Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 4:37j [Juridisch eigendom activa beleggingsfonds]
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2017
- Bronpublicatie:
31-05-2017, Stb. 2017, 235 (uitgifte: 13-06-2017, kamerstukken: 34634)
- Inwerkingtreding
27-06-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-06-2017, Stb. 2017, 276 (uitgifte: 26-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De juridische eigendom van de activa van een beleggingsfonds wordt gehouden door een entiteit met als enig statutair doel het houden van de juridische eigendom van de activa van een of meer beleggingsfondsen, al dan niet tezamen met het bewaren en administreren van de activa.
2.
Indien op grond van het beleggingsbeleid een reëel risico bestaat dat het vermogen van het beleggingsfonds en het eigen vermogen van de entiteit die de juridische eigendom van de activa houdt ontoereikend zullen zijn voor voldoening van vorderingen als bedoeld in het vijfde lid, wordt de juridische eigendom van de activa van een beleggingsfonds gehouden door een entiteit met als enig statutair doel het houden van de juridische eigendom van de activa uitsluitend ten behoeve van dat beleggingsfonds, al dan niet tezamen met het bewaren en administreren van de activa.
3.
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dat lid beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.
4.
Het tweede lid is niet van toepassing ten aanzien van de activa van subfondsen.
5.
Het vermogen van een beleggingsinstelling is een afgescheiden vermogen dat uitsluitend dient tot voldoening van vorderingen die voortvloeien uit:
- a.
schulden die verband houden met het beheer, het bewaren en het houden van de juridische eigendom van de activa van de beleggingsinstelling, en die volgens de informatie, bedoeld in artikel 4:37m, eerste lid, ten laste kunnen worden gebracht van het vermogen van de beleggingsinstelling; en
- b.
rechten van deelneming.
6.
Indien het vermogen van een beleggingsinstelling bij vereffening ontoereikend is voor voldoening van alle vorderingen, bedoeld in het vijfde lid, dient het eigen vermogen van de beleggingsinstelling ter voldoening van de vorderingen in de volgorde van het vijfde lid.
7.
In afwijking van het vijfde lid zijn andere vorderingen verhaalbaar op het vermogen van een beleggingsinstelling indien vaststaat dat de in het vijfde lid bedoelde vorderingen zullen kunnen worden voldaan en dat in de toekomst dergelijke vorderingen niet meer zullen ontstaan.
8.
Indien de in het vijfde lid bedoelde vorderingen niet volledig uit het vermogen van de beleggingsinstelling kunnen worden voldaan, dient het vermogen van de entiteit die de juridisch eigendom van de activa van de beleggingsinstelling houdt eerst ter voldoening van de vorderingen in volgorde van het vijfde lid en vervolgens van de overige vorderingen, behoudens de door de wet erkende andere redenen van voorrang.