Einde inhoudsopgave
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Artikel 6:4 [Voorwaarden zorgmachtiging]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2023
- Bronpublicatie:
24-05-2023, Stb. 2023, 202 (uitgifte: 19-06-2023, kamerstukken: 35936)
- Inwerkingtreding
01-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2023, Stb. 2023, 307 (uitgifte: 28-09-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Klachtbehandeling
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Gezondheidsrecht / Individuele gezondheidszorg
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Jeugdzorg
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
Sociale zekerheid ziektekosten / Bijzondere onderwerpen
1.
De rechter verleent een zorgmachtiging, indien naar zijn oordeel is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:3, en het doel van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:4, onderdelen b tot en met e.
2.
Indien de rechter van oordeel is dat aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan, maar met de in het zorgplan of de medische verklaring opgenomen zorg het ernstig nadeel niet kan worden weggenomen, kan hij in de zorgmachtiging, in afwijking van het verzoekschrift, bedoeld in artikel 5:17, eerste lid, of de bijlagen, bedoeld in artikel 5:17, derde tot en met vijfde lid, andere verplichte zorg of doelen van verplichte zorg opnemen, alsmede in de zorgmachtiging bepalen dat een ander zorgplan moet worden opgesteld.
3.
Indien de rechter een zorgmachtiging verleent tot opname in een accommodatie kan hij tevens in de zorgmachtiging bepalen dat betrokkene tijdelijk kan worden overgeplaatst naar een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg, indien de geneesheer-directeur dit noodzakelijk acht vanwege de veiligheid binnen de accommodatie. De duur van een tijdelijke overplaatsing wordt beperkt tot acht weken.
4.
Indien de rechter een zorgmachtiging verleent tot opname in een accommodatie kan hij in de zorgmachtiging bepalen dat betrokkene wordt opgenomen in een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg, indien hij dit noodzakelijk acht vanwege de veiligheid binnen de accommodatie.
5.
Indien de rechter een zorgmachtiging als bedoeld in de leden 3 en 4 verleent, behoudt betrokkene zijn rechtspositie op grond van deze wet. De rechter kan een zorgmachtiging als bedoeld in de leden 3 en 4 evenwel slechts verlenen indien hij in die zorgmachtiging, voor de duur van de opname in een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg, artikel 3.4 van de Wet forensische zorg, artikel 42, vijfde lid en artikel 44, alsmede de hoofdstukken V, VI en VII van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van toepassing verklaart.
6.
De zorgmachtiging is bij voorraad uitvoerbaar.
7.
De griffie van de rechtbank zendt een afschrift van de beslissing van de rechter aan:
- a.
betrokkene;
- b.
de vertegenwoordiger;
- c.
de advocaat;
- d.
de ouders van een minderjarige betrokkene of een van hen, voor zover deze niet als vertegenwoordiger optreden dan wel optreedt;
- e.
de echtgenoot, geregistreerde partner, degene met wie een samenlevingscontract is gesloten, levensgezel of degene die betrokkene verzorgt;
- f.
de gezinsvoogdijwerker;
- g.
de aanvrager, bedoeld in artikel 5:3;
- h.
de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke en de huisarts;
- i.
de inspectie;
- j.
de officier van justitie.
8.
Indien een zorgmachtiging strekkende tot opname in een accommodatie betrekking heeft op een minderjarige die onder toezicht is gesteld, geldt deze als machtiging, als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.