Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden in het opsporingsonderzoek CURIO, een gezamenlijk strafrechtelijk onderzoek tussen de bijzondere opsporingsdiensten Inspectie SZW Directie Opsporing Project PGB, kantoor Arnhem (onderzoek nummer ISZW 6640-2012-661) en de Belastingdienst/FIOD kantoor Zwolle (dossiernummer 51010) doorgenummerd van pagina 1 tot en met 2723. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Rb. Midden-Nederland, 18-04-2014, nr. 16/993500-13 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2014:1493
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
18-04-2014
- Zaaknummer
16/993500-13 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2014:1493, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 18‑04‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 18‑04‑2014
Inhoudsindicatie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte fraude heeft gepleegd met persoonsgebonden budgetten. De rechtbank achtte de vrouw daarnaast schuldig aan het doen van onjuiste belastingaangifte, uitkeringsfraude en witwassen van het gefraudeerde geld, een bedrag van bijna 674.000 euro. Een aanzienlijk deel van het geld werd besteed aan gokken. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/993500-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1967]te [geboorteplaats]
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2014 en 4 april 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door
mr. M.K.J. Dikkerboom, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 september 2008 tot en met 28 februari 2013 in Almere en/of Amersfoort, al dan niet samen met anderen, valsheid in geschrift heeft gepleegd in het kader van de verantwoording van Persoonsgebonden Budget (hierna: PGB) door op meer dan
10 verantwoordingsformulieren in strijd met de waarheid meer verleende zorg te verantwoorden dan er in werkelijkheid aan zorg in verleend;
feit 2: in de periode van 1 januari 2008 tot en met 22 juli 2011 in Almere en/of Amersfoort en/of Apeldoorn, al dan niet samen met een ander, onjuiste aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan over jaren 2008 en 2009 door een te laag bedrag aan inkomsten op te geven;
feit 3: in de periode van 28 februari 2011 tot en met 20 maart 2013, al dan niet samen met een ander, in Almere en/of Amersfoort en/of Apeldoorn geen aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan over de jaren 2010 en 2011;
feit 4: in de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 april 2013, al dan niet samen met een ander, in Almere uitkeringsfraude heeft gepleegd door niet te voldoen aan haar informatieverplichting en niet te melden aan het UWV dat zij inkomsten uit arbeid ontving, terwijl zij een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving.
feit 5: in de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 april 2013 in Almere en/of Amersfoort en/of Apeldoorn, al dan niet samen met een ander, zich schuldig heeft gemaakt aan (primair) gewoontewitwassen of (subsidiair) schuldwitwassen.
3. Voorvragen
Voordat de rechtbank kan oordelen over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezen zijn, moet de rechtbank eerst beoordelen of de dagvaarding geldig is, deze rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat -kort gezegd- het strafrechtelijk onderzoek en het dossier onvolledig zijn. De verdediging heeft hiertoe onder meer het volgende aangevoerd.
- De verklaringen van [A] en [B] zijn de aanleiding geweest van het strafrechtelijk onderzoek. Bij deze verklaringen moeten echter kanttekeningen worden geplaatst ten aanzien van de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid.
- Er heeft een selectie plaatsgevonden in de tapgesprekken. Dit geeft een onvolledig beeld van het dossier. Tapgesprekken zijn niet woordelijk en slechts gedeeltelijk weergegeven.
- Er is sprake van een schaduwdossier. De bedrijfsadministratie (30 dozen met bonnen en ordners) is buiten het dossier gehouden.
- Het onderzoek naar het gokken is onvolledig geweest. Boekingen naar goksites vonden niet rechtstreeks plaats, maar via tussenstations. Deze tussenstations bedienen echter niet alleen goksites, maar ook bijvoorbeeld een site als Bol.com of de site van de Bijenkorf, zodat niet is uit te sluiten dat een aanzienlijk deel van deze gelden besteed is aan reguliere uitgaven, die verband houden met verleende zorg.
- Ten slotte is er geen onderzoek gedaan naar ontlastend materiaal voor verdachte, zoals het horen van de getuige [getuige 1] of de medewerkers van Bureau Jeugdzorg. Deze getuigen kunnen het verhaal van verdachte over de wijze van verantwoording van PGB-geld en het schuiven met PGB-geld verifiëren.
3.1.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de officier van justitie is niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie niet aan de orde. Zij heeft in reactie op het verweer het volgende naar voren gebracht.
- Het boekenonderzoek door de belastingdienst was de aanleiding voor het onderzoek en de verklaringen van [A] en [B] waren in deze niet doorslaggevend.
-Er is een selectie aan tapgesprekken gemaakt. De selectie van de tapgesprekken is naar eer en geweten gebeurd en is gebaseerd op hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd. De verdediging heeft ruim de gelegenheid gehad om aan te geven welke tapgesprekken zij aan het dossier toegevoegd wilde hebben. Nu dit zonder nadere motivering niet is verzocht, kan dit niet worden tegengeworpen.
- Het staat verdachte vrij een beroep te doen op stukken uit haar bedrijfsadministratie en deze te overleggen.
- Het onderzoek naar het gokken is volledig geweest. De verbalisanten hebben enkel de bedragen opgenomen die te linken waren aan gokken. De officier van justitie verwijst naar pagina 1740 tot en met 1754 van het dossier.
- Het verzoek tot het horen van de getuigen die de verdediging noemt, is afgewezen door de rechtbank.
Het gestelde kan niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie leiden.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer dat er sprake is van een aantal tekortkomingen, in het onderzoek en het dossier, die moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Voor zover de raadsvrouw heeft gewezen op belangen aan de zijde van de getuigen [A] en [B], acht de rechtbank van belang dat dit de ontvankelijkheid van de officier van justitie niet raakt. Dit behoeft dan ook in dit kader geen verdere bespreking.
Voor zover de verdediging erop wijst dat niet alle afgeluisterde telecommunicatie aan het dossier is toegevoegd, merkt de rechtbank op dat aan de verdediging moet worden toegegeven dat het er de schijn van heeft dat de officier van justitie zich grotendeels heeft beperkt tot gesprekken met budgethouders die met name zijn genoemd in de tenlastelegging. De officier van justitie heeft in dat verband echter terecht naar voren gebracht dat het voor de beoordeling in deze strafzaak niet van belang is of verdachte het geld dat met de budgethouders werd verdeeld, heeft aangewend voor zorg aan andere kinderen. In zoverre hecht de verdediging belang aan gesprekken die naar het oordeel van de rechtbank voor de beoordeling van de tenlastelegging niet relevant zijn. Wat daarvan ook zij, de rechtbank stelt vast dat het hier niet gaat om een onherstelbaar verzuim. De verdediging heeft de rechtbank niet verzocht om toevoeging van alle uitgeluisterde gesprekken. Voor zover de verdediging heeft betoogd dat de afgeluisterde gesprekken niet letterlijk zijn uitgewerkt, stelt de rechtbank vast dat dit kenbaar is in het dossier en er geen aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat deze gesprekken - voor zover deze van belang zijn - daardoor een andere strekking hebben gekregen dan het gesprek daadwerkelijk had.
De verdediging heeft ook aangevoerd dat een groot deel van de administratie wel beschikbaar is, maar ten onrechte niet betrokken is bij het onderzoek. De rechtbank stelt echter met de officier van justitie vast dat voor de beoordeling van de tenlastelegging - niet zonder meer - van belang is op welke wijze verdachte overgebleven PGB heeft besteed. Nu naar deze mogelijkheid in het opsporingsonderzoek geen grondig onderzoek is gedaan moet de rechtbank voor mogelijk houden dat overgebleven PGB door verdachte (deels) is besteed aan zorg voor andere kinderen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdediging naar voren gebrachte onvolkomenheden, ook in onderlinge samenhang bezien, niet kunnen leiden tot de conclusie dat verzuimen hebben plaatsgevonden waarmee ernstig inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan
3.2
De overige voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. De waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1, 2, 3, 4 en 5 primair. Zij baseert zich hiertoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van feit 1 met betrekking tot verantwoordingsformulieren 1 tot en met 9 aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van verantwoordingsformulier 10 bepleit de verdediging een gedeeltelijke vrijspraak. De zorg voor [S] is wel degelijk door [D] verleend. [D] herinnert zich dit alleen niet meer. De betalingen hebben plaatsgevonden op de gezamenlijke privérekening van verdachte en [D].
Ten aanzien van feiten 2 en 3 betwist de verdediging dat verdachte opzet had op het plegen van de delicten. Wel erkent de verdediging dat verdachte schuld heeft aan het onjuist en het niet doen van aangiften inkomstenbelasting.
Voor feit 4 bepleit de verdediging vrijspraak, omdat niet is komen vast te staan dat het niet anders kan dan dat het overgebleven PGB dat tussen verdachte en budgethouders is verdeeld, inkomen uit arbeid is. Verder dient verdachte gedeeltelijk te worden vrijgesproken voor de periode wat betreft de V.O.F. omdat verdachte in een gedeelte van deze periode wel de wijzigingen heeft doorgegeven aan het UWV.
Volgens de verdediging kan de rechtbank niet komen tot zowel een veroordeling voor feit 4 als voor feit 5. Indien feit 4 wordt bewezenverklaard, dient verdachte te worden vrijgesproken voor feit 5. In dat geval had het geld immers een legale herkomst, namelijk arbeid.
Ten slotte bepleit de verdediging dat in het kader van het witwassen een bedrag van
€ 215.000,00 veel aannemelijker is dan een bedrag van € 700.000,00.
4.3
Het oordeel van de rechtbank1.
Inleiding
Met een persoonsgeboden budget (PGB) kunnen Nederlandse ingezetenen, die door ziekte, handicap of ouderdom zorg nodig hebben, zelf zorg inkopen. Dit PGB wordt door de Nederlandse Staat gefinancierd uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
De persoon die een PGB krijgt toegekend wordt een budgethouder genoemd. De (wettelijke vertegenwoordiger van de) budgethouder kiest zelf de hulpverleners en begeleiders uit. Zorg kan worden toegekend voor verschillende soorten zorg, te weten onder meer:
verzorging, verpleging, begeleiding en kortdurend verblijf.2.
Het PGB wordt rechtstreeks overgemaakt aan de budgethouder dat hij kan besteden om de benodigde zorg in te kopen. Over de besteding moet de budgethouder een administratie bijhouden en achteraf vindt verantwoording plaats aan het zorgkantoor.3.
De verantwoording gebeurt door het indienen en terugzenden van het Standaard verantwoordingsformulier PGB aan het zorgkantoor. Op dit verantwoordingsformulier worden naast de gegevens van de budgethouder de verantwoordingsperiode en het totaal aan de zorgverleners in die periode betaalde bedrag ingevuld. Volgens de PGB-regeling controleert het zorgkantoor of de verantwoordingsformulieren naar waarheid zijn ingevuld door overlegging van contracten, declaraties en bewijzen van betalingen. Blijkt na controle dat het budget correct is besteed aan zorg, dan wordt het voorschot omgezet in een definitieve vaststelling.4.
Verdachte heeft een onderneming gedreven onder de handelsnaam “[bedrijfsnaam]” (hierna: [bedrijfsnaam]).5.Vanaf 16 december 2009 is dit in de vorm van een eenmanszaak geweest en van 1 april 2010 tot 23 juni 2011 in de vorm van een vennootschap onder firma.6.
Verdachte heeft vanaf 12 oktober 2006 ingeschreven gestaan als secretaris/penningmeester van de Stichting “Stichting Vrienden van [S]” (hierna: de Stichting) met als doel: het organiseren van (sport)activiteiten voor kinderen met een gedragsstoornis, alsmede voor hun familieleden.7.
Aanvullende bewijsmiddelen feit 1 (valsheid in geschrift)
Op grond van de navolgende bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft verklaard dat zij PGB-geld dat ‘over’ was, heeft verdeeld met (de wettelijk vertegenwoordigers van de) budgethouders. Het ‘overgebleven’ PGB geld is door de budgethouder (vanaf de PGB-rekening) gestort op de privérekening van verdachte, waarna verdachte een gedeelte heeft teruggestort op de privérekening van de budgethouder dan wel aan hen contant heeft terugbetaald. Verdachte heeft voor de verantwoording van deze niet-verleende zorg valse facturen opgemaakt.
De verantwoordingsformulieren die naar het zorgkantoor in Amersfoort zijn opgestuurd, zijn ook vals omdat de onderliggende facturen vals zijn.8.
1. Verantwoordingsformulier PGB inzake budgethouder [E]
In het dossier bevindt zich een verantwoordingsformulier dat betrekking heeft op bedragen die door budgethouder [E] zijn betaald aan zorgverleners in de periode van
1 juli 2010 tot en met 31 december 2010. Het formulier is ondertekend op 31 januari 2011 door [F] in [woonplaats]. De volgende bedragen aan zorg worden verantwoord:
De Stichting € 6.545,00
[bedrijfsnaam] € 1750,00.9.
[F] e/v [E] heeft verklaard dat zij € 2.800,00 heeft moeten overmaken op de privérekening van verdachte, omdat zij PGB-geld ‘over’ had. [F] heeft de helft van het geld teruggestort gekregen van verdachte. De onderliggende facturen zijn vals opgemaakt door verdachte. De zorg die op deze facturen staat is nooit door de Stichting geleverd.
[F] heeft verklaard dat zij het eerste blad van de verantwoordingsformulieren met de naam van de budgethouder en de ondertekening altijd zelf heeft ingevuld.
Zij nam over wat verdachte eerder had ingevuld op andere formulieren. [F] heeft de formulieren altijd zelf naar het zorgkantoor gestuurd. [F] heeft de bedragen gehanteerd zoals ze op de overboekingen van de bank stonden.10.
Op 9 december 2010 is vanaf de bankrekening van[F]en [E] een bedrag van € 2.800,00 zonder specifieke omschrijving op de privé rekening van verdachte gestort. Op 21 januari 2011 is € 1.400,00 op de rekening [F] gestort afkomstig van de privé rekening van verdachte met als vermelding: volgens afspraak.11.
2. Verantwoordingsformulier PGB inzake budgethouder [G]
In het dossier bevindt zich een verantwoordingsformulier dat betrekking heeft op bedragen die door budgethouder [G] zijn betaald aan zorgverleners in de periode van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2009. Het formulier is ondertekend d.d. 14 januari 2010 door [H] in [woonplaats]. Het volgende bedrag aan zorg wordt verantwoord:
De Stichting € 7.305,00.12.
3. Verantwoordingsformulier PGB inzake budgethouder [G]
In het dossier bevindt zich een verantwoordingsformulier dat betrekking heeft op bedragen die door budgethouder [G] zijn betaald aan zorgverleners over de periode van
1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010. Het formulier is ondertekend d.d. 7 juli 2010 door
[H] in [woonplaats]. Het volgende bedrag aan zorg wordt verantwoord:
De Stichting € 4.980,00.13.
[G] is budgethouder in 200914.en 201015..
Per e-mail d.d. 4 december 2009 tussen [H en I] enerzijds en verdachte anderzijds vragen de ouders van [G] of er nog plek is voor [K] voor het weekend van 18 december en of hij nog mee kan naar de Winter Efteling op 23 december. Verdachte antwoordt: “Geen probleem!”.16.
Per e-mailverkeer d.d. 20 maart 2010 tussen [H en I] enerzijds en verdachte anderzijds vraagt [H] aan verdachte of in plaats van [G] [K] mee kan op weekend naar Center Parks van 26 maart tot 28 maart 2010. Verdachte antwoordt dat dit geen probleem is en dat zij “[K] er op zet en [G] er af haalt”.17.
Verdachte heeft verklaard dat [K] het broertje is en dat [K] geen PGB heeft.18.
Op naam van de Stichting is d.d. 7 december 2009 een factuur aan de ouders van [G] Loth gestuurd ter zake tijdelijk verblijf in december voor een bedrag van € 500,00, een factuur d.d. 9 december 2009 voor begeleiding in december ten bedrage van € 175,00 en een factuur d.d. 5 maart 2010 voor tijdelijk verblijf in maart voor een bedrag van € 550,00.19.
Bovengenoemde bedragen zijn door [G] voldaan op de bedrijfsrekening van de Stichting.20.
4. Verantwoordingsformulier PGB inzake budgethouder [L]
In het dossier bevindt zich een verantwoordingsformulier dat betrekking heeft op bedragen die budgethouder [L] aan zorgverleners heeft betaald in de periode van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2009. Het formulier is ondertekend d.d. 14 januari 2010 door [M]. Het volgende bedrag aan zorg wordt verantwoord:
De Stichting € 5.550,00.21.
5. Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2010 inzake budgethouder [L]
In het dossier bevindt zich een verantwoordingsformulier dat betrekking heeft op bedragen die budgethouder [L] aan zorgverleners heeft betaald in de periode van 1 juli 2012 tot en met 31 december 2012. Het formulier is ondertekend d.d. 18 februari 2013 door [M]. Het volgende bedrag aan zorg wordt verantwoord:
[bedrijfsnaam] € 2.960,00.22.
[M] heeft verklaard dat hij verantwoordingsformulieren vals heeft ingevuld omdat hij geld heeft aangenomen van verdachte.
Verdachte vulde voor hen de verantwoordingsformulieren in en [M] zette alleen nog een handtekening onder deze formulieren.23.
[M] heeft verklaard dat formulier nummer 2 door verdachte is ingevuld en door hem is ondertekend. Het formulier is vals. In formulier 2 is van 1-7-2009 tot en met 31-12-2009 een bedrag van € 8.525,- aan zorg verantwoord.
Niet het volledige bedrag ad € 8.525,00 dat op het verantwoordingsformulier is aan zorg besteed. Een gedeelte, (te weten € 1.100,00 + € 1.850,00 + € 1.500,00) was ‘over’ uit het PGB-budget van zijn zoon [L] en dat is niet aan zorg besteed, maar heeft hij verdeeld met verdachte. [M] heeft het formulier in de woning van verdachte ondertekend.24.
[M] heeft formulier nummer 8 herkend als het formulier dat door verdachte is ingevuld en door hemzelf is ondertekend. In formulier 2 is van 1-7-2009 tot en met 31-12-2009 een bedrag van € 8.525,- aan zorg verantwoord.
Dit formulier is vals. Van het bedrag van € 6.517,00 is € 2.960,00 verantwoord op [bedrijfsnaam]. Deze € 2.960,00 bevat € 2.700,00 aan valse facturen, opgesteld door [bedrijfsnaam]. Die € 2.700,00 is geld dat hij heeft verdeeld met verdachte en dit geld is niet besteed aan zorg voor [L].25.
[M] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij het geld overmaakte naar een rekening met de tenaamstelling van verdachte. Als het geld voor daadwerkelijk verleende zorg was, dan maakte hij dat over op de rekening van de Stichting. Het was natuurlijk niet volgens de regels, aldus [M].26.
Op 19 februari 2010 zijn uit naam van [L] de volgende bedragen op de privérekening van verdachte gestort: € 1.100,00 (omschrijving november 2009), € 1.500,00 (omschrijving augustus 2009) en € 1.850,00 (omschrijving december 2009).27.
Verdachte heeft verklaard dat de Stichting niet voor het totaal verantwoorde bedrag aan zorg heeft verleend aan [L]. Een gedeelte is op haar privé rekening en de helft daarvan is terug gegaan naar de heer [M].
Het verantwoordingsformulier over 1 juli 2009 tot en met 31 december 2009 is door verdachte ingevuld in haar woning. Het formulier over de periode 1 juli 2012 tot en met 31 december 2012 is ook niet naar waarheid ingevuld. Dit is op dezelfde wijze gegaan als hiervoor, aldus verdachte.28.
6. Verantwoordingsformulier PGB inzake budgethouder [J]29.
In het dossier bevindt zich een verantwoordingsformulier dat betrekking heeft op bedragen die budgethouder [J] aan zorgverleners heeft betaald in de periode van
1 juli 2011 tot en met 26 oktober 2011. Het formulier is ondertekend d.d. 2 november 2011 door [N]. Het volgende bedrag aan zorg wordt verantwoord:
[bedrijfsnaam] € 700,00.
7. Verantwoordingsformulier PGB inzake budgethouder [J]30.
In het dossier bevindt zich een verantwoordingsformulier dat betrekking heeft op bedragen die door budgethouder [J] aan zorgverleners heeft betaald in de periode van
1 juli 2012 tot en met 31 december 2012. Het formulier is ondertekend d.d. 14 januari 2012 door [N]. Het volgende bedrag aan zorg wordt verantwoord:
[bedrijfsnaam] € 3.970,00
[N] heeft verklaard dat niet voor alle facturen van de Stichting en/of [bedrijfsnaam] tussen 2009 en 2013 daadwerkelijk zorg is verleend door de Stichting of [bedrijfsnaam]. Verdachte vroeg haar PGB-geld dat over was aan de Stichting te geven.
[N] heeft geld aan verdachte overgemaakt zonder dat hier ook daadwerkelijk hulp voor is verleend aan [J]. Dat was geld dat over was van het PGB van [J].31.
[N] heeft de verantwoordingsformulieren altijd rechtstreeks aan het zorgkantoor gestuurd. Het handschrift op het formulier van 1 januari 2011 tot en met 26 oktober 2011 is van [N] en de handtekening ook. Op het verantwoordingsformulier staat een bedrag van € 700,00 genoemd voor [bedrijfsnaam]. Dit was geld wat over was.
Er zijn twee facturen van [bedrijfsnaam] gedateerd 7 september 2011 en 4 november 2011, allebei voor € 350,00 per factuur intensieve begeleiding. Die begeleiding/zorg is niet door de Stichting of [bedrijfsnaam] aan [J] verleend.32.
Het handschrift op het verantwoordingsformulier over de periode juli 2012 tot en met
31 december 2012 is van [N] en de handtekening ook. Er wordt voor een bedrag van € 3.970,00 aan zorg verantwoord. Er zijn zes facturen met in totaal hetzelfde bedrag. De eerste is van 28 juli 2012 en de laatste is van 30 december 2012.
Er is een factuur van 31 augustus 2013 voor een bedrag van € 600,00. Hier is een gedeelte van waar. Voor alle andere facturen en bedragen is er door de Stichting en/of [bedrijfsnaam] op geen enkele wijze zorg verleend aan [J].33.
[N] maakte het geld over naar rekeningnummer 7310140.34.
De volgende stortingen zijn gedaan op de privérekening van verdachte door [N]:
- op 15 juli 2011: € 1.800,00 met omschrijving: zorg
- op 21 december 2012: € 1.200,00 met omschrijving: verleende zorg aug/sept
en € 1.970,00 met omschrijving: verleende zorg okt/nov/dec.35.
8. Verantwoordingsformulier PGB inzake budgethouder [O]36.
In het dossier bevindt zich een verantwoordingsformulier dat betrekking heeft op bedragen die budgethouder [O] aan zorgverleners heeft betaald in de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2009. Het formulier is ondertekend d.d. 7 augustus 2009 door[P]. Het volgende bedrag aan zorg wordt verantwoord:
De Stichting € 12.200,00.
9. Verantwoordingsformulier, inzake budgethouder[Q]37.
In het dossier bevindt zich een verantwoordingsformulier dat betrekking heeft op bedragen die budgethouder [Q]aan zorgverleners heeft betaald in de periode van
1 juli 2011 tot en met 31 december 2011. Het formulier is ondertekend d.d. 19 januari 2012 door [P]. Het volgende bedrag aan zorg wordt verantwoord:
[bedrijfsnaam] € 7.000,00.
[R] heeft verklaard dat verdachte het idee heeft geopperd om ‘fake’ facturen op te maken voor niet-geleverde zorg. [R] maakte een bepaald bedrag over aan de Stichting en de helft werd teruggestort. Zij ontvingen ook wel eens geld contant terug.
De Stichting heeft geen enkele vorm van zorg geboden aan de zoons van [R], te weten: [O] en [Q]. Het betreft hier dus het overmaken van PGB gelden aan de Stichting voor zorg die niet is geleverd.38.
Verdachte vulde de verantwoordingsformulieren in.39.
Verdachte heeft verklaard dat voor de facturen geen is zorg verleend behalve voor het aanvragen van PGB en de verantwoording. Op het verantwoordingsformulier naar het zorgkantoor is dit wel als verleende zorg verantwoord, maar er is echter geen zorg verleend.40.
10. Verantwoordingsformulier, inzake budgethouder [S]41.
In het dossier bevindt zich een verantwoordingsformulier dat betrekking heeft op bedragen die budgethouder [S] aan zorgverleners heeft betaald in de periode van
1 juli 2011 tot en met 31 december 2011. Het formulier is ondertekend d.d. januari 2012 door verdachte. Het volgende bedrag aan zorg wordt verantwoord:
[D] € 12.000,00.
[D] heeft verklaard dat de handtekening op het verantwoordingsformulier de handtekening van verdachte is.
[D] heeft geen zorg verleend en het verantwoordingsformulier is niet juist. [D] heeft geen geld ontvangen voor het verlenen van zorg.42.[D] heeft ook geen urendeclaraties ingevuld.43.
Meer verantwoordingsformulieren
Uit het onderzoek is gebleken dat er door 48 budgethouders een totaalbedrag van
€ 696.668,00 op de privé rekening van verdachte is gestort.44.
Verdachte heeft verklaard dat zij de volgende budgethouders, die geld op haar privé rekening hadden gestort, contant heeft betaald: de moeder van [T], [U] (drie keer) en [V] (drie keer).45.
Verdachte heeft valse facturen opgemaakt voor de mensen die op de aan verdachte getoonde lijst staan, behalve voor [V], [W], [X], [Y]en [Z].46.Op de lijst staan in totaal 28 namen.47.
Bewijsoverweging
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met budgethouders formulieren waarin PGB werd verantwoord, vals heeft opgemaakt. Verdachte heeft de budgethouders regelmatig expliciet benaderd om het PGB-geld dat over was met haar te delen. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de budgethouders en verdachte.
In een aantal gevallen vulde verdachte zelf de verantwoordingsformulieren in en liet ze enkel ondertekenen door de budgethouders. Soms vulden de budgethouders de formulieren in. De verantwoordingsformulieren werden in de woning van verdachte in [woonplaats] ingevuld of thuis bij de budgethouders. De verantwoordingsformulieren waren gebaseerd op valse facturen die verdachte had opgemaakt voor niet-verleende zorg. Deze formulieren werden vervolgens door de budgethouders bij het zorgkantoor ingediend ter verantwoording van hun PGB-geld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift. Niet slechts in het geval van bovengenoemde verantwoordingsformulieren die specifiek in de tenlastelegging zijn genoemd, maar in meer gevallen. Dit is ook aan verdachte ten laste gelegd.
Aanvullende overweging ten aanzien van verantwoordingsformulier 10 op naam van
[S]
De verdediging heeft aangevoerd [D] wel degelijk betaalde zorg voor[S]heeft verleend. De rechtbank volgt dat standpunt echter niet. Allereerst is van belang dat in de periode die ten laste is gelegd, de tweede helft van 2011, vanaf de PGB-rekening op naam van [S] aanzienlijke bedragen zijn overgemaakt naar de privérekening van verdachte die niet mede op naam van [D] stond.48.Daarbij komt dat eventuele overschrijvingen naar de gezamenlijke rekening niet betekent dat dit betalingen betreffen voor zorg die door [D] is verleend. [D] heeft immers verklaard dat hij geen zorg aan[S] heeft verleend en geen weet heeft van vergoedingen uit PGB.
In de stortingen op deze rekening wordt dan ook geen steun gevonden dat [D] betaald heeft gekregen voor zorg aan[S]
Voorafgaand ten aanzien van feit 2 (aangifte inkomstenbelasting 2008 en 2009)
De rechtbank heeft geconstateerd dat een groot deel van de administratie wel beschikbaar is, maar niet betrokken is bij het onderzoek. Dit betekent dat de rechtbank voor mogelijk moet houden dat een deel van PGB-gelden die op de privérekening van verdachte zijn gestort, zijn besteed aan zorg voor andere kinderen. Dit betekent ook dat de rechtbank de totale omvang van deze gelden, niet zonder meer kan aanmerken als inkomen die bij de aangiften inkomstenbelasting hadden moeten worden opgegeven.
Aanvullende bewijsmiddelen feit 2
Op grond van de navolgende bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Bij ambtsedige verklaring d.d. 20 maart 2013 van [naam], werkzaam als ambtenaar bij de Belastingdienst/Centrale Administratie in Apeldoorn, is onder meer gerelateerd ten behoeve van verdachte:
- dat de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2008 en 2009 op
16 november 2010 (2008) en 24 juni 2011 (2009) elektronisch zijn binnengekomen op de computersystemen van de Belastingdienst.
- dat de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2008 en 2009 van verdachte zijn verzonden met een softwarepakket gebruikt door Administratie- en Incasso Service Flevoland te Almere.49.
De zoon van [verdachte], [S], heeft een PGB. Het PGB van [S]is overgemaakt naar de privérekening van [verdachte]. Het geld dat zij ontvangen heeft voor het verlenen van zorg moet zij opgeven bij haar inkomstenbelasting. In de jaren 2008 en 2009 heeft verdachte op haar privérekening PGB-gelden ontvangen voor zorgverlening aan haar zoon[S]. In 2008 € 26.260,00 en in 2009 € 49.128,00.50.
Verdachte heeft verklaard dat de boekhouder de aangifte inkomstenbelasting zou doen. Verdachte wist dat zij zelf verantwoordelijk hiervoor was.51.
Verdachte heeft verklaard dat de administratie een puinhoop was.52.
[verdachte]heeft tegen [A], de voormalig boekhouder van verdachte, gezegd dat zij de verantwoording voor de PGB nog niet had.53.[A] heeft de aangiftes aan verdachte gegeven ter controle. Verdachte heeft hier geen reactie op gegeven, waarna de aangiftes zijn ingediend.54.
[A] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij de aangiftes over 2008 en 2009 maar alvast moest insturen.
[A] wist dat de inkomensgegevens niet volledig waren. Hij heeft een aantal keren gegevens bij verdachte opgevraagd.55.
Aanvullende bewijsoverweging
Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte in dit kader opzettelijk heeft gehandeld. De rechtbank acht bewezen dat verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op grond van het navolgende.
Uit de verklaring van de boekhouder blijkt dat verdachte er op is gewezen dat zij niet de volledige gegevens had verstrekt om aangifte inkomstenbelasting te kunnen doen. [verdachte]wist dat [A] geen gegevens had met betrekking tot de PGB voor[S]. De stelling van de verdediging dat zij er op mocht vertrouwen dat de boekhouder zijn werk goed zou doen, verontschuldigt verdachte niet. Zelfs al zou de rechtbank de verdachte op dit punt volgen, dan nog geldt dat verdachte op de hoogte was van de onvolledigheid van de gegevens die aan de aangifte inkomstenbelasting ten grondslag liggen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er sprake was van onjuiste aangiften inkomstenbelasting over de tijdvakken 2008 en 2009.
Aanvullende bewijsmiddelen feit 3 (aangifte inkomstenbelasting 2010 en 2011)
Op grond van het navolgende acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte is een bekennende verdachte en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van het feit volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- Aangiften IB overzicht betreffende verdachte;56.
- Ambtsedige verklaring inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen d.d. 20 maart 2013;57.
- De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 april 2014.58.
Aanvullende bewijsmiddelen feit 4 (Uitkeringsfraude)
Op grond van de navolgende bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft een WAO-uitkering ontvangen van 7 januari 1997 tot en met 14 mei 2013
met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% met uitbetaling naar dit
arbeidsongeschiktheidspercentage.59.
Een inlichtingenformulier AAW/WAO en Toeslagenwet d.d. 18 maart 1998 gericht aan
[verdachte], wonende in [woonplaats], is ingevuld en ondertekend. Het formulier vermeldt dat de geadresseerde alle informatie dient te vermelden waarvan hij redelijkerwijs kan weten dat die van belang kan zijn voor het recht op de hoogte van de uitkering.60.In het dossier bevinden zich ook een formulier d.d. 23 maart 199961.en een formulier d.d.
20 maart 200062.waarop deze inlichting is vermeld.
Verdachte heeft verklaard dat haar boekhouder haar heeft verteld dat zij inkomsten moest melden bij het UWV. Zij kreeg hiervoor elk jaar een formulier van het UWV thuisgestuurd. Het formulier van 13 april 2011 heeft verdachte ingevuld.63.
Verdachte heeft verklaard dat zij zichzelf vanaf januari 2011 salaris vanuit de Stichting betaalde van € 2.000,00 netto in de maand.64.
Bij brief van 19 april 2011 heeft het UWV, in reactie op de opgave van verdachte d.d. 13
april 2011 dat zij per 1 december 2010 als zelfstandige werkt, aan verdachte medegedeeld
dat de uitkering op voorschotbasis wordt verstrekt en later zal worden verrekend met
ontvangen inkomsten. Aan verdachte is medegedeeld dat zij verplicht is het UWV te
informeren over (veranderingen in) haar inkomsten. In elke geval moest verdachte de
volgende stukken overleggen:
- de balans
- de verlies- en winstrekening
- een kopie van de aangifte inkomstenbelasting
- een kopie van de definitieve aanslag inkomstenbelasting zodra zij deze heeft ontvangen.65.
Verdachte heeft in de periode 2008 tot en met 2011 de volgende inkomsten gehad uit hoofde
van zorgverlening voor haar zoon [S]:
2008: € 26.260,00;
2009: € 49.128,00;
2010: € 54.373,00;
2011: € 50.199,00.66.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij op de inlichtingenformulieren van het UWV tot januari 2011 het vakje “nee” heeft aangekruist als antwoord op de vraag of zij nog andere inkomsten heeft ontvangen.67.
Voor het bewijs voor feit 4 hanteert de rechtbank voorts de feiten zoals die hieronder bij het bewijs van feit 5 (Witwassen) zijn genoemd met als vindplaats noot 69.
Aanvullende bewijsmiddelen feit 5 (Witwassen)
Op grond van de navolgende bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 5 primair wettig en overtuigend bewezen.
In de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012 heeft verdachte in totaal
€ 103.691,00 aan budgethouders teruggestort met als omschrijving: volgens afspraak.68.
Vanaf de privé rekening van verdachte is in bovengenoemde periode voor een totaalbedrag van € 570.086,00 overgemaakt naar rekeningen die, gezien de tenaamstelling en omschrijving, bekend staan als bedrijven/instanties die verband houden met gokactiviteiten.69.
Bewijsoverwegingen
Zoals hiervoor ten aanzien van feit 1 overwogen heeft verdachte valsheid in geschrift gepleegd. De gelden die hierdoor door verdachte werden verworven, zijn naar de privé rekening van verdachte overgemaakt.
Op die momenten had verdachte telkens gelden voorhanden die afkomstig waren uit een door haar gepleegd misdrijf. Vervolgens heeft verdachte gelden teruggestort op de bankrekeningen van de budgethouders. Daar naast heeft zij een groot deel van het geld aangewend voor gokactiviteiten.
De verdediging heeft als verweer gevoerd dat het bedrag dat verdachte heeft vergokt, veel lager moet zijn, omdat er ook betalingen aan gewone internetbedrijven tussen zitten.
De rechtbank ziet dit anders. De boekingen naar goksites vonden niet rechtstreeks plaats, maar via tussenpersonen die de online betalingen regelden. Deze tussenpersonen bedienen niet alleen goksites, maar ook andere internetbedrijven die spullen verkopen of diensten aanbieden.
Uit het dossier volgt dat in het onderzoek naar het gokgedrag van verdachte enkel de bedragen zijn opgenomen die te linken waren aan gokken. De omschrijvingen op de bankafschriften van de privé rekening van verdachte zijn hier als uitgangspunt genomen. De overige betalingen die niet te linken waren aan gokken zijn buiten beschouwing gelaten.
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de bedragen ad
€ 103.691,00 en € 570.086,00 heeft witgewassen door bedragen uit misdrijf verkregen over te dragen en om te zetten. Gelet op het feit dat verdachte deze praktijk langere tijd door middel van vele transacties heeft uitgevoerd acht de rechtbank gewoontewitwassen bewezen.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebruikt voor het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 september 2008 tot en met 28 februari 2013 te Almere en Amersfoort en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, bij het zorgkantoor ingediende verantwoordingsformulieren, waaronder
1. Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2010, inzake budgethouder [E] en
2. Verantwoordingsformulier PGB, inzake [G] en
3. Verantwoordingsformulier, inzake [G] en
4. Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2010, inzake budgethouder [L] en
5. Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2010', inzake budgethouder [L] en
6. Verantwoordingsformulier, inzake budgethouder [J] en
7. Verantwoordingsformulier persoonsgebonden budget AWBZ, inzake budgethouder
[J] en
8. Verantwoordingsformulier PGB, inzake budgethouder [O] en
9. Verantwoordingsformulier, inzake budgethouder [Q]en
10. Verantwoordingsformulier, inzake budgethouder [S],
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en heeft doen opmaken, immers hebben zij, verdachte en haar mededaders, valselijk, toen en daar - in strijd met de waarheid -
op die verantwoordingsformulieren voor verleende zorg een 'uitbetaald bedrag' en 'totale kosten' en 'totaalbedrag van dit verantwoordingsformulier' aangegeven en doen aangeven, terwijl in werkelijkheid dit aangegeven bedrag en dit totaalbedrag en deze kosten lager hadden moeten zijn in verband met geen of minder aan die budgethouder verleende zorg,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
2.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 22 juli 2011 te Almere en Apeldoorn, telkens opzettelijk, een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, ten name van [verdachte] en/of
[S-2], betreffende de
aangifte tijdvak 2008, en
aangifte tijdvak 2009,
telkens onjuist en onvolledig heeft laten doen door een ander, immers heeft verdachte telkens opzettelijk in strijd met de waarheid op die digitaal naar de Inspecteur der Belastingen te kantoor Randmeren en Almere en Apeldoorn digitaal gezonden aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over genoemd aangiftetijdvak,
telkens een te laag bedrag aan 'loon of uitkering ziektewet' doen laten opgeven en vermelden, terwijl dat feit er telkens toe heeft gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven.
3.
op tijdstippen in de periode van 28 februari 2011 tot en met 20 maart 2013, te Almere en Apeldoorn, telkens opzettelijk, een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een Aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, ten name van [verdachte], betreffende de
aangifte tijdvak 2010, en
aangifte tijdvak 2011,
niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft gedaan, immers nog niet op 20 maart 2013,
terwijl dat feit er telkens toe heeft gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven.
4.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot 12 april 2013 te Almere, in strijd met haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de in artikel 80 Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zulks terwijl zij, verdachte, wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij opzettelijk nagelaten aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te melden en op te geven dat zij enige andere inkomsten uit arbeid heeft ontvangen, terwijl het feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf.
5. Primair
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 april 2013 te Almere en elders in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte girale geldbedragen van in totaal 673.777,00 euro overgedragen en omgezet, terwijl zij, verdachte, wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
6. De strafbaarheid van het feit
6.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 3 (aangifte inkomstenbelasting 2010 en 2011) aangevoerd dat er sprake is van een overmachtssituatie. Verdachte kon geen aangifte inkomstenbelasting doen over de jaren 2010 en 2011 omdat zij niet de beschikking had over de (gehele) administratie. De verdediging heeft verzocht om verdachte om die reden te ontslaan van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er van een overmacht situatie geen sprake is. Verdachte had contact met de belastingdienst kunnen opnemen. Ontslag van alle rechtsvervolging is niet aan de orde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat sprake was van een situatie waarin in redelijkheid niet van verdachte kon worden gevergd aangifte inkomstenbelasting te doen. Aannemelijk is dat de administratie van de Stichting en de VOF/eenmanszaak niet op orde was en deels niet beschikbaar. Niet aannemelijk is echter geworden dat er een onoverkomelijke verhindering voor verdachte bestond om te beschikken over gegevens met betrekking tot haar eigen inkomen en gegevens die in het kader hiervan betrekking hebben op eventuele aftrekposten. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat sprake was van overmacht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 2: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 4: in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn verstrekking of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd;
feit 5 primair: gewoontewitwassen.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte met toepassing van artikel 420quinquies van het Wetboek van Strafrecht wordt ontzet van de uitoefening van het beroep, inhoudende enig beroep in de AWBZ-zorgverlening met betrekking tot AWBZ-zorgverlening daaronder begrepen, voor duur van 5 jaren. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat reclasseringstoezicht wordt opgelegd ter naleving van dit beroepsverbod, met toepassing van artikel 32 van het Wetboek van Strafrecht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er ten aanzien van de feiten 1 en 5 sprake is van een voorgezette handeling, nu de samenhang tussen beide verboden gedragingen zo nauw is dat zij telkens moet worden beschouwd als uitingen van één ongeoorloofd wilsbesluit.
Verder dient strafvermindering te volgen als gevolg van de vormen die zijn verzuimd zoals hiervoor aangegeven bij het betoog van de verdediging tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en waarvan verdachte onherstelbaar nadeel heeft ondervonden.
Ten slotte heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de lopende ontnemingszaak.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende een aantal jaren gefraudeerd met PGB-geld. PGB-geld dat niet werd besteed aan de zorg voor het kind waarvoor het was toegekend, werd verdeeld tussen verdachte en verschillende budgethouders. Om dit te verantwoorden werden valse facturen en valse verantwoordingsformulieren opgemaakt waarin zorg werden verantwoord die in werkelijkheid niet aan het betreffende kind werd verleend. Dit is vaak op initiatief van verdachte gebeurd. Verdachte heeft dit geld op haar privérekening laten storten en een deel daarvan weer terug gestort naar de privérekening van de budgethouders. Uit de dossierstukken en hetgeen ter zitting is besproken is aannemelijk geworden dat door budgethouders geld dat ‘over’ was, is besteed aan een ander doel dan waarvoor dit geld was bestemd.
Door zo te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het stelsel van sociale voorzieningen en is het PGB mede door het handelen van verdachte in een slecht daglicht komen te staan. Verdachte heeft voor het plegen van deze fraude gedurende lange tijd op aanzienlijke schaal valse documenten opgemaakt.
Een aanzienlijk deel van dit bedrag heeft verdachte besteed aan gokactiviteiten. Verdachte heeft op deze manier het door misdrijf verkregen PGB-geld ‘witgewassen’ en hiermee de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast. Ook de bedragen die zijn terug gestort naar de budgethouders zijn witgewassen.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belastingfraude over de jaren 2008 en 2009 door een bedrag van ruim € 75.000,00 aan inkomsten die zij heeft ontvangen voor zorgverlening aan haar zoon niet op te geven aan de belastingdienst. Over 2010 en 2011 heeft zij in het geheel geen aangifte inkomstenbelasting gedaan.
Door dit alles is te weinig belasting afgedragen aan de Staat. Belastingen dragen in belangrijke mate bij aan de financiering van de kosten die inherent zijn aan de Nederlandse samenleving. Door dergelijk handelen wordt ook het algemeen vertrouwen in het belastingsysteem geschaad, een systeem waarbinnen sprake zou moeten zijn van eerlijke lastenverdeling.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude, door opzettelijk geen melding te maken van inkomsten die zij ontving voor zorgverlening voor haar zoon [S] en het salaris dat zij kreeg voor haar werkzaamheden voor de Stichting. Een uitkering is bedoeld om mensen, die om wat voor reden dan ook niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien, te verzekeren van een aanvaardbaar inkomen. Door hierover geen informatie te verstrekken heeft verdachte de overheid de mogelijkheid ontnomen om te onderzoeken of verdachte recht had op een uitkering.
Dit alles neemt de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk. Te meer nu verdachte voor haar gedrag niet zelf de volle verantwoordelijkheid neemt, maar dit afschuift op anderen. Nog daargelaten of vast komt te staan of één of meerdere medewerkers van het Zorgkantoor op de hoogte waren van het aanwenden van PGB-geld voor andere kinderen, evident is dat het opstellen van valse documenten niet is toegestaan en dat evenmin is toegestaan dat PGB wordt aangewend voor gokken en andere privé-uitgaven.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft kennis genomen van het op verdachte betrekking hebbende uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 31 januari 2014. Verdachte is niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld.
Ten aanzien van feiten 1 en 5 is geen sprake van een voortgezette handeling nu niet aannemelijk is geworden dat aan deze feiten één wilsbesluit ten grondslag ligt.
Ook zal geen strafvermindering volgen als gevolg van onherstelbare vormverzuimen nu deze niet zijn gebleken, zoals hiervoor reeds is overwogen bij de bespreking van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank acht, alles overwegend, een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om verdachte te verbieden om te (blijven) werken in de (AWBZ-) zorgverlening, maar zij is wel van oordeel dat verdachte verre moet blijven van de financiële verantwoording ervan. De rechtbank zal dan ook geen beroepsverbod met het daarop toeziend reclasseringstoezicht aan verdachte opleggen, zoals is gevorderd door de officier van justitie. Wel zal de rechtbank, gelet op het feit dat verdachte vooralsnog voornemens is om in de zorgverlening te (blijven) werken en gezien de aard van de strafbare feiten, een proeftijd opleggen van drie jaren. Verdachte zal gedurende langere tijd ervan doordrongen moeten blijven dat een nieuw vergrijp vergaande gevolgen voor haar zal hebben.
9. Het beslag
9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de volgende voorwerpen die onder verdachte in beslag zijn genomen worden verbeurdverklaard:
1. Personenauto [kenteken] Jeep Cherokee beslagcode A-15
2. Mountain bike Cube Ltd Black Anodize 18 beslagcode A16
3. Sieraad goud beslagcode A-8 dun goud kettinkje
4. Sieraad kleur goud ring beslagcode: A-9 goudkleurige gladde ring
5. Sieraad kleur goud zegelring beslagcode: A-10 goudkleurig zegel
6. Sieraad kleur goud zegelring beslagcode: A-11 goudkleurige zegel met glas
7. Armband kleur goud beslagcode: A-12 goudkleurige armband
8. Halsketting kleur goud beslagcode: A-17 ketting met hanger in kruisvorm
9. Sieraad kleur goud ring beslagcode: A-18 ring met beeld van een leeuw.
9.2
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat het (conservatoir) beslag onrechtmatig is geweest omdat de vordering machtiging conservatoir beslag d.d. 12 april 2013 niet juist is ingevuld. Het verzoek is om de voorwerpen aan verdachte te retourneren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank niet gebleken dat het beslag onrechtmatig is geweest. Dat de vordering machtiging conservatoir beslag niet op de juiste wijze is ingevuld, maakt niet dat de beslaglegging onrechtmatig is, nu de rechter-commissaris het beslag heeft toegestaan zoals gevorderd.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe en nu deze voorwerpen geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder het bewezen geachte zijn verkregen, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
11. Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank stelt echter vast dat de voorlopige hechtenis van verdachte op 20 november 2013 is geschorst tot de volgende behandeling ter terechtzitting. Deze behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2014. Dit betekent dat de schorsing met ingang van die datum is geëindigd en het bevel tot gevangenhouding ten uitvoer kan worden gelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om ambtshalve de voorlopige hechtenis op te heffen of te schorsen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
12. Beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 2: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 4: in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn verstrekking of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd;
feit 5 primair: gewoontewitwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beslag
Verklaart verbeurd:
1. Personenauto [kenteken] Jeep Cherokee beslagcode A-15
2. Mountain bike Cube Ltd Black Anodize 18 beslagcode A16
3. Sieraad goud beslagcode A-8 dun goud kettinkje
4. Sieraad kleur goud ring beslagcode: A-9 goudkleurige gladde ring
5. Sieraad kleur goud zegelring beslagcode: A-10 goudkleurig zegel
6. Sieraad kleur goud zegelring beslagcode: A-11 goudkleurige zegel met glas
7. Armband kleur goud beslagcode: A-12 goudkleurige armband
8. Halsketting kleur goud beslagcode: A-17 ketting met hanger in kruisvorm
9. Sieraad kleur goud ring beslagcode: A-18 ring met beeld van een leeuw.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. I.P.H.M. Severeijns en
mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2014. BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
zij,
al dan niet handelend onder de naam van eenmanszaak [bedrijfsnaam], op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 28 februari 2013, te Almere en/of Amersfoort en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, één of meer bij het zorgkantoor ingediende verantwoordingsformulier(en), waaronder
1.'Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2010', inzake budgethouder [E] (DOC-007-01), en/of
2.Verantwoordingsformulier PGB, inzake [G] (DOC-007-02), en/of
3.Verantwoordingsformulier, inzake [G] (DOC-007-02-01), en/of
4.'Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2010', inzake budgethouder [L] (DOC-007-03), en/of
5.'Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2010', inzake budgethouder [L] (DOC-007-03-01), en/of
6.Verantwoordingsformulier, inzake budgethouder [J] (DOC-007-04), en/of
7.'Verantwoordingsformulier persoonsgebonden budget AWBZ, inzake budgethouder [J] (DOC-007-04-01), en/of
8.Verantwoordingsformulier PGB, inzake budgethouder [O] (DOC-007-06), en/of
9.Verantwoordingsformulier, inzake budgethouder [Q](DOC-007-06-01), en/of
10.Verantwoordingsformulier, inzake budgethouder [S] (DOC-007-07),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen doen opmaken en/of heeft/hebben doen doen vervalsen,
immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk, toen en daar - in strijd met de waarheid –
in/op die verantwoordingsformulier(en) voor verleende zorg (een) 'uitbetaald bedrag' en/of 'totale kosten' en/of 'totaalbedrag van dit verantwoordingsformulier' aangegeven en/of doen aangeven en/of aangekruist en/of doen aankruisen, terwijl in werkelijkheid dit aangegeven bedrag en/of dit totaalbedrag en/of deze kosten lager had(den) moeten zijn in verband met geen of minder aan die budgethouder
verleende zorg;
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 22 juli 2011,
te Almere en/of Amersfoort en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een Aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, ten name van [verdachte] en/of [S-2],
betreffende de
aangifte (tijdvak) 2008, en/of
aangifte (tijdvak) 2009,
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk (in strijd met de waarheid) op die/dat (digitaal) bij/naar de/een Inspecteur der Belastingen te kantoor Randmeren en/of Almere en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland (digitaal) ingeleverde/gezonden aangifte(n) voor de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken))
(telkens) (een) te laag bedrag aan 'loon of uitkering ziektewet' opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven,
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
3.
zij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 februari 2011 tot en met 20 maart 2013,
te Almere en/of Amersfoort en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een Aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, ten name van [verdachte], betreffende de
aangifte (tijdvak) 2010, en/of
aangifte (tijdvak) 2011,
niet en/of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft gedaan, (immers nog niet op 20 maart 2013)
terwijl dat feit er (telkens) toe heeft gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 1 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
4.
zij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot 12 april 2013,
te Almere en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, in strijd met haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de in artikel 80 Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zulks terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden
dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming,
immers heeft zij opzettelijk nagelaten aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te melden en/of op te geven dat zij enige andere inkomsten uit arbeid heeft ontvangen,
terwijl het feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander;
art 227b Wetboek van Strafrecht
5.
Primair
zij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 april 2013,
te Almere en/of Amersfoort en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s), van (telkens) (een) charta(a)l(e) en/of gira(a)l(e) en/of contant(e) geldbedrag(en) van in totaal
696.668 euro,
in elk geval een of meer (grote) geldbedrag(en),
de werkelijk aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en of verplaatsing, verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat geldbedrag(en) is/zijn, en/of die/dat geldbedrag(en) voorhanden gehad en/verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik
gemaakt van dit/deze charta(a)l(e) of gira(a)l(e) geldbedrag(en), terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die geldbedrag(en)
-onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
zij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 april 2013,
te Almere en/of Amersfoort en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s), (telkens) (een) charta(a)l(e) en/of gira(a)l(e) en/of contant(e) geldbedrag(en) van in totaal 696.668 euro,
in elk geval een of meer (grote) geldbedrag(en), de werkelijk aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en of verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat geldbedrag(en) is/zijn, en/of die/dat geldbedrag(en) voorhanden gehad en/of verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/althans gebruik van dit/deze charta(a)l(e) of gira(a)l(e)
geldbedrag(en), terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven.
art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 18‑04‑2014
Document achtergrond informatie PGB fraude, opgenomen op pagina 2635.
Document achtergrond informatie PGB fraude, opgenomen op pagina 2636.
Document achtergrond informatie PGB fraude, opgenomen op pagina 2640.
Online uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, opgenomen op pagina 2417.
Online uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, opgenomen op pagina 2411 en 2413.
Online uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, opgenomen op pagina 2415. Deze Stichting is met ingang van 23 april 2014 in staat van faillissement verklaard.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 april 2014.
Pagina 2487 en 2488.
De verklaring van [F] d.d. 10 april 2013 afgelegd bij SZW, opgenomen op pagina 448 en 450.
Pagina 2588.
Pagina 2489 en 2490.
Pagina 2491 en 2492.
Toekenningsbeschikking PGB 2009, opgenomen op pagina 1478.
Toekenningsbeschikking PGB 2010, opgenomen op pagina 1503.
Pagina 2514.
Pagina 2516.
De verklaring van verdachte afgelegd op 17 juli 2013, opgenomen op pagina 1278.
Deze facturen zijn als bijlagen overgelegd bij het requisitoir van de officier van justitie d.d. 1 april 2014.
Als bijlagen opgenomen bij het requisitoir van de officier van justitie d.d. 1 april 2014.
Pagina 2493 en 2494.
Pagina 2495 en 2596.
De verklaring van [M] d.d. 11 april 2013, opgenomen op pagina 408.
Pagina 412 en 413.
Pagina 412 en 414.
De verklaring van [M] d.d. 18 december 2013 afgelegd bij de rechter-commissaris.
Pagina 2590.
De verklaring van verdachte afgelegd op 28 mei 2013, opgenomen op pagina 1222.
Pagina 2497 en 2498.
Pagina 2499 en 2500.
De verklaring van [N] d.d. 11 april 2013, opgenomen op pagina 1435.
De verklaring van [N] d.d. 11 april 2013, opgenomen op pagina 1436.
De verklaring van [N] d.d. 11 april 2013, opgenomen op pagina 1437.
De verklaring van [N] d.d. 11 april 2013, opgenomen op pagina 1438.
Pagina 2579 en 2591.
Pagina 2503 en 2504.
Pagina 2505 en 2506.
Pagina 1443.
Pagina 1448.
De verklaring van verdachte afgelegd d.d. 18 april 2013, opgenomen op pagina 1186.
Pagina 2507 en 2508.
De verklaring van [D] d.d. 18 april 2013, opgenomen op pagina 1350.
Pagina 321.
Pagina 2575 tot en met 2580.
De verklaring van verdachte afgelegd d.d. 13 april 2013, opgenomen op pagina 85 en 86.
De verklaring van verdachte afgelegd d.d. 14 april 2013, opgenomen op pagina 117.
Gedeelde PGB-lijst, opgenomen op pagina 2374.
Overzicht mutaties vanaf bankrekening 4455992/[S], 2e half jaar 2011, door de officier van justitie overlegd bij repliek ter terechtzitting van 4 april 2014.
Ambtsedige verklaring inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen d.d. 20 maart 2013, opgenomen op pagina 2405.
De verklaring van getuige [getuige 2] d.d. 12 juni 2013, opgenomen op pagina 1704.
De verklaring van verdachte d.d. 13 april 2013, opgenomen op pagina 84.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 april 2014.
Pagina 1621
Pagina 1622.
Pagina 3 van de verklaring van [A] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 20 december 2013.
Pagina 2441.
Pagina 2405.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 april 2014.
Pagina 959.
Pagina 983 en 985.
Pagina 991 en 992.
Pagina 994 en 995.
De verklaring van verdachte afgelegd d.d. 30 mei 2013, opgenomen op pagina 1054.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 april 2014.
Pagina 1032 tot en met 1034.
Pagina 1704.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 april 2014.
Pagina 1745 en pagina 2575 tot en met 2580.
Pagina 1750, 2606 en 2607.