HR, 03-05-2013, nr. 12/01078
ECLI:NL:HR:2013:BY8742
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-05-2013
- Zaaknummer
12/01078
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BY8742, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑05‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BY8742
- Vindplaatsen
USZ 2013/183
NTFR 2014/52
NTFR 2013/989 met annotatie van G.J. van Mulbregt
NTFR 2013/1045 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Uitspraak 03‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Art. 2 Wet LB 1964. Verzekeringsplicht werknemersverzekeringen. Is adspirant-registerloods tijdens leertraject in dienstbetrekking?
3 mei 2013
nr. 12/01078
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van Stichting X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 januari 2012, nrs. BK-10/00581 en BK-10/00582, betreffende na te melden beschikking.
1. Het geding in feitelijke instanties
Ten aanzien van belanghebbende heeft de Inspecteur een beschikking inzake de verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen gegeven. De beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te 's-Gravenhage (nrs. AWB 09/4366 ZVW en AWB 09/4375 PHWN) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 13 december 2012 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende is een door de Nederlandse loodsencorporatie in het leven geroepen stichting die de opleiding tot registerloods verzorgt. De Nederlandse loodsencorporatie verschaft belanghebbende daartoe de nodige middelen.
3.1.2. Een adspirant-registerloods sluit een leerovereenkomst met belanghebbende en een van de vier regionale loodsencorporaties.
3.1.3. De regionale loodsencorporatie stelt de adspirant-registerloods in de gelegenheid de landelijke en lokale beroepsopleiding tot registerloods en stage (hierna: de opleiding) te volgen.
3.1.4. Belanghebbende betaalt aan een adspirant-registerloods maandelijks € 2800 alsmede een jaarlijkse vakantietoeslag van 8 percent. Daarnaast krijgen adspirant-registerloodsen 24 (betaalde) vakantiedagen per jaar, alsmede een reis- en verblijfkostenvergoeding en geldt voor hen een pensioenregeling.
3.1.5. Een adspirant-registerloods is verplicht gedurende het leertraject de opleiding te volgen naar de aanwijzingen van zowel de Nederlandse als de desbetreffende regionale loodsencorporatie. Na het met goed gevolg afronden van de opleiding is hij verplicht om zich als registerloods in te laten schrijven in het loodsenregister en gedurende 36 maanden ingeschreven te blijven.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de relatie tussen belanghebbende en de adspirant-registerloodsen feitelijk en juridisch van dien aard is, dat aan alle voor het bestaan van een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst vereiste elementen wordt voldaan en dat die relatie is aan te merken als privaatrechtelijke dienstbetrekking. Hiertegen is het middel gericht.
3.3. Vooropgesteld dient te worden dat een leerovereenkomst geen arbeidsovereenkomst is indien de verrichte werkzaamheden primair zijn gericht op het vergroten van eigen kennis en het opdoen van werkervaring (zie HR 29 oktober 1982, nr. 11805, NJ 1983/230 en HR 10 juni 1983, nr. 11962, NJ 1984/60).
3.4.1. In het onderhavige geval hebben de Nederlandse loodsencorporatie en de regionale loodsencorporaties, teneinde in de bij hen bestaande behoefte aan registerloodsen te voorzien, een opleidingsinstituut in het leven geroepen waarmee de adspirant-registerloodsen leerovereenkomsten aangaan. In het kader van die overeenkomsten verrichten zij werkzaamheden bestaande uit het zich bekwamen in de theoretische en praktische vaardigheden waarover een registerloods dient te beschikken.
3.4.2. In 's Hofs oordeel ligt besloten dat uit de hiervoor in 3.4.1 vermelde omstandigheden voortvloeit dat (i) het belang van de loodsencorporaties om te voorzien in hun behoefte aan goed opgeleide beroepsgenoten en daarmee de continuïteit van hun beroepsbeoefening te verzekeren, in hun relatie met de adspirant-registerloodsen voorop staat, en (ii) de werkzaamheden van de adspirant-registerloodsen in het kader van de leerovereenkomsten vooral hierop gericht zijn, zodat die werkzaamheden niet primair zijn gericht op het vergroten van eigen kennis en het opdoen van werkervaring. Het Hof heeft daarbij kennelijk mede acht geslagen op de omvang van de hiervoor in 3.1.4 vermelde emolumenten.
3.4.3. 's Hofs oordeel moet aldus worden begrepen dat het op grond hiervan, en kennelijk mede in aanmerking genomen dat de adspirant-registerloodsen tijdens hun opleiding handelen naar de aanwijzingen van de Nederlandse en regionale loodsencorporaties, tot de slotsom is gekomen dat de onderhavige leerovereenkomsten zijn aan te merken als arbeidsovereenkomsten.
3.4.4. Aldus opgevat geeft 's Hofs oordeel geen blijk van een onjuiste opvatting omtrent het begrip arbeidsovereenkomst. Het is evenmin onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd. Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, R.J. Koopman, Th. Groeneveld en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2013.