NJ 1953/366
„Bereid den bedongen arbeid te verrichten" (art. 1638d B. W.).
HR 01-02-1952, ECLI:NL:HR:1952:274
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 februari 1952
- Magistraten
Mrs Donner, van der Meulen, Hijink, Smits en de Jong
- Zaaknummer
[01021952/NJ_1953-366]
- Conclusie
Mr. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS167012:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1952:274, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑02‑1952
- Wetingang
(BW art. 1638d.)
Essentie
„Bereid den bedongen arbeid te verrichten" (art. 1638d B. W.).
Samenvatting
Onjuist is de stelling, dat de bereidheid van den arbeider om den bedongen arbeid te verrichten niet voortdurend behoeft aanwezig te zijn gedurende den tijd dat niet is gearbeid, doch slechts behoeft te bestaan op het ogenblik, waarop de werkgever den arbeid van de hand wijst en vervolgens weer op het ogenblik, dat de werkgever weder blijk geeft van den arbeid gebruik te willen maken.
Art. 1638d eist, dat de arbeider gedurende den tijd, waarover hij op loon aanspraak doet gelden, tot arbeiden bereid is geweest, doch ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.