Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2021/392 betreffende de monitoring en rapportering van gegevens met betrekking tot de CO2-emissies van personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen overeenkomstig Verordening (EU) 2019/631
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 25-03-2021
- Bronpublicatie:
04-03-2021, PbEU 2021, L 77 (uitgifte: 05-03-2021, regelingnummer: 2021/392)
- Inwerkingtreding
25-03-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-03-2021, PbEU 2021, L 77 (uitgifte: 05-03-2021, regelingnummer: 2021/392)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Verkeersrecht / Voertuigeisen
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van de Commissie van 4 maart 2021 betreffende de monitoring en rapportering van gegevens met betrekking tot de CO2-emissies van personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen overeenkomstig Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1014/2010, (EU) nr. 293/2012, (EU) 2017/1152 en (EU) 2017/1153 van de Commissie
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011 (1), en met name artikel 7, lid 7, artikel 12, lid 4, artikel 13, lid 4, en artikel 15, lid 7,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De monitoring en rapportering van gegevens betreffende in de Unie geregistreerde personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen zijn essentieel voor de werking van de in Verordening (EU) 2019/631 vastgestelde CO2-emissieprestatienormen. Aangezien die verordening op 1 januari 2020 van toepassing is geworden, is het passend de bepalingen van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1014/2010(2) en (EU) nr. 293/2012 (3) van de Commissie te vereenvoudigen en te verduidelijken en deze bepalingen in één enkele uitvoeringsverordening samen te brengen. Voor de rapportering van de gegevens over het kalenderjaar 2020 is het echter passend de nieuwe en de bestaande bepalingen tot en met 28 februari 2021 te laten overlappen.
- (2)
Er moeten procedures worden vastgesteld voor de monitoring en rapportering van gegevens over nieuwe personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen die moeten worden gevolgd door de bevoegde instanties van de lidstaten, de fabrikanten, de Commissie en het Europees Milieuagentschap (EEA).
- (3)
De monitoring- en rapportagecyclus waarin artikel 7 van Verordening (EU) 2019/631 voorziet, bestaat uit drie hoofdstappen: de jaarlijkse rapportering door de autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie van de voorlopige gegevens op basis van registraties van nieuwe voertuigen in het voorafgaande kalenderjaar; de toezending van die voorlopige gegevens door de Commissie, met ondersteuning van het EEA, aan de betrokken fabrikanten; de verificatie van die gegevens door de fabrikanten en, in voorkomend geval, de kennisgeving aan de Commissie van correcties van die gegevens.
- (4)
De maatregelen die de verschillende actoren in het kader van deze drie stappen binnen de desbetreffende termijnen moeten nemen, moeten duidelijk worden gespecificeerd zodat de robuustheid en betrouwbaarheid kunnen worden gewaarborgd van het definitieve gegevensbestand dat de Commissie overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2019/631 publiceert, op basis waarvan de gemiddelde specifieke CO2-emissies van een fabrikant en de naleving van zijn specifieke CO2-emissiedoelstelling worden bepaald.
- (5)
Op grond van artikel 12 van Verordening (EU) 2019/631 moet de Commissie vanaf 2021 gegevens verzamelen over het werkelijke brandstof- of elektriciteitsverbruik van personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen die worden geregistreerd door boordinstrumenten voor de meting van het brandstof- en/of elektriciteitsverbruik, zoals bepaald in artikel 4 bis van Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie (4).
- (6)
Dergelijke werkelijke gegevens moeten worden verzameld zodra deze beschikbaar komen, aangezien het van essentieel belang is om zo snel mogelijk vast te stellen hoe het verschil tussen de werkelijke emissies en het werkelijke brandstof- of elektriciteitsverbruik en de overeenkomstige typegoedkeuringswaarden zich in de loop der tijd ontwikkelt, zowel voor het monitoren van de doeltreffendheid van de CO2-emissienormen voor het verminderen van de CO2-emissies van voertuigen als voor het informeren van het publiek.
- (7)
Om ervoor te zorgen dat de gegevens over het werkelijke brandstof- en elektriciteitsverbruik zo spoedig mogelijk toegankelijk zijn, moeten fabrikanten worden verplicht dergelijke gegevens te verzamelen van nieuwe personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen die met ingang van 1 januari 2021 zijn geregistreerd. Dergelijke gegevens kunnen worden verzameld hetzij via rechtstreekse gegevensoverdracht van voertuigen naar de fabrikanten, hetzij via hun erkende dealers of erkende reparateurs wanneer zij voertuigen voor een onderhoudsbeurt of reparatie ontvangen en de boordgegevens voor andere doeleinden moeten worden uitgelezen. Wanneer dergelijke gegevens ter beschikking van een fabrikant worden gesteld, moeten zij aan de Commissie worden meegedeeld, te beginnen met gegevens over nieuwe voertuigen die in 2021 voor het eerst in de Unie zijn geregistreerd.
- (8)
Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1151 is de verplichting om voertuigen uit te rusten met boordinstrumenten voor de meting van het brandstof- en/of elektriciteitsverbruik niet van toepassing op bepaalde kleine fabrikanten, en daarom moeten die fabrikanten ook worden vrijgesteld van de verplichting om werkelijke gegevens te verzamelen en te rapporteren. Dit mag kleine fabrikanten er echter niet van weerhouden om, indien zij dat wensen, werkelijke gegevens te verstrekken.
- (9)
Gegevens over het werkelijke brandstof- en elektriciteitsverbruik moeten door de lidstaten worden verzameld in het kader van de technische controles die overeenkomstig Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) worden uitgevoerd. Om deze taak te vergemakkelijken, is het passend de verplichting om werkelijke gegevens te verzamelen af te stemmen op de voorschriften van Richtlijn 2014/45/EU, zowel wat betreft de nationale tijdschema's voor de technische controles als wat betreft het uitlezen van gegevens uit de seriële poort van het OBD-systeem van de voertuigen. De gegevensverzameling moet daarom beginnen bij de eerste technische controle en mag niet verplicht worden vóór 20 mei 2023, de datum waarop de organen en instellingen die deze controles uitvoeren, overeenkomstig die richtlijn moeten worden uitgerust met de nodige hulpmiddelen, zoals scanners. De lidstaten mogen echter niet worden belet om vóór die datum gegevens te verstrekken, indien zij dat wensen.
- (10)
Fabrikanten en de lidstaten moeten de tijdens een kalenderjaar verzamelde werkelijke gegevens rapporteren aan de Commissie en het EEA, met gebruikmaking van de door het EEA verstrekte procedures voor gegevensoverdracht. Indien die gegevens niet beschikbaar zijn, hetgeen met name in de eerste kalenderjaren na 2021 het geval kan zijn, moeten de fabrikanten en de lidstaten de Commissie daarvan in kennis stellen en de redenen daarvoor vermelden.
- (11)
Gegevens over het werkelijke brandstof- en elektriciteitsverbruik moeten samen met het identificatienummer van het voertuig (VIN) worden verzameld. Het VIN wordt als persoonsgegeven beschouwd vanaf het moment van registratie van het voertuig en is derhalve onderworpen aan de in Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (6) vastgestelde voorschriften inzake de bescherming van dergelijke gegevens. De verwerking van de VIN's voor de toepassing van Verordening (EU) 2019/631 moet op grond van artikel 6, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2016/679 als rechtmatig worden beschouwd. Bovendien moet worden gespecificeerd dat de entiteiten die betrokken zijn bij de verzameling, rapportering en verwerking van de VIN's moeten worden beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken voor die gegevens in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679, en, wat het EEA en de Commissie betreft, in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (7).Ook moet worden gewaarborgd dat de VIN's door middel van een veilig communicatiemiddel worden verzameld en dat de betrokkenen, te weten de voertuigeigenaren, overeenkomstig de artikelen 13 en 14 van Verordening (EU) 2016/679 naar behoren worden geïnformeerd.
- (12)
Ook moet worden gespecificeerd hoe de werkelijke gegevens en de VIN's moeten worden gebruikt en gedurende welke periode die gegevens door de verschillende entiteiten die betrokken zijn bij de verzameling en rapportering moeten worden bewaard. Aangezien het doel is de ontwikkeling van de werkelijke prestaties van het voertuig gedurende de geraamde levensduur ervan te volgen, moeten gegevens voor hetzelfde voertuig gedurende een periode van 15 jaar worden verzameld en gedurende een periode van 20 jaar door het EEA worden bewaard. Andere entiteiten die gegevens verzamelen en rapporteren, mogen de gegevens echter niet langer bewaren dan nodig is om de gegevens voor te bereiden voor doorgifte aan het EEA.
- (13)
De verzameling van werkelijke gegevens en de VIN's moet volledig transparant zijn en de voertuigeigenaren moeten daarom de mogelijkheid hebben om te weigeren die gegevens aan de fabrikanten of tijdens de technische controles beschikbaar te stellen. Er zij op gewezen dat het recht op weigering door de voertuigeigenaar niet is gebaseerd op artikel 21 van Verordening (EU) 2016/679 en dat de weigering alleen van toepassing mag zijn op de voor de in het kader van deze verordening verzamelde gegevens.
- (14)
De overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2019/631 bekend te maken gegevens mogen de identificatie van individuele voertuigen of bestuurders niet mogelijk maken, maar mogen alleen worden gepubliceerd als een geanonimiseerd en geaggregeerd gegevensbestand zonder verwijzing naar de VIN's.
- (15)
Op basis van de in artikel 12, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EU) 2019/631 bedoelde beoordeling moet de Commissie bepaalde aspecten van de bepalingen inzake de monitoring, rapportering en bekendmaking van gegevens over het werkelijke brandstof- en elektriciteitsverbruik evalueren, waarbij zij onder meer rekening houdt met de beschikbaarheid van rechtstreekse gegevensoverdrachten van voertuigen.
- (16)
Om te waarborgen dat typegoedkeuringsgegevens beschikbaar zijn met het oog op de vaststelling van een procedure voor de verificatie van de CO2-emissies van personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen tijdens het gebruik, zoals vereist bij artikel 13 van Verordening (EU) 2019/631, moet de verzameling van dergelijke gegevens uit hoofde van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/1152 (8) en (EU) 2017/1153 (9) van de Commissie ook worden voortgezet wanneer de verplichting op grond van die verordeningen om dergelijke gegevens te verzamelen met ingang van 1 januari 2021 niet meer van toepassing is.
- (17)
Typegoedkeuringsinstanties moeten er daarom voor zorgen dat gegevens met betrekking tot de overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1151 uitgevoerde tests blijven worden geregistreerd en doorgegeven aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) van de Commissie, met gebruikmaking van de door het JRC verstrekte beveiligde transmissieprocedure.
- (18)
Met ingang van 1 januari 2021 is het niet langer noodzakelijk om de CO2-emissies voor personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen te bepalen overeenkomstig de nieuwe Europese rijcyclus (NEDC) als vastgesteld in de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/1152 en (EU) 2017/1153, met uitzondering van extern oplaadbare hybride elektrische personenauto's die tot en met 31 december 2022 in de handel worden gebracht, wanneer een fabrikant gebruik wenst te maken van superkredieten als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) 2019/631.
- (19)
Aangezien de overgang van de op de NEDC gebaseerde CO2-emissienormen naar normen die gebaseerd zijn op de wereldwijd geharmoniseerde testprocedure voor lichte voertuigen, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2017/1151, pas tegen eind 2023 volledig zal zijn voltooid, en de NEDC nog tot en met het jaarlijkse CO2-gegevensmonitoringsproces van 2024 zal worden gebruikt voor rapportering, en met het oog op, met name, de bepalingen inzake eco-innovaties en voertuigen uit restantvoorraden, moeten de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/1152 en (EU) 2017/1153 nog tot eind 2024 van kracht blijven.
- (20)
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 geraadpleegd en heeft op 14 januari 2021 opmerkingen ingediend.
- (21)
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 111 van 25.4.2019, blz. 13.
Verordening (EU) nr. 1014/2010 van de Commissie van 10 november 2010 inzake de monitoring en rapportering van registratiegegevens van nieuwe personenauto's overeenkomstig Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 293 van 11.11.2010, blz. 15).
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 293/2012 van de Commissie van 3 april 2012 inzake de monitoring en rapportering van registratiegegevens van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 98 van 4.4.2012, blz. 1).
Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie van 1 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie en Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (PB L 175 van 7.7.2017, blz. 1).
Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 51).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1152 van de Commissie van 2 juni 2017 tot vaststelling van een methode voor het bepalen van de correlatieparameters die nodig zijn om de veranderingen in de regelgevende testprocedure inzake lichte bedrijfsvoertuigen weer te geven, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 293/2012 (PB L 175 van 7.7.2017, blz. 644).
Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1153 van de Commissie van 2 juni 2017 tot vaststelling van een methode voor het bepalen van de correlatieparameters die nodig zijn om veranderingen in de regelgevende testprocedure weer te geven, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1014/2010 (PB L 175 van 7.7.2017, blz. 679).