Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1760/2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad
Artikel 22
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2016
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 21-04-2021.
- Bronpublicatie:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Inwerkingtreding
20-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Informatierecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de naleving van deze verordening te garanderen.
De betrokken controles staan los van de controles die de Commissie op grond van artikel 9 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 kan uitvoeren.
Sancties die door de lidstaat worden opgelegd aan een exploitant of een organisatie die rundvlees in de handel brengen, moeten doeltreffend, afschrikkend en evenredig zijn.
2.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 eisen de lidstaten, wanneer exploitanten en organisaties die rundvlees verhandelen rundvlees hebben geëtiketteerd zonder inachtneming van hun in titel II vastgestelde verplichtingen, naargelang het geval en in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, dat het rundvlees uit de markt wordt genomen. Naast de in lid 1 bedoelde sancties, kunnen de lidstaten:
- a)
als het betrokken vlees voldoet aan de toepasselijke veterinaire en hygiënische voorschriften, toestaan dat dergelijk vlees:
- i)
in de handel wordt gebracht nadat het correct en in overeenstemming met de vereisten van de Unie is geëtiketteerd, of
- ii)
rechtstreeks wordt verzonden voor verwerking tot andere dan de in artikel 12, punt 1, genoemde producten;
- b)
de opschorting of intrekking van de erkenning van de betrokken exploitanten en organisaties gelasten.
3.
Deskundigen van de Commissie, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten:
- a)
gaan na of de lidstaten de bepalingen van deze verordening naleven;
- b)
verrichten controles ter plaatse om na te gaan of de controles overeenkomstig deze verordening worden uitgevoerd.
4.
Indien op het grondgebied van een lidstaat een controle ter plaatse wordt uitgevoerd, verleent die lidstaat de deskundigen van de Commissie alle medewerking die deze deskundigen bij het verrichten van hun taak nodig kunnen hebben. De controleresultaten worden met de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat besproken voordat er een eindverslag wordt opgesteld en verspreid. Indien nodig bevat dit verslag aanbevelingen aan de lidstaten voor een betere naleving van deze verordening.