de storm zouden de hagelstenen aanzienlijk minder schade hebben veroorzaakt.
3. Zo ja, in welke mate, en zo nee, waarom niet?
De verticale delen zouden niet zijn beschadigd zonder de storm. De schade aan de loefzijde van de daken zou aanzienlijk minder zijn, waarschijnlijk vergelijkbaar met de schade die nu aan de lijzijde is opgetreden.
4. Bestaat er een verschil in schadeoorzaak tussen de schade die is ontstaan aan de verticale delen van de gebouwen enerzijds en de horizontale c.q. liggende delen van de gebouwen anderzijds?
Nee, voor beide delen geldt dat de schade is ontstaan door de combinatie van storm en hagel. Voor de verticale delen geldt dat zonder storm er in het geheel geen schade zou zijn geweest. Voor de liggende delen geldt dat zonder storm de schade aanzienlijk minder zou zijn geweest.
5. In hoeverre en in welke mate heeft wind tot 30 meter hoogte invloed gehad op de valhoek en snelheid van de op 23 juni 2016 gevallen hagelstenen?
Het maximale effect van de wind op de snelheid en valhoek zijn indicatief bepaald in respectievelijk paragraaf 5 en 6. De invloed van de wind is sterk afhankelijk van de diameter van hagelsteen. De berekende waarden zijn de maximale invloed ten tijde van de windvlagen in de storm. Tussen de windvlagen in zullen er hagelstenen zijn gevallen met een valhoek en snelheid vergelijkbaar met de situatie zonder storm.
6. Bij welke valsnelheid is de impact van de vallende hagelsteen met een doorsnede van 8 centimeter groot genoeg om het dakmateriaal van de stallen van [eiser] te beschadigen?
De valsnelheid van een hagelsteen met een diameter van 8 centimeter is groot genoeg om het dakmateriaal te beschadigen. Hiervoor is het wel nodig dat de inslaghoek ongeveer 90° is (loodrecht op het dakoppervlak).
7. Welke invloed heeft de wind op die hagelstenen en leidt dit tot een ander antwoord dan het antwoord op de vorige vraag?
De wind verandert de valhoek en verhoogt de snelheid van de hagelstenen. Voor de loefzijde van de daken van [eiser] geldt dat, als gevolg van de wind, de hagelstenen loodrecht op het oppervlak inslaan met een aanzienlijk grotere snelheid.
8. Was de aanwezigheid van harde wind (minimaal windkracht 7) aan het aardoppervlak een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van schade aan het dakenmateriaal van [eiser], meer specifiek gaten in de daken?
Nee. Harde wind was wel een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van gaten in de daken. Het is echter aannemelijk dat met windkracht 6 ook gaten in de daken zouden zijn ontstaan als gevolg van de hagelstenen.”
2.3.
Reaal heeft bij brief van 9 december 2019 aanvullende vragen gesteld aan de deskundige. In een aan zijn rapport gehecht memo van 20 december 2019 heeft de deskundige de vragen van Reaal beantwoord. Hij heeft hieraan toegevoegd dat er geen aanleiding is het rapport te wijzigen.
2.4.
In zijn conclusie na deskundigenbericht heeft [eiser] gesteld dat de schade aan de daken niet enkel door hagel maar ook door storm is ontstaan. Hij beroept zich er in dat kader op dat Middelkoop heeft gerapporteerd dat hagel aanzienlijk meer schade veroorzaakt in combinatie met storm en dat de schade aan de opstallen van [eiser] grotendeels door de storm is ontstaan. Zonder de storm zouden de hagelstenen aanzienlijk minder schade hebben veroorzaakt. [eiser] wijst er daarbij op dat de storm de valrichting van de hagel verandert, hetgeen ongunstig is voor schade aan verticale en hellende oppervlakken. De snelheid, en daarmee de stootkracht van de hagelstenen neemt daarbij toe. De storm leidt tot meer schade aan de daken aan de loefzijde. [eiser] stelt dat de schade aan de daken aan de lijzijde als indicatief wordt beschouwd voor de schade die zou zijn opgetreden bij dezelfde hagelstenen in windstille condities.
2.5.
Reaal voert hiertegen aan dat [eiser] niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd omdat Middelkoop in zijn rapport tot de conclusie komt dat de storm niet de rechtens relevante oorzaak is van de schade aan de daken van [eiser]. Immers, zo stelt Reaal primair, Middelkoop concludeert dat ook zonder windkracht 7 de schade aan de daken zou zijn ontstaan in de vorm van gaten. Reaal concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
Storm géén doorslaggevende factor voor de schade
2.6.
Anders dan [eiser] heeft betoogd, is hij niet geslaagd in de hem opgedragen bewijslevering. Uit het door Middelkoop ingediende deskundigenbericht in combinatie met het aangehechte memo van 20 december 2019 kan niet de conclusie worden getrokken dat voor de schade aan de daken de storm aan het aardoppervlakte van doorslaggevende invloed is geweest en dat dus de schade door de storm is ontstaan.
2.7.
Uit de rapportage van Middelkoop volgt dat de valsnelheid van een hagelsteen primair afhankelijk is van de diameter (een hagelsteen met een diameter van 1 cm heeft een valsnelheid van 48 km/h en een hagelsteen met een diameter van 8 cm heeft een valsnelheid van 139 km/h) (paragraaf 3.3). De storm heeft daarbij geen invloed op de valsnelheid maar wel op de snelheid in de bewegingsrichting. Voor kleine hagelstenen geldt dat deze snelheid aanzienlijk wordt vergroot door de storm, terwijl de snelheid van zeer grote hagelstenen als gevolg daarvan significant toeneemt. Middelkoop concludeert dat hagel aanzienlijk meer schade veroorzaakt in combinatie met storm.
2.8.
Met het voorgaande staat evenwel niet vast dat de storm – volgens de polisvoorwaarden gedefinieerd als ‘een windsnelheid van ten minste 14 meter per seconde’ (windkracht 7) – een noodzakelijke voorwaarde voor de schade aan de daken is geweest. Middelkoop bevestigt in zijn beantwoording van de vragen weliswaar dat de schade aan de opstallen van [eiser] grotendeels door de storm is ontstaan (vraag 1) en dat de hagelstenen zonder de storm aanzienlijk minder schade zouden hebben veroorzaakt (vraag 2), maar op de vraag of de aanwezigheid van harde wind (minimaal windkracht 7) een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van schade aan het dakenmateriaal van [eiser] is geweest, antwoordt hij dat dat niet het geval is. Hij voegt daaraan toe dat harde wind wel een noodzakelijke voorwaarde is voor het ontstaan van de gaten, maar dat het aannemelijk is dat die met windkracht 6 ook zouden zijn ontstaan als gevolg van de hagelstenen. In het memo verduidelijkt hij daarbij zijn antwoord op de eerste onderzoeksvraag door erop te wijzen dat hij er bij de beantwoording daarvan niet vanuit is gegaan dat storm een noodzakelijke voorwaarde was.
2.9.
Op grond van het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat de aanwezigheid van storm aan het aardoppervlakte binnen het samenstel van hagel en storm niet een doorslaggevende invloed op de schade heeft gehad, zodat niet gesproken kan worden van stormschade. Immers, ook als er aan het aardoppervlakte geen storm was geweest, maar enkel harde wind, geldt dat de hagel voor schade aan de daken zou hebben gezorgd.
Prejudiciële vragen
2.10.
[eiser] heeft in zijn conclusie na deskundigenbericht de rechtbank nog verzocht prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen over de toepassing van de dominant-cause-leer in verzekeringszaken en over wat rechtens is als twee of meer mogelijke schadeoorzaken leiden tot schade, die door die gebeurtenissen afzonderlijk niet ingetreden zou zijn. De rechtbank gaat aan dit verzoek voorbij.
2.11.
Nog los van het feit dat het stellen van prejudiciële vragen in de stand waarin het geding zich nu bevindt tot een onredelijke vertraging van de procedure zou leiden, geldt dat daarvoor in deze procedure geen noodzaak is. In het tussenvonnis van 8 augustus 2018 heeft de rechtbank het juridisch kader voor de beoordeling van de vordering van [eiser] gegeven. Deze beoordeling kwalificeert als een bindende eindbeslissing waarop niet zomaar teruggekomen mag worden. De vraag die na het tussenvonnis nog resteerde betrof een feitelijke vraag, namelijk of binnen het samenstel van storm en hagel, de storm een doorslaggevende factor voor de schade geweest is geweest. Deze vraag is door Middelkoop beantwoord, zodat voor het stellen van prejudiciële vragen geen aanleiding bestaat.
Conclusie en proceskostenveroordeling
2.12.
Nu de schade aan de daken van [eiser] niet kwalificeert als stormschade in de zin van de polis, is Reaal niet tot dekking onder de polis gehouden. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.
2.13.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden begroot op € 5.146,-, bestaande uit € 1.924,- voor betaald griffierecht en een vergoeding salaris advocaat van € 3.222,- (liquidatietarief berekend op basis van 3 punten x € 1.074 (tarief IV). Nu [eiser] de kosten voor het deskundigenrapport heeft voorgeschoten, geldt dat deze niet in de proceskostenveroordeling hoeven te worden betrokken. Omdat de deskundige een lager bedrag in rekening heeft gebracht (€ 5.929,-) dan het bedrag dat door [eiser] is voorgeschoten (€ 7.260,-), zal het restant van het voorschot van (€ 7.260,- minus € 5.929,-) € 1.331,- via het LDCR aan [eiser] worden geretourneerd, voor zover het LDCR daartoe nog niet is overgegaan.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden begroot op € 5.146,-;
3.3
bepaalt dat het restant van het voorschot van € 1.331,- dat door [eiser] is voldaan aan hem zal worden geretourneerd;
3.4
verklaart de proceskostenveroordeling onder 3.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. de Coninck en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 11 november 2020.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 11‑11‑2020
Uitspraak 08‑08‑2018
Inhoudsindicatie
Schade aan opstallen naar aanleiding van supercel 23 juni 2016. Is de schade verzekerd op grond van “stormschade” zoals genoemd in de polisvoorwaarden? Behoefte aan voorlichting door deskundige voor de vraag of schade door storm is ontstaan.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/532994 / HA ZA 17-552
Vonnis van 8 augustus 2018
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiser,
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
tegen
1. REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
2. AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Den Haag,
3. ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
4. NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagden,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Eiser zal hierna ‘ [eiser] ’ worden genoemd. Gedaagden worden hierna samen aangeduid als ‘Reaal’.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 17 mei 2017 met producties 1 tot en met 14;
- -
de conclusie van antwoord van 26 juli 2017 met producties 1 tot en met 5;
- -
het tussenvonnis van 30 augustus 2017, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- -
de ambtshalve beschikking van 15 december 2017 waarbij de comparitie van partijen nader is bepaald op 13 maart 2018;
- -
de akte overlegging producties van de zijde van Reaal van 13 maart 2018, met producties 6 tot en met 8;
- -
het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 13 maart 2018.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is met instemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Reaal en [eiser] hebben bij brieven van respectievelijk 19 april 2018 en 20 april 2018 van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Het proces-verbaal zal worden gelezen met inachtneming van de in de brieven door partijen gemaakte opmerkingen.
1.3.
Ten slotte is de datum voor vonnis nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
[eiser] is eigenaar van de woning met aangebouwde zadelkamer (hierna: “de woning”), twee stallen ten behoeve van de stalling van paarden en een binnenbak (hierna: “de overige opstallen”) aan de [adres] . Ten behoeve van de woning en de overige opstallen heeft [eiser] een opstalverzekering bij Reaal afgesloten. De polis is ingegaan op 3 augustus 2015. De polisvoorwaarden bevatten onder meer de volgende bepalingen:
“Algemene voorwaarden
(...)
2 BegripsomschrijvingenIn deze voorwaarden wordt verstaan onder: (…)
2.24
Storm Een windsnelheid van ten minste 14 meter per seconde. Als bewijs kan dienen:
waarneming door een erkend meteorologisch instituut in Nederland, België of Duitsland;
stormschade aan andere gebouwen in de omgeving.
(…)
Gebouwen
Bijzondere voorwaarden(…)
2. Omvang van de dekkingHet in de polis omschreven gebouw is verzekerd tegen plotselinge materiële schade veroorzaakt door of ten gevolge van:(…)
2.9
Storm”
2.2.
Op 23 juni 2016 is een supercel over [woonplaats] getrokken. Op 27 oktober 2016 heeft Meteogroup Nederland B.V. (hierna ‘Meteogroup’) hierover – onder meer – gerapporteerd:
“In de tweede helft van de avond betreft het meest markante weerfenomeen het overtrekken van de zeer zware onweersbui: een supercel. Dit is een bijzonder zware onweersbui, welke veelal gepaard gaat met zware neerslag, zeer zware windstoten (…), grootschalige onweersactiviteit en grote hagelstenen. (…)
Bewolking hoger in de atmosfeer manifesteert zich als ijskristallen. Bij buien vinden opgaande en neergaande luchtbewegingen plaats, waarin deze ijskristallen heen en weer bewegen. In het bevroren deel van de buienwolk ontstaan sneeuwvlokken die op lagere hoogte tot regendruppels smelten en vervolgens in een opgaande luchtbeweging weer bevriezen. Dit is het moment waarop hagel wordt gevormd. Op hun tocht op en neer door de wolk groeien de hagelstenen steeds verder aan. Zodra de hagelstenen te zwaar worden of buiten de luchtbewegingen van de bui geraken, zullen ze het aardoppervlakte bereiken. Bij zeer zware buien, zoals in het geval van de supercel, zijn de opgaande en neergaande luchtbewegingen (up- en downdraft) zeer krachtig, waardoor de aangroei van de hagel erg lang kan doorgaan; pas als de hagel door aangroei erg groot/zwaar is geworden, kan zij zich onttrekken aan de luchtbewegingen binnen de bui, en het aardoppervlak bereiken. Dit is ook de reden dat de hagelstenen uit een supercel in de regel groter zijn dan uit een reguliere (hagel)bui. (…)
Zoals eerder beschreven zijn in de omgeving hagelstenen met een grootte van 5 tot 10 cm waargenomen. Dit getuigt van een zeer grote onstabiliteit in de atmosfeer, wat ook maakt dat het optreden van zeer zware windstoten (…) in deze bui erg waarschijnlijk wordt geacht. De hoogte van de windstoten kan niet worden gestaafd met observaties, en moet dus worden geschat. Kijkend naar de onstabiliteit van de atmosfeer tijdens het overtrekken van de supercel, wordt geschat dat naar alle waarschijnlijkheid windstoten met een snelheid van 25 tot 30 m/s hebben plaatsgevonden.”
2.3.
Tijdens de supercel is aan de opstallen van [eiser] schade ontstaan.
2.4.
Op 24 juni 2016 heeft [eiser] de schade via zijn tussenpersoon bij Nedasco (als gevolmachtigde van Reaal) gemeld. Deze heeft als schade-expert Dekra Experts (hierna ‘Dekra’) ingeschakeld, die op 4 augustus 2016 de schade aan de opstallen van [eiser] heeft opgenomen. Dekra heeft de schade aan de gebouwen als volgt vastgesteld:
- -
woonhuis: € 356,-
- -
paardenstal 1/zadelkamer € 4.780,03
- -
paardenstal 2 € 8.551,90
- -
strohal € 6.189,94
- -
rijhal/binnenbak € 18.957,37
Totaal € 38.835,24 (ex btw)
2.5.
Dekra heeft op 7 augustus 2016 een eindverslag van expertise uitgebracht. In dat rapport heeft Dekra onder meer het volgende gerapporteerd:
“Uit het schadebeeld maken wij op dat er tijdens het passeren van de ‘supercel’ ook sprake is geweest van windstoten van ruim meer dan 14 m/s. Ter plaatse is een boom bezweken. Echter, gesteld kan worden dat de windstoten niet direct hebben bijgedragen aan het ontstaan van schade aan daken. Uit eerdere onderzoeken van het KNMI is gebleken dat storm geen invloed heeft op de valsnelheid van hagelstenen.
Wel hebben wij uit het algemene schadebeeld kunnen opmaken dat (storm)wind van invloed is geweest op het ontstaan van de schade aan verticale (opstal)componenten zoals bijvoorbeeld beglazing, kozijnen, overheaddeuren en rolluiken. Dit kan worden verklaard doordat de hagelstenen wel door de windvlagen onder een behoorlijke hoek (circa 45 graden) het aardoppervlak hebben bereikt. Bij dergelijke schaden zijn wij van mening dat windstoten hebben bijgedragen aan de oorzaak van de schade. Uit de gegevens van Meteo Consult blijkt dat er windsnelheden zijn geregistreerd van 25 m/s.
Als er geen sprake zou zijn geweest van wind(stoten) dan waren de hagelstenen loodrecht naar beneden gevallen en was schade aan verticale oppervlakken niet ontstaan. Bij schade aan daken is dat anders. Hieraan zou ook schade zijn ontstaan als er geen sprake zou zijn geweest van storm. Zoals gememoreerd hebben de windstoten immers geen invloed op de valsnelheid van hagelstenen.”
2.6.
Von Reth Contra-Expertise (hierna ‘Von Reth’) heeft in opdracht van de tussenpersoon van [eiser] op 17 november 2016 een contra-expertise uitgebracht. De herstelkosten voor de schade aan de gebouwen is door Van Reth Contra-Expertise als volgt vastgesteld:
- -
herstel daken € 36.129,23
- -
herstel dak woonhuis eigen beheer € 356,-
- -
herstel gevelbekleding, binnenzijde
stallen en zadelkamer € 11.029,-
Totaal € 47.514,23 (ex btw)
Von Reth schrijft onder meer:
“Schade oorzaak
Op 23 juni 2016 is door storm schade ontstaan aan het gebouwencomplex van verzekerde.
Toedracht
Door de storm (…) werden wanden en daken ernstig beschadigd. (…) De storm ging gepaard met ernstige hagelbuien waarbij hagelkorrels door de stormwind opgestuwd werden en samenklonterden tot hagelstenen. De hagelstenen werden door de stormwind gedragen en sloegen tegen en op onderhavige gebouwen.”
2.7.
Reaal heeft voor schade aan het dak van het woonhuis een bedrag van € 356,- vergoed. Voor schade aan de gevelbeplating en herstel van waterschade aan de binnenzijde van de stallen en de zadelkamer heeft Reaal een bedrag van € 11.029,- vergoed. Een vergoeding voor schade aan de daken van de overige opstallen – hierna ook ‘de schade’ – heeft Reaal afgewezen.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na vermindering van eis – dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot nakoming van hun verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst, door aan eiser een bedrag van € 36.129,23 te voldoen, te vermeerderen met wettelijke rente;
II. gedaagden hoofdelijk veroordeelt aan eiser wegens buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 1.466,72 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure, inclusief nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] stelt daartoe dat Reaal ten onrechte de schade aan de daken van de overige opstallen niet heeft vergoed, nu immers sprake is van stormschade en [eiser] daarvoor verzekerd is. Op 23 juni 2016 was geen sprake van hagel, maar van een uitzonderlijk weerbeeld waarbij sprake was van storm. De neerslag in de vorm van ijsbrokken is ontstaan ten gevolge van de storm en is daarvan slechts een neveneffect. Dat sprake is van stormschade blijkt ook uit het feit dat de daken van de opstallen slechts aan één zijde – de zijde waar de wind op stond – zijn beschadigd. Subsidiair stelt [eiser] dat, voor zover er al sprake zou zijn van hagel, de schade niet enkel door de hagel is veroorzaakt. Ter zitting heeft [eiser] daartoe gesteld dat als de hagelstenen recht naar beneden zouden zijn gevallen, deze van het dak zouden zijn afgerold.
3.3.
Reaal voert tegen de vordering van [eiser] aan dat bij gebreke van hagelschadedekking op de polis van [eiser] er geen dekking is voor de schade aan de daken. Zij voert aan dat voor het antwoord op de vraag of sprake is van “storm” in de zin van de polisvoorwaarden niet relevant is dat storm in de stratosfeer mede noodzakelijk is voor het doen ontstaan van een supercel. Het gaat bij de uitleg van het begrip storm om storm aan het aardoppervlakte. Reaal voert verder aan dat voor de vraag of er bij schade als gevolg van storm (of hagel) verzekeringsdekking is, gekeken moet worden naar de oorzaak die direct aan de schade voorafging, en niet naar de verst gelegen oorzaak. Om die reden, zo betoogt Reaal, is de supercel geen benoemd en verzekerd gevaar, maar heeft deze te gelden als de verst gelegen oorzaak. Reaal erkent dat de wind aan het aardoppervlakte wél een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de verticale schade (aan de gevels), maar dat met betrekking tot de horizontale schade (aan de daken) de inslag van hagelstenen de dominante – en dus relevante – oorzaak is geweest. De schade aan de daken zou ook zijn ontstaan als het volledig windstil was geweest – dan zou de schade alleen maar groter zijn geweest omdat deze aan beide zijden van de daken was ontstaan – , daarmee betwist Reaal dat er een verband is tussen de storm en de aan de vordering ten grondslag liggende schade.
4. De beoordeling
4.1.
De vraag die voorligt is of de schade waarvoor [eiser] een vergoeding wil, is veroorzaakt door storm, als bedoeld in de polis. Het gaat in deze kwestie derhalve om de uitleg van polisvoorwaarden. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden, is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de poliswaarden als geheel en van de daarbij behorende begrippenlijst.
4.2.
Uit de bewoordingen van de dekkingsomschrijving volgt dat schade door of ten gevolge van storm is gedekt en dat onder storm wordt verstaan “een windsnelheid van ten minste 14 meter per seconde”. De rechtbank is met Reaal van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag óf sprake is van storm aansluiting gezocht moet worden bij de windsnelheid aan het aardoppervlakte. De stelling van [eiser] dat de schade aan de overige opstallen is veroorzaakt door of ten gevolge van storm omdat storm op grote hoogte in de lucht (de stratosfeer) een noodzakelijke voorwaarde is geweest voor het ontstaan van de neerslag in de vorm van ijsbrokken (hagel), wordt dan ook verworpen. Met juistheid heeft Reaal naar voren gebracht dat in de polisvoorwaarden is bepaald dat voor de vaststelling of sprake is van storm onder meer de waarneming door een erkend meteorologisch instituut als bewijs kan dienen. Daarbij is door [eiser] niet weersproken dat (onder meer) het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut voor de meting van storm kijkt naar windsnelheden op een hoogte van 10 meter boven de grond. De omstandigheid dat storm op veel grotere hoogte in de lucht een noodzakelijke voorwaarde is voor het ontstaan van hagel is voor de uitleg van de polis dan ook niet relevant. Ook de stelling van [eiser] dat in het geval van de supercel sprake is van één samenhangend weerfenomeen, zodat om die reden uitgegaan dient te worden van storm, wordt om die reden verworpen. Dát ten tijde van het ontstaan van de schade sprake was van storm – aan het aardoppervlak – is tussen partijen niet in geschil.
4.3.
De rechtbank verwerpt het standpunt van [eiser] dat geen sprake is geweest van hagel. Met Reaal is de rechtbank van oordeel dat de grootte van de door [eiser] benoemde “ijsbrokken” onverlet laat dat sprake is geweest van hagel. De omstandigheid dat de hagel in de supercel is aangegroeid maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat geen sprake meer is van hagel. De rechtbank verwijst daartoe mede naar het rapport van Meteogroup, hiervoor weergegeven onder 2.2., waarin de ongewone grootte van de hagelstenen geen reden is om van het begrip hagel af te wijken. Zodoende komt de rechtbank toe aan het subsidiaire standpunt van [eiser] , dat de schade niet enkel door de hagel is ontstaan.
4.4.
Nu ten tijde van het ontstaan van de schade zowel sprake was van storm als van hagel, moet worden beoordeeld waardoor de schade is ontstaan. Voor het antwoord op de vraag of de schade is veroorzaakt door of ten gevolge van storm stelt de rechtbank voorop dat – bij gebreke van een causaliteitsmaatstaf in de polisvoorwaarden – bij beoordeling van de polisdekking aansluiting moet worden gezocht bij de zogenoemde dominant-cause-leer. Deze leer houdt in dat een of meer gebeurtenissen als oorza(a)k(en) van de schade kunnen worden aangewezen als zij effectief de schade als rechtens relevant (heeft) hebben veroorzaakt en dat meer dan één oorzaak als rechtens relevant voor het ontstaan van de schade kan worden aangemerkt.
4.5.
De enkele omstandigheid dat hagelstenen gaten in de daken van [eiser] hebben geslagen doet er naar het oordeel van de rechtbank niet aan af dat binnen het samenstel van storm en hagel, de storm een doorslaggevende factor voor de schade geweest kán zijn. Als dat het geval is, is Reaal gehouden de schade van [eiser] te vergoeden. Evenzo heeft zij immers de schade aan de gevels van [eiser] , veroorzaakt door hagelstenen die door de storm tegen de verticale oppervlakten van de gevels zijn geslagen, vergoed. Met [eiser] stelt de rechtbank zich de vraag waar – aan oppervlakken van verticaal tot horizontaal – dan het omslagpunt ligt. Weliswaar is bij schade door hagelstenen aan verticale geveloppervlakken evident dat de storm daar invloed moet hebben gehad – omdat de hagelstenen zonder storm langs de verticale vlakken recht naar beneden waren gevallen – bij hellende dakoppervlakken is die invloed er niet zonder meer niet. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat op de door [eiser] in het geding gebrachte foto’s van de beschadigde daken te zien is dat de hagelstenen onder een hoek – als het ware horizontaal – in de dakvlakken lijken te zijn ingeslagen.
4.6.
Nu Dekra en Von Reth, hiervoor weergegeven onder 2.4. en 2.6., de situatie ieder anders hebben beoordeeld, heeft de rechtbank behoefte aan nadere voorlichting door een deskundige op dit punt. Overeenkomstig zijn bewijsaanbod zal [eiser] derhalve in de gelegenheid worden gesteld aan de hand van een deskundigenbericht te bewijzen dat de schade (niet enkel door de hagel maar ook) door storm is ontstaan. Of, zoals [eiser] ter zitting heeft aangevoerd, een deskundige daartoe een proefopstelling of nabootsing van de situatie een geëigende manier acht om tot beantwoording van de vragen te komen, laat de rechtbank aan de deskundige.
4.7.
Voordat tot het inwinnen van een deskundigenbericht zal worden overgegaan,
zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten - bij voorkeur na onderling overleg - over de persoon van de te benoemen deskundige, de aard van de benodigde deskundigheid en over de aan de deskundige te stellen vragen. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.8.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat aan de deskundige de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
- 1.
Is de schade – mede – door de storm ontstaan?
- 2.
Zou de schade ook zijn ontstaan zonder de storm?
- 3.
Zo ja, in welke mate, en zo nee, waarom niet?
- 4.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.9.
Iedere verdere beslissing zal in afwachting van de aktewisseling worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 5 september 2018 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. de Coninck en in het openbaar uitgesproken op8 augustus 2018.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑08‑2018
type: 2577