Rb. Noord-Holland, 29-01-2019, nr. 15/198117-18 en 16/067236-17 (TUL)
ECLI:NL:RBNHO:2019:985
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
29-01-2019
- Zaaknummer
15/198117-18 en 16/067236-17 (TUL)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2019:985, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 29‑01‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 29‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Bedreiging en belaging. Verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar. OVAR. Plaatsing psychiatrisch ziekenhuis.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/198117-18 en 16/067236-17 (TUL)
Uitspraakdatum: 29 januari 2019
Tegenspraak
verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 januari 2019 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres]
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. N.M. Lemmers en van hetgeen door verdachte en mr. G. Martin, raadsman van verdachte, naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 hij op of omstreeks 6 oktober 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Mandy, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Feit 2 hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door in die periode: * zich meerdere keren hinderlijk op te houden bij het bedrijf waar die [slachtoffer] werkzaam is en/of * die [slachtoffer] zeer veel berichten via social media te sturen, met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1 hij op 6 oktober 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Mandy, ik maak je dood".
Feit 2 hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door in die periode: * zich meerdere keren hinderlijk op te houden bij het bedrijf waar die [slachtoffer] werkzaam is en * die [slachtoffer] zeer veel berichten via social media te sturen, met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 2:
belaging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
5.1.
Pro Justitia rapportages
De geestestoestand van verdachte gaf aanleiding tot het bevelen van een onderzoek naar de geestesvermogens van verdachte. Door kinder- en jeugdpsychiater G.C.G.M. Broekman en GZ-psycholoog V.I. Tiemens is op respectievelijk 10 en 11 december 2018 gerapporteerd.
Pro-Justitia rapportage G.C.G.M. Broekman
Bij betrokkene is volgens de psychiater sprake van een psychiatrische stoornis in de vorm van een psychotische stoornis, waarschijnlijk versterkt en uitgelokt door het polydruggebruik. Betrokkene was ontremd verliefd, overmoedig en geprikkeld met paranoïde kenmerken. Ten tijde van het ten laste gelegde werd zijn gedrag volledig gestuurd door zijn maniforme psychose en hij was niet bij machte zijn gedrag adequaat bij te sturen en vervolgens een andere gedragskeuze te maken.
Geadviseerd wordt om betrokkene het ten laste gelegde niet toe te rekenen. Het risico op recidive onbehandeld is hoog. De individuele risicofactoren van betrokkene (zoals zijn chronisch psychotische stoornis en zijn stoornis in het middelengebruik) zijn zwaarwegend aangaande het risico op herhaling. Er zijn geen protectieve factoren aanwezig, een steunend sociaal netwerk ontbreekt volledig en er is sprake van zorgmijding.
Betrokkene heeft intensieve, langdurige structuur nodig. Medicatie en ziektemanagement (psycho-educatie) zijn noodzakelijk om hem blijvend te stabiliseren. De negatieve invloed van zijn druggebruik op psychotische kwetsbaarheid zal voor onderzochte duidelijk moeten zijn. Minder ingrijpende alternatieven zoals ambulante behandeling zijn, naar inzicht van de deskundige, niet van toepassing gelet op de ernst van de stoornis en omdat onderzochte enorme beperkingen heeft in de diverse ontwikkelingslijnen (sociaal, emotioneel en maatschappelijk). Rapporteur is van mening dat de psychiatrische behandeling bij voorkeur plaats zou moeten vinden binnen een forensisch psychiatrische afdeling op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, met op termijn resocialisatiemogelijkheden naar buiten.
Pro Justitia rapportage V.I. Tiemens
Bij betrokkene is een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis vastgesteld, alsmede een stoornis in het gebruik van cannabis en een stimulantium (cocaïne), naast diverse maatschappelijke problemen. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten is er naar mening van onderzoeker op momenten sprake van een maniform psychotisch toestandsbeeld, gekenmerkt door een verhoogde doelgerichte activiteit of energie en ontremd gedrag. Er zijn oordeels-en kritiekstoornissen (verstoringen in de inhoud en de aard van het denken), zoals de waanachtige overtuiging dat aangeefster de ideale vrouw en enige liefde in zijn leven is die hem hoe dan ook zal accepteren. De agressieve impulscontrole is ontoereikend - dat wil zeggen dat betrokkene niet bij machte is zijn impulsen te controleren en zijn gedrag bij te sturen - en de realiteitstoetsing is ten tijde van het ten laste gelegde fors aangedaan. Geadviseerd wordt om betrokkene als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De klinische inschatting van de psycholoog is dat het recidive-risico op agressie hoog is indien de psychotische stoornis niet behandeld wordt en de maatschappelijke situatie van betrokkene niet verandert. Ook de psychologisch deskundige adviseert de rechtbank om betrokkene een maatregel als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Betrokkene zou in dit kader geplaatst kunnen worden op een FPA of FPK.
5.2
Standpunt en strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater over en heeft gevorderd verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
5.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en hem dientengevolge te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt de inhoud van de Pro Justitia rapporten van de psycholoog en de psychiater over en maakt de conclusies daaruit tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van de hiervoor genoemde Pro Justitia rapporten de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in een dusdanig overheersende mate zijn beïnvloed door de ziekelijke stoornissen van zijn geestesvermogens, dat dit de conclusie rechtvaardigt dat de feiten hem wegens die stoornissen niet kunnen worden toegerekend. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar ten tijde van de delicten.
Verdachte is daarom niet strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De rechtbank zal verdachte van alle rechtsvervolging ontslaan.
6. Motivering van de maatregel
6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht wordt geplaatste in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte weer grip op zijn leven wil krijgen en derhalve wil worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Beide deskundigen adviseren in de hiervoor genoemde rapporten om aan verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Plaatsing zou kunnen geschieden in een forensisch psychiatrische afdeling. De psychiatrische problematiek is zeer dominant aanwezig en om recidivegedrag te voorkomen is het van belang dat hij hiervoor adequaat wordt behandeld.
Medicatie valt hier onder, evenals praktische begeleiding en ondersteuning, uitleg en het vinden van een (op termijn) begeleide vorm van werk en wonen. Binnen de forensische setting kan aandacht worden besteed aan delictpreventie onder meer door aandacht voor het verbeteren van de agressieregulatie. Van doorslaggevend belang daarbij is dat de verdachte hulp krijgt en aanvaard teneinde grip te krijgen op zijn cannabisverslaving.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op de inhoud van bovengenoemde rapportages en het onderzoek ter terechtzitting, een gevaar voor zichzelf en voor anderenis, indien hij niet wordt behandeld. De rechtbank acht intensieve behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk om dit gevaar te verminderen. Nu voornoemde psycholoog en psychiater tot een eensluidend advies komen, welk advies de rechtbank gedegen voorkomt, zal de rechtbank aan verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht opleggen. De aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het van verdachte uitgaande gevaar, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank oplegging van deze ingrijpende maatregel.
7. Vrijheidsbeperkende maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v, tweede lid, sub a en b van het Wetboek van Strafrecht op te leggen in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] en haar zusje, alsmede een gebiedsverbod in de nabije omgeving van het werk van [slachtoffer] voor de duur van twee jaren. Zij heeft gevorderd deze maatregelen eveneens dadelijk uitvoerbaar te verklaren en te bepalen dat bij overtreding van één van deze maatregelen telkens twee weken vervangende hechtenis wordt toegepast, met een maximum van zes maanden.
De verdediging kan zich – met uitzondering van het contactverbod met het zusje van [slachtoffer] – vinden in de vrijheidsbeperkende maatregelen en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
Gebiedsverbod
Ter beveiliging van de maatschappij – en in het bijzonder het slachtoffer – en ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel, inhoudende dat verdachte voor de duur van twee jaren, althans zolang [slachtoffer] daar werkzaam is, zich niet zal ophouden in de directe nabijheid van [werk slachtoffer] te Zaandam, dient te worden opgelegd.
Contactverbod
Ter beveiliging van de maatschappij – en in het bijzonder het slachtoffer – en ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel dat verdachte voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding tot het opleggen van een contactverbod met de zus van [slachtoffer], zoals door de officier van justitie gevorderd.
Dadelijke uitvoerbaarheid maatregel
Gelet op de over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportages, waarin de deskundigen tot de conclusie komen dat het recidive-risico hoog is, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer. De rechtbank beveelt daarom, gelet op artikel 38v, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregelen, dadelijk uitvoerbaar zijn.
8. Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 12 oktober 2017 in de zaak met parketnummer 16/067236-17 heeft de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf zal afwijzenDe verdediging heeft zich bij het standpunt van de officier van justitie aangesloten.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen, aangezien verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, zoals hieronder zal worden vermeld, en hem de maatregel ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 37, 38v, 38w, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de duur van 1 (één) jaar.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren, althans zolang [slachtoffer] daar werkzaam is, zich niet zal ophouden in de nabijheid van het werk van [slachtoffer], te weten [werk slachtoffer] te Zaandam, gemeente Zaanstad.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan één van de maatregelen wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan (één van) de maatregelen wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de zaak met parketnummer 16/067236-17 opgelegde voorwaardelijke straf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. van Beek, voorzitter,
mrs. P.H.B. Littooy en G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Kruit,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2019.
mr. Kleijne buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.