Rb. Noord-Holland, 29-04-2013, nr. 15/741314-11
ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ9266
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
29-04-2013
- Zaaknummer
15/741314-11
- LJN
BZ9266
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ9266, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 29‑04‑2013
Uitspraak 29‑04‑2013
Inhoudsindicatie
Promis; oplichting; vrijspraak; witwassen; vrijspraak; benadeelde partijen niet-ontvankelijk. Het aan verdachte onder het eerste cumulatief/alternatief gemaakte verwijt houdt - kort gezegd - in dat hij zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als bonafide verkoper van boeken door te reageren op advertenties op marktplaats waarin aspirant-kopers verzochten om levering van een specifiek boek, waarop verdachte hen meedeelde dit boek te zullen leveren (opsturen) en met hen een prijs overeenkwam welk bedrag kopers overmaakten op een op naam van verdachte staande bankrekening, waarna verdachte vervolgens het boek niet aan kopers leverde. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de boeken niet bezat, deze dus niet kon leveren en ook niet van plan was deze te leveren. Deze - civielrechtelijk als moedwillige wanprestatie te bestempelen - manier van handelen betekent echter in strafrechtelijke zin nog niet dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting zoals ten laste gelegd. Niet elke vorm van bewust oneerlijk zaken doen levert het in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde misdrijf "oplichting" op. Dat geldt ook wanneer kan worden bewezen dat men is benadeeld door een persoon die niet van plan was zijn verplichting na te komen en die zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een bonafide verkoper. Die enkele omstandigheid is immers volgens vaste rechtspraak onvoldoende om 'het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326' op te leveren (zie o.m. HR 15 december 1998, LJN ZD1177). Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist die niet uit het strafdossier zijn gebleken. Ten aanzien van het in de tenlastelegging eveneens verweten gebruik van een valse naam door verdachte overweegt de rechtbank voorts dat verdachte telkens zijn eigen naam of die van zijn vriendin in combinatie met één van zijn eigen rekeningnummers of van zijn vriendin aan de kopers heeft opgegeven om de overeengekomen koopsom naar over te maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat onder deze omstandigheden niet gezegd kan worden dat verdachte een valse naam heeft aangenomen. Nu niet is komen vast te staan dat verdachte méér heeft gedaan dan te kwader trouw betaling te ontvangen van kopers, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van het bewegen tot afgifte van het geld door het aannemen van een valse hoedanigheid of een valse naam. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de onder het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde oplichting. Nu de rechtbank tot vrijspraak van de onder het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde oplichting komt, is niet vast komen te staan dat het geld dat op de rekening van verdachte werd bijgeschreven uit enig misdrijf afkomstig is, acht de rechtbank ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het onder het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/741314-11
Uitspraakdatum: 29 april 2013
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 april 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J.V. van Venrooij en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Çimen, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 05 oktober 2010 en 29 augustus 2011 te Beverwijk, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) (een of meer van) de navolgende perso(o)n(en) (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van (een of meer van) de navolgende geldbedrag(en):
- -
[slachtoffer 1], 55,- euro en
- -
[slachtoffer 2], 20,63 euro en
- -
[slachtoffer 3], 20,- euro en
- -
[slachtoffer 4], 20,- euro en
- -
[slachtoffer 5], 15,- euro en
- -
[slachtoffer 6], 20,- euro en
- -
[slachtoffer 7], 27,50 euro en
- -
[slachtoffer 8], 20,- euro en
- -
[slachtoffer 9], 20,- euro en
- -
[slachtoffer 10], 21,50 euro en
- -
[slachtoffer 11], 20,- euro en
- -
[slachtoffer 12], 14,75 euro en
- -
[slachtoffer 13], 14,74 euro en
- -
[slachtoffer 14], 25,- euro en
- -
[slachtoffer 15], 25,- euro en
- -
[slachtoffer 16], 25,- euro en
- -
[slachtoffer 17], 27,50 euro en
- -
[slachtoffer 18], 36,75 euro en
- -
[slachtoffer 19], 35,- euro en
- -
[slachtoffer 20], 35,- euro en
- -
[slachtoffer 21], 20,- euro
en in elk geval (telkens) van enig goed,
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- -
gebruikmakend van een (gedeeltelijk) valse naam en/of verschillende e-mailadressen en/of
- -
in die (valse) hoedanigheid op de internetsite www.marktplaats.nl in een e-mailbericht op een advertentie gereageerd waarin de adverteerder had aangegeven op zoek te zijn naar een bepaald boek en/of een bepaalde CD, althans enig goed, waarbij hij, verdachte, had gezegd over dat boek en/of die CD te beschikken en/of (vervolgens)
- -
in die e-mailberichten het verzoek gedaan om het overeengekomen bedrag van de (ver)koop over te maken naar bankrekeningnummer 995813 ten name van verdachte en/of bankrekeningnummer 138044511 ten name van M.D. Jansen (over welke rekening hij, verdachte, de beschikking had) en/of bankrekeningnummer 602627273 ten name van verdachte en/of
- -
zich (aldus) voorgedaan als een bonafide verkoper en/of de indruk gewekt bij genoemde perso(o)n(en) dat hij, verdachte, het/de aangeboden goed(eren) na betaling daadwerkelijk zou verzenden en/of leveren, waardoor voornoemde perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij/zij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2010 en 29 augustus 2011, te Beverwijk, althans in Nederland, (telkens) een voorwerp, te weten (een) geldbedrag(en) (van in totaal 2687,44 euro) (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van bovenomschreven geldbedrag(en) (telkens) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat/die bovenomschreven geldbedrag(en), althans voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de twee cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren te vervangen door 90 dagen hechtenis waarvan 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
3.2.
Vrijspraak
Eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde (oplichting)
Het aan verdachte onder het eerste cumulatief/alternatief gemaakte verwijt houdt - kort gezegd - in dat hij zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als bonafide verkoper van boeken door te reageren op advertenties op marktplaats waarin aspirant-kopers verzochten om levering van een specifiek boek, waarop verdachte hen meedeelde dit boek te zullen leveren (opsturen) en met hen een prijs overeenkwam welk bedrag kopers overmaakten op een op naam van verdachte staande bankrekening, waarna verdachte vervolgens het boek niet aan kopers leverde.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de boeken niet bezat, deze dus niet kon leveren en ook niet van plan was deze te leveren.
Deze - civielrechtelijk als moedwillige wanprestatie te bestempelen - manier van handelen betekent echter in strafrechtelijke zin nog niet dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting zoals ten laste gelegd.
Niet elke vorm van bewust oneerlijk zaken doen levert het in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde misdrijf "oplichting" op. Dat geldt ook wanneer kan worden bewezen dat men is benadeeld door een persoon die niet van plan was zijn verplichting na te komen en die zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een bonafide verkoper. Die enkele omstandigheid is immers volgens vaste rechtspraak onvoldoende om 'het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326' op te leveren (zie o.m. HR 15 december 1998, LJN ZD1177). Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist die niet uit het strafdossier zijn gebleken.
Ten aanzien van het in de tenlastelegging eveneens verweten gebruik van een valse naam door verdachte overweegt de rechtbank voorts dat verdachte telkens zijn eigen naam of die van zijn vriendin in combinatie met één van zijn eigen rekeningnummers of van zijn vriendin aan de kopers heeft opgegeven om de overeengekomen koopsom naar over te maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat onder deze omstandigheden niet gezegd kan worden dat verdachte een valse naam heeft aangenomen.
Nu niet is komen vast te staan dat verdachte méér heeft gedaan dan te kwader trouw betaling te ontvangen van kopers, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van het bewegen tot afgifte van het geld door het aannemen van een valse hoedanigheid of een valse naam. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de onder het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde oplichting.
Tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde (witwassen)
Nu de rechtbank tot vrijspraak van de onder het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde oplichting komt, is niet vast komen te staan dat het geld dat op de rekening van verdachte werd bijgeschreven uit enig misdrijf afkomstig is, acht de rechtbank ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het onder het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
4. Vorderingen benadeelde partijen
De benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 5], [slachtoffer 7], [slachtoffer 8], [slachtoffer 9], [slachtoffer 11], [slachtoffer 12], [slachtoffer 13], [slachtoffer 14], [slachtoffer 16], [slachtoffer 17], [slachtoffer 18], [slachtoffer 19], [slachtoffer 20] en [slachtoffer 21] hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit hebben geleden.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder het eerste cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, kunnen de benadeelde partijen niet in hun vorderingen, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk zijn in de vordering.
5. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte cumulatief/alternatief is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 5], [slachtoffer 7], [slachtoffer 8], [slachtoffer 9], [slachtoffer 11], [slachtoffer 12], [slachtoffer 13], [slachtoffer 14], [slachtoffer 16], [slachtoffer 17], [slachtoffer 18], [slachtoffer 19], [slachtoffer 20] en [slachtoffer 21] niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.C.M. Swinkels, voorzitter,
mr. A.C.M. Rutten en mr. E.J. van Keken, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.M.A. Richelle,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2013.