Wet vereenvoudiging tariefstructuur en aftrekposten in de loon- en inkomstenbelasting
Artikel IX
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1990
- Redactionele toelichting
Van toepassing op investeringen die worden verricht in de boekjaren die aanvangen op of na 01-01-1990.
- Bronpublicatie:
28-12-1989, Stb. 1989, 601 (uitgifte: 01-01-1989, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21343 Overheid.nl: 21343)
27-04-1989, Stb. 1989, 122 (uitgifte: 29-12-1989, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 20595Overheid.nl: 20595)
27-04-1989, Stb. 1989, 123 (uitgifte: 28-04-1989, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 20873Overheid.nl: 20873)
- Inwerkingtreding
01-01-1990
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-12-1989, Stb. 1989, 601 (uitgifte: 01-01-1989, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21343Overheid.nl: 21343)
27-04-1989, Stb. 1989, 123 (uitgifte: 01-01-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
27-04-1989, Stb. 1989, 123 (uitgifte: 28-04-1989, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 20873Overheid.nl: 20873)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Loonbelasting (V)
1.
In afwijking van artikel 45, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 zijn tevens persoonlijke verplichtingen over kalenderjaren of gedeelten van kalenderjaren die eindigen vóór 1 januari 1990 verschuldigde premies en premievervangende belasting ingevolge de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1985, 181) en de Algemene Weduwen- en Wezenwet (Stb. 1965, 429) alsmede bij wege van aanslag geheven dan wel verhaalde premies en premievervangende belasting ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 1967, 655), de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (Stb. 1987, 90) en de Algemene Kinderbijslagwet (Stb. 1980, 1). De in de vorige volzin bedoelde premies en premievervangende belasting, alsmede de negatieve persoonlijke verplichtingen ter zake daarvan, worden voor de toepassing van
- a.
artikel 5, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 aangemerkt als persoonlijke verminderingen en vermeerderingen van het onzuivere inkomen;
- b.
artikel 5, tiende en elfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 aangemerkt als bestanddelen van het inkomen van het in die bepalingen bedoelde kind.
2.
In afwijking van artikel 48, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt bij de bepaling van het binnenlandse inkomen het binnenlandse onzuivere inkomen voorts verminderd met de als persoonlijke verplichtingen aan te merken premies en premievervangende belasting bedoeld in het eerste lid, eerste volzin.
3.
Indien het kalenderjaar 1987 als laatste jaar is begrepen in een tijdvak waarover een teruggaaf is verleend als bedoeld in artikel 67, onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en in artikel 2, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 1964 (Stb. 524) zoals deze artikelen luidden onmiddellijk voor de inwerkingtreding van deze wet, geldt voor de kalenderjaren 1988 en 1989, in afwijking in zoverre van die artikelen, in plaats van een tijdvak van drie aaneengesloten gehele kalenderjaren een tijdvak van twee aaneengesloten gehele kalenderjaren.