Hof Arnhem, 06-06-2006, nr. 2005/812
ECLI:NL:GHARN:2006:AY5219
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
06-06-2006
- Zaaknummer
2005/812
- LJN
AY5219
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2006:AY5219, Uitspraak, Hof Arnhem, 06‑06‑2006; (Hoger beroep)
Uitspraak 06‑06‑2006
Inhoudsindicatie
Appellante vordert in hoger beroep primair een verklaring voor recht dat het besluit van de VvE waarbij haar de toestemming is onthouden om de traplift met toebehoren te (doen) plaatsen in de gemeenschappelijke entreehal van het appartementencomplex, gelet op artikel 2:14 van het Burgerlijk wetboek (BW) nietig is wegens strijd met de statuten. Subsidiair vordert zij vernietiging van dit besluit wegens strijd met de statutaire bepalingen die het totstandkomen van besluiten regelen, dan wel wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid, dan wel wegens strijd met een reglement (artikel 2:15, eerste lid, sub a tot en met c van het BW). Tevens vordert zij machtiging tot het doen aanbrengen van de traplift met toebehoren.
Partij(en)
6 juni 2006
vijfde civiele kamer
rolnummer 2005/812
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
procureur: mr. P.A.C. de Vries,
tegen:
de vereniging
Vereniging van Eigenaars Flatgebouw [adres] 107 t/m 145,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
procureur: mr. J.M. Bosnak.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede) van 10 mei 2005, gewezen tussen appellante (hierna ook te noemen: [appellante]) als eiseres en geïntimeerde (hierna ook te noemen: de VvE) als gedaagde; van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
[appellante] heeft bij exploot van 20 juli 2005, gevolgd door een herstelexploot van 26 juli 2005, de VvE aangezegd van dat vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van de VvE voor dit hof.
2.2
In eerstgenoemd exploot heeft [appellante] vijf grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht en heeft zij bewijs aangeboden. Zij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest, voor recht zal verklaren dat het besluit van de VvE van 4 januari 2005 tot verwerping van de door haar gevraagde goedkeuring voor het (doen) plaatsen van een traplift met toebehoren nietig is, althans dit besluit zal vernietigen en [appellante] zal machtigen tot het doen aanbrengen van de haar van gemeentewege in bruikleen te verstrekken traplift met toebehoren, met veroordeling van de VvE in de kosten van beide instanties.
2.3
Bij memorie van eis in hoger beroep heeft [appellante] geconcludeerd overeenkomstig voornoemd exploot van 20 juli 2005.
2.4
Bij memorie van antwoord heeft de VvE de grieven bestreden en heeft zij bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest, het bestreden vonnis zal bekrachtigen, al dan niet onder aanvulling en/of verbetering van de gronden, met veroordeling van [appellante] in de kosten van (bedoeld zal zijn:) het hoger beroep.
2.5
Op 10 april 2006 zijn ter griffie van het hof ontvangen van de zijde van [appellante] twee producties, met afschrift aan de procureur van de VvE.
2.6
Ter zitting van 21 april 2006 hebben partijen de zaak doen bepleiten, [appellante] door mr. M.D. Ubbink, advocaat te Enschede en de VvE door [X.], administrateur van de VvE, tevens vertegenwoordiger van alle eigenaren van de appartementen van het Flatgebouw [adres] 107 t/m 145, in aanwezigheid van mr. W. Boonstra, namens de procureur. Beide partijen hebben daarbij pleitnotities in het geding gebracht.
2.7
Vervolgens is de zaak naar de rol van 2 mei 2006 verwezen voor het fourneren van de stukken, waarna het hof arrest heeft bepaald.
3. De vaststaande feiten
3.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2. feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan. Kort gezegd komen die feiten op het volgende neer. [appellante] bewoont inmiddels meer dan 17 jaar een appartement aan de [adres] 113 te [woonplaats], een onderdeel van het appartementencomplex waarop het Reglement van splitsing van eigendom (Reglement) van toepassing is. Het appartement is gelegen op de eerste verdieping. De afgelopen jaren heeft [appellante] dusdanige gezondheidsklachten ondervonden dat zij zich thans – onder meer - met krukken en in een zogenoemde scootmobiel voortbeweegt. Zij heeft de keuken in haar appartement laten aanpassen aan de door haar ondervonden beperkingen. Door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [...] is zij in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten onder voorwaarden in aanmerking gebracht voor een aantal overige aanpassingen van de door de door haar gebruikte delen van het appartementencomplex. Een van die voorzieningen betreft een in bruikleen toegekende traplift tussen de hal en de entree van het door haar bewoonde flatgebouw en de verdieping waarop haar appartement zich bevindt.
3.2
Op de algemene ledenvergadering van de VvE is op 4 januari 2005 gestemd over de toestemming tot plaatsing van de traplift. Van de aanwezigen hebben 9 personen voor en 5 personen tegen gestemd. Onder verwijzing naar artikel 37, vijfde lid, in samenhang met het achtste lid van het Reglement is geconcludeerd dat de benodigde meerderheid voor die toestemming ontbrak.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
[appellante] vordert in hoger beroep primair een verklaring voor recht dat het besluit van de VvE waarbij haar de toestemming is onthouden om de traplift met toebehoren te (doen) plaatsen in de gemeenschappelijke entreehal van het appartementencomplex, gelet op artikel 2:14 van het Burgerlijk wetboek (BW) nietig is wegens strijd met de statuten. Subsidiair vordert zij vernietiging van dit besluit wegens strijd met de statutaire bepalingen die het totstandkomen van besluiten regelen, dan wel wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid, dan wel wegens strijd met een reglement (artikel 2:15, eerste lid, sub a tot en met c van het BW). Tevens vordert zij machtiging tot het doen aanbrengen van de traplift met toebehoren.
4.2
In hoger beroep is in geschil de wijze van besluitvorming met betrekking tot het verzoek van [appellante] aan de VvE om toestemming tot het doen plaatsen van de traplift met toebehoren. Volgens de VvE is voor het verlenen van de verzochte toestemming om een traplift te plaatsen een gekwalificeerde meerderheid van ¾ van het aantal ter vergadering uitgebrachte stemmen vereist, in welke vergadering een aantal eigenaars vertegenwoordigd moet zijn dat ten minste 2/3 van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen. De VvE baseert haar standpunt op artikel 37, achtste lid, bezien in samenhang met het vijfde lid van datzelfde artikel, van het Reglement. Omdat van de 14 ter vergadering uitgebrachte stemmen 9 stemmen vóór het verlenen van toestemming waren en 5 tegen, is volgens de VvE geen sprake van de vereiste gekwalificeerde meerderheid en is de verzochte toestemming niet gegeven.
[appellante] stelt zich op het standpunt dat voor het verlenen van toestemming om een traplift te plaatsen een volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen voldoende is, volgens artikel 36, eerste lid, van het Reglement. Artikel 37, vijfde lid, van het Reglement ziet op besluiten tot het doen van uitgaven die een in de akte van splitsing nader te bepalen bedrag te boven gaan. Omdat artikel 37, achtste lid van het Reglement verwijst naar het vijfde lid van datzelfde artikel, ziet ook het achtste lid volgens [appellante] op besluiten die uitstijgen boven het nader bij akte bepalen bedrag. Aangezien met de plaatsing en het onderhoud van de traplift voor de VvE geen kosten zijn gemoeid, valt het verzoek om toestemming volgens [appellante] niet onder artikel 37, achtste lid, van het Reglement.
4.3.1.
Ingevolge artikel 36, eerste lid, van het Reglement worden alle besluiten waarvoor in dat reglement of krachtens de wet geen afwijkende regeling is voorgeschreven, genomen met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen.
4.3.2.
Ingevolge artikel 37, eerste lid, van het Reglement beslist de vergadering van eigenaars over het beheer van de gemeenschappelijke gedeelten en gemeenschappelijke zaken.
4.3.3.
Artikel 37, vijfde lid, van het Reglement, voorzover hier van belang, luidt als volgt:
‘Besluiten door de vergadering tot het doen van uitgaven die een in de akte nader te bepalen bedrag te boven gaan, kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van stemmen van ten minste drie/vierde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin een aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is, dat ten minste twee/derde van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen’.
4.3.4.
Artikel 37, achtste lid, van het Reglement, voorzover hier van belang, luidt als volgt:
‘Het in lid 5 bepaalde geldt eveneens voor besluiten tot verbouwing of voor besluiten tot het aanbrengen van nieuwe installaties of tot het wegbreken van bestaande installaties, voorzover deze niet als een uitvloeisel van het normale beheer zijn te beschouwen.’
4.3.5.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder b, van het Reglement worden tot de gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw onder meer gerekend technische installaties met de daarbij behorende leidingen, met name voor centrale verwarming (met uitzondering van de radiatoren en radiatoren in de privé gedeelten), voor luchtbehandeling, vuilafvoer, afvoer van hemelwater met de riolering, gas, water, de elektriciteit- en telefoonleidingen, de gemeenschappelijke antenne, de bliksembeveiliging, de liften, de alarminstallatie en de systemen voor oproep en deuropeners.
4.4.1.
Gelet op de bewoordingen van artikel 37, achtste lid, van het Reglement kan de VvE slechts worden gevolgd in haar standpunt dat een gekwalificeerde meerderheid in de zin van het vijfde lid van dat artikel vereist is, indien de traplift moet worden beschouwd als een nieuwe installatie in de zin van het achtste lid. Uit de bewoordingen van artikel 37 achtste lid, van het Reglement, bezien in het licht van de gehele tekst van het Reglement, waarbij tevens acht is geslagen op de kenbare ratio, strekking en systematiek daarvan en op de rechtsgevolgen waartoe verschillende tekstinterpretaties zouden leiden, leidt het hof af dat artikel 37, achtste lid, van het Reglement is bedoeld voor besluiten met ingrijpende gevolgen. Bij deze interpretatie is mede in aanmerking genomen de onder 4.3.5 geparafraseerde tekst van artikel 2, aanhef en onder b van het Reglement, waarin diverse technische installaties zijn omschreven die tot de gemeenschappelijke gedeelten behoren. Hoewel genoemd artikel geen definities of een uitputtende opsomming bevat, kan uit dat artikel wel worden afgeleid dat waar in het Reglement wordt verwezen naar (technische) installaties, wordt gedoeld op installaties met een gemeenschappelijk karakter en met een ingrijpende omvang. Het strekt te ver om het plaatsen van een eenvoudige traplift als in het geval van [appellante] als een zodanige installatie aan te merken. De traplift is immers slechts ten behoeve van gebruik door [appellante] bestemd terwijl de rail van de traplift – onbetwist – slechts een gering deel van de trap inneemt en de lift zelf, na gebruik, aldus in een loze ruimte onder de trap wordt ondergebracht dat geen enkele bewoner daar hinder van ondervindt.
4.4.2.
Voor zover de VvE heeft aangevoerd dat de traplift zal leiden tot waardedaling van de appartementen, heeft zij deze stelling niet onderbouwd. De VvE heeft aangevoerd dat de eigenaren van de appartementen die tegen het verlenen van toestemming hebben gestemd bang zijn dat het toestaan van de plaatsing van de traplift zal leiden tot nog meer (ontsierende) aanpassingen ten behoeve van [appellante]. [appellante] heeft deze stelling gemotiveerd betwist, zodat niet is komen vast te staan dat verdere aanpassingen nodig zullen zijn.
4.4.3.
Voor zover de stellingen van de VvE er op neer komen dat er, gelet op het met het aanbrengen van de traplift gemoeide bedrag reeds sprake is van een besluit dat is onderworpen aan artikel 37, vijfde lid, van het Reglement, volgt het hof de VvE daarin niet, nu immers de kosten van aanbrenging en onderhoud in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten ten laste van de gemeente [...] komen.
- 4.5.
Nu het besluit tot het plaatsen van de traplift niet valt onder de bijzondere voorschriften met betrekking tot besluiten die slechts met een gekwalificeerde meerderheid kunnen worden genomen, diende naar het oordeel van het hof het verzoek van [appellante], gelet op artikel 37, eerste lid van het Reglement te worden beoordeeld aan de hand van artikel 36, eerste lid, van het Reglement. De plaatsing van de traplift valt immers onder het beheer van de gemeenschappelijke gedeelten.
- 4.6.
Gelet op het hiervoor overwogene, was ingevolge artikel 36, eerste lid, van het Reglement een volstrekte meerderheid van stemmen voldoende om de toestemming tot het plaatsen van de traplift te verlenen. Op basis van de stemming ter vergadering van 4 januari 2005 had die toestemming moeten worden verleend. Gelet op de omstandigheid dat het Reglement deel uitmaakt van de statuten, levert het besluit om de verzochte toestemming niet te geven strijd op met het Reglement en dus met de statuten. Gelet op het bepaalde in artikel 2:14, eerste lid, van het BW is het besluit om de toestemming niet te verlenen derhalve nietig.
Het hof merkt op dat de vordering, strekkende tot een verklaring voor recht dat het besluit nietig is, door [appellante] in eerste aanleg is aangebracht bij de sector kanton van de rechtbank te Almelo, terwijl dit had moeten zijn de rechtbank te Almelo (sector civiel). Omdat het hof in beginsel de bevoegde instantie is voor het hoger beroep van zowel beslissingen van de kantonrechter als van de rechtbank, gaat het hof, met de kantonrechter, aan dit formele punt voorbij.
Aldus kan de primair gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen.
- 4.7.
[appellante] heeft geen belang meer bij haar vordering tot machtiging om de traplift te doen plaatsen. Ter zitting van het hof is gebleken dat zij de machtiging heeft gevorderd voor het geval de VvE een nieuw besluit moet nemen over de plaatsing van de traplift. Uit het hiervoor overwogene blijkt dat de VvE geen nieuw besluit ter zake de plaatsing van de traplift hoeft te nemen omdat uit de stemverhouding reeds blijkt dat een zodanig besluit reeds is genomen. Daarnaast mist deze vordering wettelijke grondslag; [appellante] heeft ter gelegenheid van de pleidooien bij monde van haar advocaat nadrukkelijk aangegeven dat dit verzoek niet is gebaseerd op artikel 5:121 van het BW. Van een andere wettelijke grondslag is niet gebleken.
5. Slotsom
Het bestreden vonnis dient te worden vernietigd en de primaire vordering van [appellante] dient te worden toegewezen. De VvE zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede) van 10 mei 2005 en doet opnieuw recht:
verklaart voor recht dat het besluit van de VvE van 4 januari 2005 tot verwerping van de door [appellante] gevraagde goedkeuring voor het (doen) plaatsen van een traplift met toebehoren in de entreehal van het appartementencomplex nietig is;
veroordeelt de VvE in de kosten van beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellante] begroot op € 4.172,86 (€ 1.174,93 in eerste aanleg en € 2.997,93 in hoger beroep), waarvan te voldoen aan de griffier van het gerechtshof (bankrekeningnummer 19.23.25.752 ten name van MvJ arrondissement Arnhem, postbus 9030, 6800 EM Arnhem, onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen) het bedrag van € 2.936,93 te weten:
- -
€ 183,- wegens in debet gesteld griffierecht;
- -
€ 71,93 wegens exploten;
- -
€ 2.682,- wegens salaris van de procureur,
en te voldoen aan de griffier van de rechtbank te Almelo (bankrekening 19.23.25.744 ten name van Gerecht 532 te Almelo) het bedrag van € 1.149,18 te weten:
- -
€ 77,25 wegens in debet gesteld griffierecht;
- -
€ 71,93 wegens exploten;
- -
€ 1.000,- wegens salaris van de procureur,
en aan de procureur van [appellante] wegens diens eigen aandeel in het griffierecht het restant ad € 61,- voor het hoger beroep en € 25,75 voor de eerste aanleg;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Fokker, Prakke-Nieuwenhuizen en Rottier en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2006.