Einde inhoudsopgave
Woningwet
Artikel 81 [Geldelijke steun Rijk aan gemeenten of provincies]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bouwrecht / Woonrecht
Volkshuisvesting en wonen / Woningbouw
Vastgoedrecht / Huisvesting
1.
Uit 's Rijks kas kunnen aan gemeenten of provincies financiële middelen worden verstrekt voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent het verstrekken van financiële middelen, bedoeld in het eerste lid.
3.
Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, kunnen voorschriften worden gegeven omtrent het door provincies overdragen van krachtens het tweede lid aan hen toegekende bevoegdheden en verplichtingen aan een gemeente. De voorschriften betreffen in elk geval:
- a.
het geval waarin een provincie bevoegdheden en verplichtingen al dan niet dient over te dragen;
- b.
de wijze waarop in geval van overdracht verantwoording aan Onze Minister wordt afgelegd.
4.
Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, kan worden bepaald dat de gemeenteraad of provinciale staten voorschriften geeft of geven omtrent het door het college van burgemeester en wethouders, of gedeputeerde staten verstrekken van subsidie ten laste van de uit 's Rijks kas aan hen verstrekte financiële middelen voor de activiteiten, bedoeld in het eerste lid.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter bevordering van eenheid in de voorschriften, bedoeld in het vierde lid, regelen worden gegeven omtrent de inhoud van die voorschriften.
6.
De gemeenteraad of provinciale staten brengen de door hen gegeven voorschriften, bedoeld in het vierde lid, binnen zes maanden na het van kracht worden van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vijfde lid, in overeenstemming met de bij die algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften.