HR, 28-05-2013, nr. S 12/03296 H
ECLI:NL:HR:2013:CA1190
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28-05-2013
- Zaaknummer
S 12/03296 H
- LJN
CA1190
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:CA1190, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑05‑2013; (Herziening)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2010:BM2872
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Herziening. De HR wijst de aanvraag tot herziening af.
28 mei 2013
Strafkamer
nr. S 12/03296 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 maart 2010, nummer 22/003517-07, ingediend door mr. H. Sytema, advocaat te 's-Gravenhage, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage van 20 april 2004 - de aanvrager ter zake van 1. "opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl die ander minderjarig is, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd" en 2. en 3. "een ander door feitelijkheden en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft het tegen dit arrest ingestelde beroep in cassatie verworpen bij arrest van 15 november 2011, nr. 10/01275.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1. Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij de tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2. In zijn bij de aanvraag gevoegde verklaring bepleit [betrokkene 1] "nader onderzoek" naar de overeenkomsten en verschillen tussen de drie aan hem voorgelegde foto's. Die verklaring levert dus niet een gegeven op als hiervoor onder 3.1 bedoeld.
3.3. In zijn bij de aanvraag gevoegde verklaring analyseert [betrokkene 2] - omtrent wiens deskundigheid in een aangelegenheid als de onderhavige de aanvraag slechts vermeldt dat hij "werkzaam is bij de stichting Vals Beschuldigd?" - het aan het Hof bekende dossier en komt hij tot een afwijkende mening. Die verklaring levert dus evenmin een gegeven op als hiervoor onder 3.1 bedoeld.
3.4. Dat laatste geldt ook voor de bij de aanvraag gevoegde verklaring van [betrokkene 3] aangezien deze verklaart over een ander bordeel dan dat van de aanvrager.
3.5. In haar bij de aanvraag gevoegde verklaring betoogt [betrokkene 4] dat niet de minderjarige [betrokkene 5] maar haar meerderjarige zuster [betrokkene 6] in het bordeel van de aanvrager is aangetroffen. Voor het Hof heeft de verdediging hetzelfde betoogd. Het Hof heeft vervolgens de identiteit van de betrokken prostituee onderzocht en gemotiveerd vastgesteld dat het ging om [betrokkene 5]. De verklaring van [betrokkene 4] werpt daarop niet een zodanig ander licht dat aan de vaststelling van het Hof moet worden getwijfeld. Ook voor het overige behelst de verklaring van [betrokkene 4] niets wat zou kunnen worden aangemerkt als een gegeven in de hiervoor onder 3.1 bedoelde zin.
3.6. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2013.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.