RFR 2021/96
Kinderalimentatie. Dient bij de bepaling van de draagkracht voor kinderalimentatie rekening te worden gehouden met de werkelijke woonlasten, die lager zijn dan de forfaitaire woonlast?
HR 16-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:586
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 april 2021
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, A.M.J. van Buchem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
20/02639
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS277248:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht / Alimentatie
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:586, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:138, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑02‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑08‑2020
- Wetingang
Art. 1:397, 1:404 BW
Essentie
Kinderalimentatie.
Dient bij de bepaling van de draagkracht voor kinderalimentatie rekening te worden gehouden met de werkelijke woonlasten, die lager zijn dan de forfaitaire woonlast?
Samenvatting
De kinderen wonen bij de vrouw. Bij het beëindigen van de relatie zijn partijen overeengekomen dat de man met ingang van 4 augustus 2015 een bedrag van € 450 per maand aan de vrouw betaalt als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De vrouw heeft de rechtbank verzocht dit bedrag te verhogen; de man heeft de rechtbank verzocht het bedrag te verlagen. De vrouw heeft onder meer betoogd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.