Einde inhoudsopgave
Omgevingswet
Artikel 8.1 (faunabeheereenheden en faunabeheerplannen)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-10-2023, Stb. 2023, 376 (uitgifte: 27-10-2023, kamerstukken: 36367)
08-07-2020, Stb. 2020, 310 (uitgifte: 04-09-2020, kamerstukken: 34985)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, Stb. 2023, 470 (uitgifte: 15-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Binnen een provincie zijn er een of meer faunabeheereenheden.
2.
Een faunabeheereenheid stelt voor haar werkgebied een faunabeheerplan vast. Het faunabeheerplan behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten van de provincie waarin het werkgebied van de faunabeheereenheid is gelegen.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over faunabeheereenheden en faunabeheerplannen. De regels strekken ter waarborging van een transparante, samenhangende en regionaal ingebedde uitvoering van het duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren, uitvoering van schadebestrijding door grondgebruikers en uitoefening van de jacht door jachthouders. De regels gaan in ieder geval over de rechtsvorm en de samenstelling van het bestuur van een faunabeheereenheid. Bij omgevingsverordening worden nadere regels gesteld over faunabeheereenheden en faunabeheerplannen.
4.
Voor de uitvoering van de regels van de algemene maatregel van bestuur en van de omgevingsverordening, bedoeld in het derde lid, zijn gedeputeerde staten het bevoegd gezag.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden aangewezen waarin Onze Minister voor Natuur en Stikstof beslist over de goedkeuring van een faunabeheerplan, bevoegd is tot het stellen van nadere regels als bedoeld in het derde lid, vierde zin, of het bevoegd gezag, bedoeld in het vierde lid, is. Hierbij worden de grenzen van artikel 2.3, derde lid, in acht genomen.