Te weten op 17 augustus 2007 en 11 september 2009.
HR, 08-10-2013, nr. 12/05406
ECLI:NL:HR:2013:883
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-10-2013
- Zaaknummer
12/05406
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:883, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑10‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:886, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:886, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑09‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:883, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0375
Uitspraak 08‑10‑2013
Inhoudsindicatie
Ontoereikende strafmotivering. De vaststelling dat de verdachte "reeds meerdere malen ter zake van overtredingen van de Opiumwet onherroepelijk is veroordeeld en eveneens is veroordeeld voor diefstal van elektriciteit", waarmee tot uitdrukking is gebracht dat die veroordelingen ten tijde van het tenlastegelegde onherroepelijk waren, is niet zonder meer begrijpelijk aangezien het uittreksel uit de Justitiële Documentatie daarvoor geen steun biedt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
Partij(en)
8 oktober 2013
Strafkamer
nr. S 12/05406
CB/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 september 2010, nummer 20/001379-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J.N. Vermeij, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2.
De verdachte is ter zake van 1. "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid" en 2. "diefstal", begaan in de periode van 26 juni 2007 tot en met 17 juli 2007, veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:
"Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof acht - kort samengevat - het opzettelijk telen van hennep en het plegen van diefstal van stroom bewezen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat verdachte, blijkens het op hem betrekking hebbende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 juli 2010, reeds meerdere malen ter zake van overtredingen van de Opiumwet onherroepelijk is veroordeeld en eveneens is veroordeeld voor diefstal van elektriciteit. Kennelijk hebben de eerdere veroordelingen verdachte niet het laakbare van zijn handelen doen inzien;
- de omstandigheid dat verdachte bij het plegen van het feit louter heeft gehandeld uit financieel gewin;
- het feit van algemene bekendheid dat het illegaal aftappen van elektriciteit vaak leidt tot een gevaarlijke situatie wegens kortsluiting en/of brand. Voorts wordt door diefstal van elektriciteit, een aanzienlijke schade toegebracht aan de energiemaatschappij.
Naar het oordeel van het hof kan, met name gelet op de recidive, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te melden duur met zich brengt."
2.3.
De vaststelling dat de verdachte "reeds meerdere malen ter zake van overtredingen van de Opiumwet onherroepelijk is veroordeeld en eveneens is veroordeeld voor diefstal van elektriciteit", waarmee tot uitdrukking is gebracht dat die veroordelingen ten tijde van het tenlastegelegde onherroepelijk waren, is niet zonder meer begrijpelijk aangezien voormeld uittreksel daarvoor geen steun biedt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2013.
Conclusie 10‑09‑2013
Inhoudsindicatie
Ontoereikende strafmotivering. De vaststelling dat de verdachte "reeds meerdere malen ter zake van overtredingen van de Opiumwet onherroepelijk is veroordeeld en eveneens is veroordeeld voor diefstal van elektriciteit", waarmee tot uitdrukking is gebracht dat die veroordelingen ten tijde van het tenlastegelegde onherroepelijk waren, is niet zonder meer begrijpelijk aangezien het uittreksel uit de Justitiële Documentatie daarvoor geen steun biedt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
Nr. 12/05406
Mr. Vegter
Zitting 10 september 2013
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 8 september 2010 de verdachte ter zake van 1. “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid” en 2. “diefstal” veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en verdachte dienaangaande een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in het arrest nader is bepaald.
2. Mr. M.W.F. van Wijk, advocaat te Helmond, heeft namens verdachte beroep in cassatie ingesteld. Mr. M.J.N. Vermeij, advocaat te Den Haag, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3.1. Het middel klaagt over de strafmotivering.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1.
hij in de periode van 26 juni 2007 tot en met 17 juli 2007 te Helmond opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [a-straat 1]) 366 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 26 juni 2007 tot en met 17 juli 2007 te Helmond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Essent Netwerk BV.”
3.3. Het Hof heeft ten aanzien van de oplegging van de straf het volgende overwogen:
“Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof acht - kort samengevat - het opzettelijk telen van hennep en het plegen van diefstal van stroom bewezen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat verdachte, blijkens het op hem betrekking hebbende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 juli 2010, reeds meerdere malen ter zake van overtredingen van de Opiumwet onherroepelijk is veroordeeld en eveneens is veroordeeld voor diefstal van elektriciteit. Kennelijk hebben de eerdere veroordelingen verdachte niet het laakbare van zijn handelen doen inzien;
- de omstandigheid dat verdachte bij het plegen van het feit louter heeft gehandeld uit financieel gewin;
- het feit van algemene bekendheid dat het illegaal aftappen van elektriciteit vaak leidt tot een gevaarlijke situatie wegens kortsluiting en/of brand. Voorts wordt door diefstal van elektriciteit, een aanzienlijke schade toegebracht aan de energiemaatschappij.
Naar het oordeel van het hof kan, met name gelet op de recidive, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te melden duur met zich brengt.”
3.4. De vaststelling van het Hof dat verdachte “reeds meerdere malen ter zake van overtredingen van de Opiumwet onherroepelijk is veroordeeld en eveneens is veroordeeld voor diefstal van elektriciteit. Kennelijk hebben de eerdere veroordelingen verdachte niet het laakbare van zijn handelen doen inzien”, is niet begrijpelijk. Het door het Hof genoemde Uittreksel Justitiële Documentatie vermeldt onder “gegevens betreffende afgedane rechtbankzaken” twee veroordelingen wegens Opiumdelicten, maar daarbij gaat het om veroordelingen die na de in de onderhavige zaak bewezenverklaarde periode zijn uitgesproken1..
3.5. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak zouden behoren te leiden.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaalbij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑09‑2013