ABRvS, 03-11-2010, nr. 201002491/1/H3
ECLI:NL:RVS:2010:BO2719
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
03-11-2010
- Zaaknummer
201002491/1/H3
- LJN
BO2719
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2010:BO2719, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 03‑11‑2010; (Hoger beroep)
Uitspraak 03‑11‑2010
Inhoudsindicatie
Bij brief van 4 oktober 2008 heeft [appellant] het openbaar ministerie verzocht om diverse gegevens te vernietigen omtrent een hem betreffende strafzaak, waaronder gegevens die in een strafdossier en een penitentiair dossier zijn opgenomen.
Partij(en)
201002491/1/H3.
Datum uitspraak: 3 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 februari 2010 in zaak nr. 09/215 in het geding tussen:
[appellant]
en
het openbaar ministerie, ressortsparket 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij brief van 4 oktober 2008 heeft [appellant] het openbaar ministerie verzocht om diverse gegevens te vernietigen omtrent een hem betreffende strafzaak, waaronder gegevens die in een strafdossier en een penitentiair dossier zijn opgenomen.
Bij brief van 5 december 2008 heeft het openbaar ministerie, voor zover hier van belang, aan [appellant] medegedeeld dat het penitentiair dossier pas tien jaar na de einddatum van de detentie zal worden vernietigd en dat de gegevens die deel uitmaken van het originele strafdossier niet kunnen worden vernietigd, omdat dit dossier voor onbepaalde tijd zal worden gearchiveerd.
Bij uitspraak van 25 februari 2010, verzonden op 26 februari 2010, heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het door [appellant] daartegen ingestelde beroep kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 april 2010.
Het openbaar ministerie heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], is verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt in deze wet en de daarop rustende bepalingen verstaan onder strafvorderlijke gegevens: gegevens over een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn verkregen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek en die het openbaar ministerie in een strafdossier of langs geautomatiseerde weg verwerkt.
Ingevolge artikel 39d, eerste lid, verwijdert het college van procureurs-generaal strafvorderlijke gegevens:
- a.
over misdrijven dertig jaren na onherroepelijke afdoening van de strafzaak in het kader waarvan die gegevens zijn verwerkt of het recht tot strafvordering door verjaring is vervallen dan wel twintig jaren na het overlijden van betrokkene, en
- b.
over overtredingen vijf jaren na onherroepelijke afdoening van de strafzaak in het kader waarvan die gegevens zijn verwerkt of het vervallen van het recht tot strafvordering door verjaring dan wel twee jaren na het overlijden van betrokkene.
Ingevolge artikel 59 van de Penitentiaire beginselenwet, voor zover hier van belang, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld omtrent de aanleg van dossiers. In elk geval betreffen deze de termijn gedurende welke alsmede de wijze waarop het dossier bewaard blijft.
Ingevolge artikel 39, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel bewaart de minister van Justitie het penitentiair dossier gedurende een termijn van tien jaren, te rekenen vanaf het tijdstip van ontvangst van het dossier.
Ingevolge het tweede lid worden na de in het eerste lid genoemde termijn de bescheiden, opgenomen in het penitentiair dossier, vernietigd, ofwel zodanig bewerkt dat deze niet meer tot de gedetineerde kunnen worden herleid, tenzij dit in strijd is met een aanmerkelijk belang van een ander dan de gedetineerde.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
2.2.
[appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de brief van 5 december 2008 niet op rechtsgevolg is gericht.
Zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen beschikt het openbaar ministerie ter zake van het penitentiair- en strafdossier waarvan [appellant] vernietiging verzoekt niet over een in het publiekrecht geregelde bevoegdheid om daarover een besluit te nemen. Anders dan [appellant] betoogt, bevat de brief van 5 december 2008, waar het de genoemde dossiers betreft, louter een mededeling met een informatief karakter, aangaande de inhoud van de wettelijke regeling met betrekking tot het verzoek om vernietiging van deze dossiers en verwijdering van de daarin opgenomen gegevens, die bij de penitentiaire inrichting respectievelijk de rechtbank berusten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de brief van 5 december 2008 niet op enig rechtsgevolg is gericht, zodat deze geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen beroep bij de rechtbank openstaat.
2.3.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Neuwahl
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2010
280-598.