Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/34/EU jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen
Artikel 37 Vrijstelling voor dochterondernemingen
Geldend
Geldend vanaf 19-07-2013
- Bronpublicatie:
26-06-2013, PbEU 2013, L 182 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 2013/34/EU)
- Inwerkingtreding
19-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2013, PbEU 2013, L 182 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 2013/34/EU)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Europees belastingrecht (V)
Niettegenstaande het bepaalde in Richtlijnen 2009/101/EG en 2012/30/EU is een lidstaat niet gehouden de voorschriften van deze richtlijn betreffende de inhoud, de controle en de openbaarmaking van de jaarlijkse financiële overzichten en het bestuursverslag toe te passen op onder zijn nationale recht vallende ondernemingen die een dochteronderneming zijn, indien de volgende voorwaarden vervuld zijn:
- 1)
de moederonderneming valt onder het recht van een lidstaat;
- 2)
alle aandeelhouders of vennoten van de dochteronderneming hebben zich, met betrekking tot elk boekjaar waarin de vrijstelling wordt toegepast, akkoord verklaard met de vrijstelling van dergelijke verplichting;
- 3)
de moederonderneming heeft zich garant verklaard voor de door de dochteronderneming aangegane verplichtingen;
- 4)
de in de punten 2) en 3) bedoelde verklaringen worden door de dochteronderneming openbaar gemaakt op de wijze die in de wetgeving van de lidstaat overeenkomstig hoofdstuk 2 van Richtlijn 2009/101/EG is vastgesteld;
- 5)
de dochteronderneming is opgenomen in de geconsolideerde financiële overzichten die door de moederonderneming overeenkomstig deze richtlijn worden opgesteld;
- 6)
van de vrijstelling wordt melding gemaakt in de toelichting bij de door de moederonderneming opgestelde geconsolideerde financiële overzichten; en
- 7)
de in punt 5) van dit artikel bedoelde geconsolideerde financiële overzichten, het geconsolideerde bestuursverslag en de controleverklaring worden door de dochteronderneming openbaar gemaakt op de wijze die in de wetgeving van de lidstaat overeenkomstig hoofdstuk 2 van Richtlijn 2009/101/EG is vastgesteld.