Einde inhoudsopgave
RvdW 2017/1258
Prejudiciële beslissing op voet van art. 392 Rv. Komt tijdens surseance vervallen rente in aanmerking voor verificatie in opvolgend faillissement? Betekenis van art. 249 Fw.
HR 24-11-2017, ECLI:NL:HR:2017:2991
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24 november 2017
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
17/01480
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Insolventierecht / Surseance van betaling
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2991, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑11‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:1014, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑09‑2017
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële beslissing op voet van art. 392 Rv. Komt tijdens surseance vervallen rente in aanmerking voor verificatie in opvolgend faillissement? Betekenis van art. 249 Fw.
Aan de in art. 249 Fw besloten liggende hoofdregel van continuïteit en eenheid tussen surseance en opvolgend faillissement kan niet in alle gevallen, ongeacht de strekking van de in het concrete geval betrokken bepalingen, toepassing gegeven worden. Indien de faillietverklaring wordt uitgesproken ingevolge een van de bepalingen van Titel II van de Faillissementswet of binnen een maand na het einde van de surseance, komt een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.