Rb. Dordrecht, 02-01-2008, nr. 64210 HAZA 06-2262
ECLI:NL:RBDOR:2008:BC1403
- Instantie
Rechtbank Dordrecht
- Datum
02-01-2008
- Zaaknummer
64210 HAZA 06-2262
- LJN
BC1403
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDOR:2008:BC1403, Uitspraak, Rechtbank Dordrecht, 02‑01‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 02‑01‑2008
Inhoudsindicatie
Benoeming deskundige tot beantwoording van aanvullende vragen in letselschadezaak.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 64210 / HA ZA 06-2262
Vonnis van 2 januari 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te Dordrecht,
eiser,
procureur mr. T.K.A.B. Eskes,
tegen
[gedaagde],
wonende te Haarlem,
gedaagde,
procureur mr. J.A. Visser.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 4 april 2007.
- -
de akte van [eiser]
- -
de antwoordakte van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
[eiser] verzoekt toestemming van de rechtbank om tussentijds in appel te mogen komen van het vorige tussenvonnis. Tussentijds appel zal niet worden toegestaan. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding.
2.2.
[eiser] bedoelt kennelijk in zijn akte bindende eindbeslissingen van de rechtbank aan te vechten. Kennelijk wenst [eiser] dat de rechtbank terugkomt van haar beslissing om het bewijsaanbod van [eiser] te passeren (rechtsoverweging 4.5 van het tussenvonnis van 4 april 2007). De rechtbank passeert deze stellingen. Van bindende eindbeslissingen kan slechts in zeer bijzondere omstandigheden worden teruggekomen. Daarvan is hier geen sprake.
2.3.
Geerlings heeft als -door partijen aangezochte- deskundige voorafgaand aan deze procedure een deskundigenrapport opgesteld met daarbij als uitgangspunt dat van pijn in de rug en nek bij [eiser] niet eerder melding wordt gemaakt dan in de brief van huisarts Samba van 31 juli 2001. Het is echter de rechtbank inmiddels gebleken dat rug-, nek- én hoofdpijnklachten van [eiser] eerder zijn opgekomen, namelijk kort voor, of op 8 februari 2001 (zie rechtsoverweging 4.6 van het tussenvonnis van 4 april 2007). Het is de vraag of dit Geerlings noopt tot een ander standpunt dan thans door hem ingenomen. De rechtbank heeft daarin aanleiding gevonden om voor te stellen om Geerlings als deskundige te benoemen.
2.4.
Partijen hebben zich kunnen uitlaten over de benoeming van Geerlings als deskundige en de aan hem te stellen vragen. Partijen stemmen in met, althans verzetten zich niet (adequaat) tegen benoeming van Geerlings als zodanig.
2.5.
[eiser] verlangt een vraagstelling aan Geerlings waarbij de rechtbank terugkomt van haar eerdere eindbeslissingen. [eiser] verlangt immers dat aan Geerlings slechts gevraagd wordt of de klachten van [eiser] veroorzaakt worden door het ongeval, zonder uit te gaan van toepasselijkheid van de NVvN-richtlijn en zonder het uitgangspunt dat de klachten niet eerder zijn opgekomen dan op of kort voor 8 februari 2001. De rechtbank passeert deze voorwaarden c.q. stellingen nu, zoals ten aanzien het ontstaan van de klachten op of kort voor 8 februari 2001 reeds werd overwogen, geen aanleiding bestaat om terug te komen van eerdere bindende eindbeslissingen.
2.6.
Voor zover de rechtbank begrijpt stelt [gedaagde] dat pas dan aan Geerlings de vragen kunnen worden gesteld die de rechtbank heeft voorgesteld, als Geerlings heeft bevestigd dat hij enige schriftelijke informatie nog niet onder ogen heeft gehad bij totstandkoming van zijn eerdere rapportage. De rechtbank passeert deze stelling, nu [gedaagde] daarbij miskent dat Geerlings hoe dan ook opnieuw heeft te rapporteren. Er is immers sprake van gewijzigde uitgangspunten, die daarin bestaan dat klachten van [eiser] eerder zijn opgekomen dan het tijdstip waarvan Geerlings destijds is uitgegaan. Overigens is de rechtbank van oordeel dat in na te melden vraagstelling voldoende tot uitdrukking komt dat Geerlings dient te bezien van welke informatie hij destijds is uitgegaan.
2.7.
De rechtbank blijft mitsdien bij de door haar voorgestelde vragen, met dien verstande dat de vragen 3 en 4 worden toegevoegd in verband met het mogelijk in het dossier van Geerlings ontbreken van een brief van neuroloog dr. H. Kerkhoff en een brief van dr. R.P. Kleyweg .
2.8.
De deskundige heeft zijn kosten vooralsnog begroot op € 1.000. Overeenkomstig art. 195 Rv dient [eiser] dat bedrag bij wijze van voorschot ter griffie te deponeren. Hierbij neemt de rechtbank in acht dat [gedaagde] weliswaar (enige) aansprakelijkheid erkent, maar nu juist niet voor dit deel van het geschil. Overigens stelt [eiser] dat hij nog steeds een uitkering ontvangt die recht zou geven op gesubsidieerde rechtsbijstand en dat hij daarom als een on- of minvermogende partij kan worden gezien en dat hij voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in de Wet tarieven burgerlijke zaken. Echter, dat aan hem daadwerkelijk ingevolge de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging is verleend of ten aanzien van hem ingevolge de Wet tarieven in burgerlijke zaken het vast recht daadwerkelijk gedeeltelijk in debet is gesteld zoals bedoeld in artikel 195 Rv, is gesteld noch gebleken. Er doet zich derhalve niet de situatie voor dat geen voorschot aan [eiser] kan worden opgelegd.
2.9.
De rechtbank acht termen aanwezig het vonnis op de voet van artikel 233 lid 1 Rv ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3. De beslissing
De rechtbank:
beveelt een onderzoek door een deskundige;
benoemt tot deskundige:
A.H.C. Geerlings (neuroloog verbonden aan het Yssellandziekenhuis te Capelle aan den IJssel),
teneinde een onderzoek in te stellen en een schriftelijk en met redenen omkleed antwoord te geven op de navolgende vragen:
- 1.
Kennisnemend van de patiëntenkaart van [eiser] en de brief van huisarts Samba van 9 februari 2001: zou uw antwoord op de vraag of de rug-, nek- en hoofdpijnklachten van [eiser] het gevolg zijn van het ongeval anders luiden wanneer u ervan uit gaat dat deze klachten zijn ontstaan kort voor of op 8 februari 2001? Zo ja, hoe zou uw antwoord dan luiden?
- 2.
Zou u bij de beantwoording van bovengenoemde vraag de richtlijnen van de NVvN willen betrekken, daarop willen ingaan en willen aangeven of de rug-, nek- en hoofdpijnklachten van [eiser] daaraan voldoen?
3.
Heeft u de brief van neuroloog dr. H. Kerkhoff d.d. 19 juni 2001 bij uw eerdere rapportage van 8 oktober 2004 betrokken? (De rechtbank heeft namelijk geconstateerd dat deze brief wel in het rechtbankdossier is opgenomen maar niet door u in uw onderzoek is vermeld.) Indien u die brief niet in die rapportage heeft betrokken, hoe luidt dan nu uw antwoord op de vraag of de rug-, nek- en hoofdpijnklachten van [eiser] het gevolg zijn van het ongeval?
4. In uw rapport wordt melding gemaakt van een brief van dr. R.P. Kleyweg d.d. 3 augustus 2004, terwijl zich in het rechtbankdossier enkel een brief van Kleyweg bevindt van 10 mei 2004. Is sprake van twee verschillende brieven of van één en dezelfde brief waarbij abusievelijk een verkeerde datum is vermeld? Van welke brief/brieven van dr. Kleyweg bent u uitgegaan bij uw eerder rapportage? Indien er een brief van dr. Kleyweg is die u destijds niet uw rapportage heeft betrokken: hoe zou dan uw antwoord luiden op de vraag of de rug-, nek- en hoofdpijnklachten van [eiser] het gevolg zijn van het ongeval indien u deze brief nu wel bij uw oordeel betrekt?
5. Heeft u nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de zaak?
bepaalt dat door [eiser] als voorschot ter zake van de kosten van de deskundige een bedrag van € 1.000 ter griffie van deze rechtbank dient te worden gedeponeerd door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.817 ten name van MVJ Arrondissement Dordrecht (538), onder vermelding van “kosten deskundige, rolnummer 64210 / HA ZA 06-2262;.
bepaalt dat het voorschot uiterlijk binnen twee weken dient te zijn gestort, tenzij voor die datum bewijs is overgelegd dat aan [eiser] een toevoeging is verleend, in welk geval de rechtbank het voorschot in debet zal stellen;
bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden pas behoeft aan te vangen nadat hem door de griffier is bevestigd dat het voorschot is ontvangen, dan wel in debet gesteld;
bepaalt dat, indien bedoeld voorschot niet tijdig wordt voldaan, de zaak (bij vervroeging) kan opbrengen ter rolle voor het vragen van vonnis onder het gelijktijdig nemen van een akte waarin van een en ander melding wordt gemaakt;
bepaalt dat de procureur van [eiser] de deskundige een afschrift van alle gedingstukken ter beschikking zal stellen;
draagt de griffier op een afschrift van dit vonnis te zenden aan de benoemde deskundige;
bepaalt dat, indien door de deskundige – ondanks de betaling van het voorschot en de mededeling daarvan – niet wordt overgegaan tot de gevraagde rapportage, de meest gerede partij hiervan mededeling doet aan de rechter die dit vonnis wijst;
bepaalt dat de deskundige zijn schriftelijk gemotiveerd en ondertekend rapport en declaratie uiterlijk 26 maart 2008 aan de civiele griffie van deze rechtbank (Postbus 7003, 3300 GC Dordrecht) zal doen toekomen;
bepaalt dat de deskundige zijn onderzoek zelfstandig zal verrichten, ter plaatse en ten tijde als hem goeddunkt, en dat hij in zijn rapport zal vermelden dat hij partijen in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, alsmede de inhoud van die opmerkingen en verzoeken en zijn reactie daarop;
bepaalt dat de zaak na binnenkomst van het deskundigenbericht op de eerstvolgende rolzitting zal worden behandeld, waarbij aan [eiser] een onmiddellijk peremptoir uitstel van 4 weken zal worden verleend voor conclusie na deskundigenbericht;
verklaart het vonnis ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2008.?