V-N Vandaag 2019/2834
Geen tijdsevenredige BPM-hefing ondanks tijdelijke interne verhuur in Nederland
HR 13-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1951
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 december 2019
- Zaaknummer
18/04153
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van personenauto's en motorrijwielen
Europees belastingrecht (V)
Europees belastingrecht / Europese verdragsvrijheden
Fiscaal bestuursrecht / Rente
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑12‑2019
ECLI:NL:HR:2019:1951, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑12‑2019
- Wetingang
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (BWBV0001000, 56)Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (BWBV0001000, 110)Algemene wet inzake rijksbelastingen (BWBR0002320, 30ha)Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (BWBR0005806, 14b)Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (BWBR0005806, 14a)
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat Nederland niet verplicht is een tijdsevenredige BPM-heffing toe te passen voor een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam, ook niet als sprake is van tijdelijke verhuur in Nederland en het motorrijtuig daarna definitief buiten Nederland zal worden gebracht.
Samenvatting
X bv doet in januari 2014 BPM-aangifte voor een uit België afkomstige auto en voldoet aldus € 35.200. In juni 2014 wordt dezelfde auto geëxporteerd. X bv krijgt vervolgens een teruggaaf van € 30.051. Na bezwaar is een aanvullende teruggaaf gevolgd van € 737 en daarover is op de voet van art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.