Einde inhoudsopgave
Waterschapswet
Artikel 98 [Kosten bovenwaterschappelijke belangen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
05-04-2023, Stb. 2023, 148 (uitgifte: 04-05-2023, kamerstukken: 36268)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-04-2023, Stb. 2023, 149 (uitgifte: 04-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
1.
Het waterschap draagt de kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taken die het waterschap in het reglement zijn opgedragen. Evenwel worden, voorzover de behartiging van die taken redelijkerwijs moet worden geacht het belang van het gebied van het waterschap te boven te gaan op grond dat deze tevens in belangrijke mate is de behartiging van een nationaal of provinciaal belang, aan het waterschap bijdragen verleend ten laste van de kas van het Rijk onderscheidenlijk die van de desbetreffende provincie of provincies.
2.
De waterschappen zijn een vergoeding verschuldigd voor de kosten van gemeenten die zijn verbonden aan de organisatie van de verkiezingen van de leden van het algemeen bestuur. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt de vergoeding vast en kan regels stellen over de berekening van de te betalen vergoeding, de wijze van betaling van de verschuldigde vergoeding en het tijdstip waarop de verschuldigde vergoeding wordt voldaan. De verschuldigde vergoeding wordt betaald aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die de vergoeding kan invorderen bij dwangbevel.