Einde inhoudsopgave
Belasting fiscale beleggingsinstelling 2024
3.1 Aandeelhoudersvereisten en stapelstructuren
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
22-05-2024, Stcrt. 2024, 17312 (uitgifte: 10-06-2024, regelingnummer: 2024-11642)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-05-2024, Stcrt. 2024, 17312 (uitgifte: 10-06-2024, regelingnummer: 2024-11642)
- Vakgebied(en)
Dividendbelasting / Heffingswijze
Dividendbelasting / Voorwerp van belasting
Vennootschapsbelasting / Beleggingsinstelling
Beleggingsinstellingen zonder beursnotering of Wft-vergunning (dan wel vrijstelling daarvan) kunnen volgens de wet geen moeder zijn van een andere beleggingsinstelling. In de Tweede Kamer is de toezegging gedaan dat als een niet ter beurze genoteerde beleggingsinstelling voor meer dan een vierde gedeelte participeert in een andere niet ter beurze genoteerde beleggingsinstelling, in de uitvoeringssfeer een oplossing zou worden gevonden voor het dreigende statusverlies (Vaste Commissie voor Financiën, 4 december 1989, UCV 4 37). Naar aanleiding hiervan hanteer ik het volgende goedkeurende beleid.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de status van beleggingsinstelling niet wordt verhinderd door de omstandigheid dat een vierde gedeelte of meer van het totale aantal aandelen in dat lichaam berust bij een andere beleggingsinstelling zonder beursnotering of Wft-vergunning (dan wel vrijstelling daarvan). Aan deze goedkeuring is de voorwaarde verbonden dat eerstbedoelde beleggingsinstelling al in het lopende boekjaar ten minste 95 percent van de ter beschikking te stellen winst uitdeelt.
Als in enig jaar niet langer wordt voldaan aan de gestelde voorwaarde verliest de beleggingsinstelling haar status met ingang van het boekjaar waarop de ter beschikking te stellen winst betrekking heeft.