Einde inhoudsopgave
Regeling diergeneeskundigen
Artikel 4.18A Samenstelling, benoeming en ontslag
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
03-11-2021, Stcrt. 2021, 45470 (uitgifte: 05-11-2021, regelingnummer: WJZ/ 21164745)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-11-2021, Stcrt. 2021, 45470 (uitgifte: 05-11-2021, regelingnummer: WJZ/ 21164745)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
De commissie bestaat uit een voorzitter, tevens lid, alsmede uit tenminste twee leden-deskundigen per diergeneeskundig beroep. De leden-deskundigen zijn deskundig ter zake van de opleiding tot het desbetreffende beroep of ter zake van de uitoefening van dat beroep.
2.
De diergeneeskundige beroepen, bedoeld in het eerste lid, zijn:
- a.
dierenartsen;
- b.
dierenartsassistenten paraveterinair;
- c.
dierenfysiotherapeuten; en
- d.
embryotransplanteurs/-winners.
3.
De Minister benoemt en ontslaat de voorzitter en de andere leden van de commissie.
4.
De leden worden voor een periode van vier jaar benoemd, na afloop waarvan zij één maal voor een periode van maximaal vier jaar kunnen worden herbenoemd. De zittingsduur van een tussentijds benoemd lid eindigt op het tijdstip waarop de zittingsduur van degene in wiens plaats hij is benoemd, eindigt.
5.
De leden, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, worden niet benoemd dan nadat de Minister een organisatie die naar zijn oordeel voldoende representatief is voor de instellingen die opleiden tot het desbetreffende beroep onderscheidenlijk voor de beoefenaren van dat beroep, heeft uitgenodigd binnen een door hem aan te geven termijn een voordracht tot benoeming te doen en deze voordracht is gedaan, onderscheidenlijk de termijn voor het doen van een voordracht is verstreken.
6.
De Minister benoemt voor de voorzitter en voor elk van de andere leden een plaatsvervanger. Zij worden door de Minister ontslagen.
7.
De voorzitter, de leden en plaatsvervangende leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden door de Minister worden geschorst of ontslagen.
8.
De Minister kan één of meer ambtenaren aanwijzen als adviserend lid van de commissie.
9.
De Minister voorziet in een secretariaat van de commissie.