Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949
Artikel 53
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
De duur van de dagelijkse arbeid der krijgsgevangenen, waaronder begrepen de tijd voor de heen- en terugweg, mag niet overmatig lang zijn en in geen geval langer dan die welke geoorloofd is voor burgerwerklieden ter plaatse, onderdanen van de gevangenhoudende Mogendheid die dezelfde arbeid verrichten.
2.
Aan krijgsgevangenen moet, in het midden van de dagelijkse arbeidstijd, een rusttijd van ten minste één uur worden toegestaan; deze rusttijd zal gelijk zijn aan die welke is vastgesteld voor de arbeiders van de gevangenhoudende Mogendheid, indien deze van langere duur is. Ook zal hun wekelijks een rusttijd van vier en twintig uur aan één stuk worden toegestaan, bij voorkeur op Zondag of op de in hun land van herkomst geldende rustdag. Bovendien zal iedere krijgsgevangene die een jaar heeft gewerkt, acht achtereenvolgende dagen rust genieten, gedurende welke tijd zijn werkvergoeding hem zal worden uitbetaald.
3.
Indien werkmethoden zoals stukwerk worden toegepast, mogen deze de werkduur niet overmatig lang maken.