ABRvS, 03-09-2014, nr. 201310520/3/A1
ECLI:NL:RVS:2014:4624
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
03-09-2014
- Magistraten
Mr. Bijloos
- Zaaknummer
201310520/3/A1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2014:4624, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 03‑09‑2014
Uitspraak 03‑09‑2014
Mr. Bijloos
Partij(en)
Partijen [opposante], wonend te [woonplaats], opposante,
tegen de uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2014 in zaak nr. 201310520/2/A1.
Uitspraak
Procesverloop
Bij uitspraak van 28 maart 2014, in zaak nr. 201310520/2/A1, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [opposante] verzet gedaan.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzet ter zitting behandeld op 1 augustus 2014, waar [opposante], vertegenwoordigd door mr. H.T. Kruijt, advocaat te Den Haag, is verschenen.
Overwegingen
1.
[Opposante] heeft per brief van 7 november 2013 hoger beroep ingesteld. Vervolgens is zij in de gelegenheid gesteld de gronden van haar hoger beroep aan te vullen. Per brief van 17 december 2013 heeft [opposante] de gronden van haar hoger beroep aangevuld door te herhalen wat zij bij de rechtbank heeft aangevoerd.
2.
In de uitspraak van 28 maart 2014 is overwogen dat het in hoger beroep door [opposante] voorgedragen betoog louter een herhaling is van wat zij bij de rechtbank heeft aangevoerd. Nu de rechtbank hierop in haar uitspraak is ingegaan en [opposante] in hoger beroep niet heeft aangevoerd waarom de desbetreffende overwegingen onjuist, dan wel onvolledig zijn, is in hetgeen zij heeft aangevoerd geen grond gevonden om de aangevallen uitspraak te vernietigen. Voorts is overwogen dat het betoog dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit van 4 juni 2010 in stand heeft gelaten, evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak kan leiden, reeds omdat de rechtbank dat niet heeft gedaan.
2.
Verzet als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb, betreft uitsluitend de vraag of de Afdeling ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens in dit geval kennelijke ongegrondheid van het hoger beroep. De verzetprocedure biedt niet de mogelijkheid om alsnog de gronden nader aan te vullen.
[Opposante] betoogt in haar verzetschrift dat haar hogerberoepschrift voldeed aan de daaraan in artikel 6:5 gelezen in verbinding met artikel 6:24 van de Awb gestelde eisen. Wegens de complexiteit van de zaak wenste zij het hoger beroep op een later tijdstip te motiveren. Volgens [opposante] bestond geen grond voor het oordeel dat haar hoger beroep kennelijk ongegrond was.
In hetgeen [opposante] heeft aangevoerd, wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat de Afdeling ten onrechte op basis van de stukken het hoger beroep met vereenvoudigde behandeling, en derhalve zonder behandeling ervan ter zitting, kennelijk ongegrond heeft verklaard. De ter zitting door [opposante] aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 6 november 2013 in zaak nr. 201112188/1/A4 (www.raadvanstate.nl) geeft geen grond voor een dergelijk oordeel. In die uitspraak is, voor zover hier van belang, overwogen dat de Afdeling het aangewezen acht om, indien in het hogerberoepschrift louter is verwezen naar eerder ingediende beroepsgronden en niet is aangegeven waarom het oordeel van de rechtbank onjuist is, de indiener van het hoger beroep uit te nodigen binnen een nadere termijn van vier weken aan te geven waarom de reactie van de rechtbank onjuist is.
In dit geval heeft [opposante] per brief van 7 november 2013 hoger beroep ingesteld. Nadat zij in de gelegenheid was gesteld de gronden van haar hoger beroep aan te vullen, heeft [opposante] per brief van 17 december 2013 de gronden van haar hoger beroep aangevuld door te herhalen wat zij bij de rechtbank heeft aangevoerd. In dat geval wordt niet nogmaals de gelegenheid geboden aan te geven waarom de reactie van de rechtbank onjuist is.
3.
Het verzet is ongegrond.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzet ongegrond.