Einde inhoudsopgave
Wet dieren
Artikel 5.10 Dieren en producten
Geldend
Geldend vanaf 25-01-2014
- Redactionele toelichting
Herstel van de wijziging van 28-06-2012, Stb, 346.
- Bronpublicatie:
18-12-2013, Stb. 2014, 14 (uitgifte: 17-01-2014, kamerstukken: 33773)
- Inwerkingtreding
25-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-01-2014, Stb. 2014, 31 (uitgifte: 24-01-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
Onze Minister kan maatregelen treffen met betrekking tot:
- a.
dieren en dierlijke producten ten aanzien waarvan niet is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze wet, of waarvan dit wordt vermoed;
- b.
dieren en dierlijke producten die drager zijn van een ziekteverwekker die een ernstig gevaar voor mens of dier of voor het milieu kan opleveren, of waarvan dit wordt vermoed, en
- c.
dieren, al dan niet gehouden, die via voedering, drenking, inademing of een andere vorm van blootstelling een schadelijke stof hebben opgenomen, of waarvan wordt vermoed dat zij deze hebben opgenomen, of die het gevaar lopen de stof op te nemen, alsook met betrekking tot de van die dieren afkomstige dierlijke producten.
2.
De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot dieren zijn:
- a.
een verplichting tot het afzonderen, het opstallen, het ophokken, het op een aangewezen plaats houden, het vastleggen of het opsluiten;
- b.
een verplichting tot het voederen, het drenken, het verzorgen of het behandelen;
- c.
een verplichting tot het merken, het identificeren en registreren;
- d.
een verbod op het van een bedrijf afvoeren, het in de handel brengen, of op het in of buiten Nederland brengen;
- e.
een verplichting tot het terugzenden, voor zover het dier afkomstig is uit een ander land of tot het vrijlaten van gevangen dieren, voor zover die dieren afkomstig zijn uit het wild;
- f.
een verbod op het doden, het voorhanden hebben, het in voorraad hebben, het jagen, het vissen of het vangen, alsmede op het gebruik van bepaalde methoden of materialen waarmee dat jagen, vissen of vangen kan geschieden, en
- g.
een verplichting tot het laten doden en vernietigen, voor zover:
- 1°
dit nodig is ter voorkoming van een ernstig gevaar voor mens of dier, of
- 2°
een EU-rechtshandeling daartoe verplicht.
3.
De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot dierlijke producten zijn:
- a.
een verplichting tot het afzonderen of het op een aangewezen plaats houden;
- b.
een verplichting tot het terugzenden, voor zover het product afkomstig is uit een ander land;
- c.
een verplichting tot het vernietigen;
- d.
een verbod op het van een bedrijf afvoeren of het in de handel brengen;
- e.
een verbod op het in of het buiten Nederland brengen;
- f.
een verplichting tot het terugroepen of het uit de handel nemen;
- g.
een verplichting tot het gebruik voor andere doeleinden dan waarvoor het bestemd was;
- h.
een verplichting tot het behandelen, en
- i.
een verplichting tot het identificeren en registreren.
4.
Het eerste en het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op andere dan dierlijke producten, voor zover het product een gevaar voor verspreiding van een ziekteverwekker kan opleveren.
5.
Maatregelen, die krachtens het eerste lid, onderdeel c, worden getroffen met betrekking tot dieren die wegens de opname, de vermoedelijke opname of het gevaar van opname van schadelijke stoffen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren, worden getroffen in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.