NJ 2022/3
Het hanteren van een ‘ruisstrategie’ bij de opsporing leidt in casu niet tot niet-ontvankelijkheid OM.
HR 09-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:18, m.nt. J.H. Crijns
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 januari 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
16/04441
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
J.H. Crijns
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS627998:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:18, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑01‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1405, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑10‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑12‑2016
- Wetingang
Essentie
Het hanteren van een ‘ruisstrategie’ bij de opsporing leidt in casu niet tot niet-ontvankelijkheid OM.
Samenvatting
Tijdens een politieverhoor is aan verdachte en een medeverdachte meegedeeld dat ook een fictieve buit is weggenomen met als doel een gesprek tussen beiden over de overval op gang te brengen. Oordeel hof dat het melden van de fictieve buit niet meer dan een beperkte inbreuk op de grondrechten van verdachte heeft gemaakt en niet zeer risicovol is geweest voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing zodat bij die wijze van opsporing geen sprake is geweest van schending van de beginselen van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.