Rb. Zeeland-West-Brabant, 03-12-2019, nr. C/02/352090 FA RK 18-6237
ECLI:NL:RBZWB:2019:6036
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
03-12-2019
- Zaaknummer
C/02/352090 FA RK 18-6237
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2019:6036, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03‑12‑2019; (Rekestprocedure)
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Afwijzing verzoek nietigverklaring huwelijk onder toepassing van Keniaans recht. Beoordeling toepasselijk recht op verzoek nietigverklaring. Nietigheid is naar algemene opvatting onderworpen aan het rechtsstelsel dat van toepassing is op de vraag of het huwelijk formeel en materieel geldig tot stand is gekomen. Dit leidt in deze zaak tot toepasselijkheid van Keniaans recht op het verzoek tot nietigverklaring. Toepassing van artikel 73, lid 1 onder f en lid 2, van de Keniaanse Marriage Act 2014. De rechtbank stelt vast dat het verzoek van de man niet is gedaan binnen de gestelde termijn van één jaar na de huwelijkssluiting. De tekst van de wetsbepaling laat geen ruimte voor het oprekken van de termijn in die zin dat deze pas is gaan lopen vanaf het moment dat er wetenschap van bepaalde omstandigheden is verkregen. Het verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk wordt afgewezen. Aan een inhoudelijke beoordeling van de ingeroepen nietigheidsgrond en de interpretatie van de wettelijke bepaling wordt niet toegekomen.
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Meervoudige Kamer
Zaaknummer: C/02/352090 FA RK 18-6237
beschikking betreffende nietigverklaring huwelijk c.q. echtscheiding
in de zaak van
[naam man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. C.M.C.J. van der Sprong,
en
[naam vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. D.C.M. Smeulders-Martens.
1. Het verloop van het geding
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 23 november 2018 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 4 december 2018 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek;
- de brieven van mr. Van der Sprong van 3 december 2018 (met bijlagen), 20 december 2018 (met bijlage) en 10 april 2019 (met bijlagen);
- de brief van mr. N.A. Boelhouwer van 11 april 2019;
- de beschikking voorlopige voorzieningen van 30 oktober 2018.
1.2. Het primaire verzoek van de man is behandeld ter zitting van 26 februari 2019 ten overstaan van een enkelvoudige kamer, bij welke gelegenheid zijn verschenen de man met zijn advocaat en de vrouw met mr. N.A. Boelhouwer (namens mr. Smeulders-Martens), en ter zitting van 5 november 2019 ten overstaan van een meervoudige kamer, bij welke gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat.
2. De verzoeken
De man verzoekt, samengevat,
- primair nietigverklaring van het tussen partijen gesloten huwelijk;
- subsidiair:
- echtscheiding;
- bepaling dat de minderjarige [naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] te [geboorteplaats kind] , [geboorteland kind] , zijn hoofdverblijf zal hebben bij de vrouw;
- bepaling dat de man zich het recht voorbehoudt om het verzoek tot verdeling van de gemeenschappelijke goederen aan te vullen.
De vrouw verzoekt, samengevat,
- vaststelling van een door de man aan haar te betalen onderhoudsbijdrage van € 800,= per maand.
3. De beoordeling
3.1.
Ter gelegenheid van de zittingen op 26 februari 2019 en 5 november 2019 is enkel het (primaire) verzoek van de man tot nietigverklaring van het tussen partijen op [huwelijksdatum] te [huwelijksplaats] , [land van huwelijk] gesloten huwelijk behandeld.
3.2.
Ingevolge artikel 3 van de Verordening EG nr. 2201/2003 (Brussel II-bis) van
27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid is de Nederlandse rechter bevoegd om over het verzoek tot nietigverklaring te oordelen, omdat zich de laatste gewone verblijfplaats van partijen in Nederland bevond, en ten minste een van hen daar nog verblijft. De rechtbank Zeeland-West-Brabant is bevoegd, omdat de man in dit arrondissement zijn gewone verblijfplaats heeft.
3.3.
De rechtbank dient als voorvraag te beoordelen of er sprake is van een huwelijk tussen partijen dat voor erkenning in Nederland in aanmerking komt.
3.3.1.
Ingevolge artikel 10:31 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is, als zodanig erkend. Voor de toepassing van lid 1 wordt ingevolge lid 3 onder recht mede begrepen de regels van internationaal privaatrecht. Lid 4 van genoemd artikel bepaalt dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
3.3.2.
Bij de stukken bevindt zich een ‘akte van inschrijving van buitenlandse akte’, opgemaakt op 4 mei 2015 te ’s-Gravenhage door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Het betreft de inschrijving van een huwelijksakte met nummer [inschrijfnummer huwelijksakte] , opgemaakt op 21 november 2014 door de ambtenaar van de burgerlijke stand de [plaatsnaam] , [land] . In deze ‘akte van inschrijving van buitenlandse akte’ is opgenomen dat partijen op [huwelijksdatum] met elkaar zijn gehuwd te [huwelijksplaats] , [land van huwelijk] . Voorts is overgelegd een kopie van een afschrift van de onderliggende Keniaanse huwelijksakte, welk afschrift is voorzien van legalisatie.
3.3.3.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank voldoende vaststaand dat er sprake is van een huwelijk tussen partijen, gesloten op [huwelijksdatum] te [huwelijksplaats] , [land van huwelijk] . Omdat niet gebleken is van enige aanleiding om de authenticiteit van genoemde Keniaanse akte in twijfel te trekken en omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand te ‘s-Gravenhage heeft geoordeeld dat deze akte in aanmerking komt voor inschrijving in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand, gaat de rechtbank in het onderhavige geval ervan uit dat genoemde akte is afgegeven door een bevoegde autoriteit. Ingevolge lid 4 van artikel 10:31 BW wordt het huwelijk dan vermoed rechtsgeldig te zijn. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden die leiden tot een weerlegging van dit rechtsvermoeden, zodat het huwelijk ingevolge lid 1 van genoemd artikel in Nederland wordt erkend.
3.4.
De man stelde zich aanvankelijk op het standpunt dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk. Thans komt de man tot de conclusie dat Keniaans recht van toepassing is. De vrouw is het daarmee eens.
De rechtbank overweegt dat nietigheid naar algemene opvatting onderworpen is aan het rechtsstelsel dat van toepassing is op de vraag of het huwelijk formeel en materieel geldig tot stand is gekomen. Naar Nederlands IPR (Haags Huwelijksverdrag en artikelen 10:27 en 10:31 BW) wordt de vraag of een huwelijk formeel en materieel geldig tot stand is gekomen in beginsel beheerst door het recht van het land waar het huwelijk is voltrokken. Omdat het huwelijk van partijen in [land van huwelijk] is gesloten, is de vraag of het huwelijk formeel en materieel rechtsgeldig tot stand is gekomen, onderworpen aan het recht van [land van huwelijk] . Daarom dient het verzoek van de man tot nietigverklaring van het huwelijk te worden beoordeeld naar het recht van [land van huwelijk] .
3.5.
De man legt aan zijn verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk artikel 73 lid 1 onder f van de Keniaanse Marriage Act 2014 ten grondslag. Deze bepaling geeft aan de echtgenoten een mogelijkheid om het huwelijk nietig te laten verklaren op de grond dat ‘at the time of the marriage and without the knowledge of the husband, the wife is pregnant and that the husband is not responsible for the pregnancy’. De man wijst erop dat wanneer een huwelijk wordt vernietigd bij beslissing van de rechtbank, het huwelijk ingevolge artikel 75 van genoemde wet niet geacht wordt te hebben bestaan.
Ter onderbouwing van zijn verzoek stelt de man kort samengevat dat hij enkel met de vrouw is gehuwd omdat zij aangaf zwanger te zijn en dat het kind door hem was verwekt, maar dat laatste bleek achteraf niet waar te zijn. De man licht toe dat partijen elkaar hebben leren kennen toen hij voor zijn werk als militair in Kenia was van 8 tot en met 15 september 2013 en in april 2014. Nadat de vrouw hem meerdere malen had verzekerd dat zij in verwachting was van hem, is de man in november 2014 naar Kenia afgereisd en aldaar hals over kop met de vrouw gehuwd, omdat hij zijn verantwoordelijkheid wilde nemen voor het kind. De man stelt enkel met de vrouw te zijn gehuwd – op haar verzoek – omdat hij de biologisch vader zou zijn van het kind. De vrouw is op [geboortedatum kind] te [geboorteplaats kind] , [geboorteland kind] bevallen van [naam kind] . De vrouw is met [naam kind] naar Nederland gekomen en per 8 april 2015 heeft zij een verblijfsvergunning. Het huwelijk van partijen verliep niet goed en de man is door uitlatingen van de vrouw gaan twijfelen aan zijn vaderschap. Hij is gaan terugrekenen en tot de conclusie gekomen dat hij niet de vader van [naam kind] kan zijn. Daarop heeft de man direct het onderhavige verzoek ingediend. Uit meerdere DNA-testen is inmiddels gebleken dat de man inderdaad niet de vader is van [naam kind] . Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap is bij beschikking van de rechtbank van 10 juli jl. toegewezen. De vrouw is in beroep gegaan.
De man heeft ter zitting van 5 november 2019 nog naar voren gebracht dat hem een keuzemogelijkheid is ontnomen en dat hij met veel onbeantwoorde vragen zit. Het feit dat de vrouw tot op heden volhoudt dat hij de vader van [naam kind] is, kennelijk om haar verblijfsvergunning en de Nederlandse nationaliteit van [naam kind] veilig te stellen, valt de man zwaar. Het stelt hem ook voor dilemma’s in het contact met [naam kind] , die nog steeds denkt dat de man zijn vader is. De man hoopt met deze procedure de bevestiging te krijgen die hij van de vrouw had hopen te krijgen, namelijk dat zij een fout heeft gemaakt.
De man stelt dat de tekst van artikel 73 lid 1 sub f van de Keniaanse Marriage Act 2014 duidelijk is en dat daar ook de situatie onder valt dat de echtgenoot wel op de hoogte was van de zwangerschap van de vrouw, maar niet op de hoogte van het feit dat hij niet de vader is van het kind. Uit de context van dit artikel en het monogamiebeginsel dat ten grondslag ligt aan de Marriage Act 2014 volgt dat de vrouw zwanger moet zijn van haar echtgenoot en dat indien dat niet het geval is een verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk kan worden gedaan, aldus de man.
3.6.
De vrouw betwist dat de in artikel 73 lid 1 onder f van de Marriage Act 2014 genoemde grond tot nietigverklaring van het huwelijk in het onderhavige geval van toepassing is. In de letterlijke tekst van sub f staat dat er een verzoek kan worden gedaan om een huwelijk te annuleren indien de vrouw zwanger is op het moment van het huwelijk, zonder dat de echtgenoot daarvan op de hoogte is én de echtgenoot niet verantwoordelijk is voor de zwangerschap. Het ontbreken van kennis van de man moet volgens de vrouw dus zien op de zwangerschap van de vrouw en daarnaast geldt nog als vereiste dat de echtgenoot niet de biologisch vader van het kind mag zijn. De man wist dat de vrouw zwanger was en is mede om die reden met haar in het huwelijk getreden. Volgens de vrouw is daarom niet voldaan aan het vereiste van sub f en kan het huwelijk niet worden vernietigd.
De vrouw betwist overigens dat de man enkel met haar is gehuwd omdat hij de biologisch vader van [naam kind] zou zijn. Toen de vrouw zwanger bleek in april 2014, plaatste hij daarbij direct vraagtekens, en werd hierin ondersteund door zijn moeder die bleef stellen dat hij de vader niet kon zijn. Desondanks is hij met haar in het huwelijk getreden. Dit had vooral te maken met het feit dat diverse aanvragen voor tijdelijke verblijfsvergunningen voor de vrouw waren afgewezen; dit zou opgelost zijn met een huwelijk. De vrouw stelt dat ook zij in de veronderstelling was dat de man de vader van [naam kind] is. Ondanks de uitkomst van de DNA-testen is de vrouw daar nog steeds van overtuigd.
3.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de huwelijksakte van partijen volgt dat de Keniaanse Marriage Act 2014 op hun huwelijk van toepassing is.
De man grondt zijn verzoek op artikel 73 lid 1 aanhef en onder f van de Keniaanse Marriage Act 2014. Deze bepaling luidt:
’73. (1) A party to a marriage may petition to the court to annul the marriage on the ground that
(…)
(f) at the time of the marriage and without the knowledge of the husband, the wife is pregnant and that the husband is not responsible for the pregnancy; (…)’.
Lid 2 van genoemd artikel regelt de voorwaarden waaronder het verzoek door de rechter kan worden toegewezen. Deze bepaling luidt:
‘(2) The court shall only grant a decree of annulment if
the petition is made within one year of the celebration of the marriage;
at the date of the marriage and regarding subsections 1b (opmerking rechtbank: betreft een verboden relatie) and c (opmerking rechtbank: betreft bigamie), the petitioner was ignorant of the facts alleged in the petition; and
the marriage has not been consummated since the petition was made to the court.’
Uit door de rechtbank geraadpleegde uitspraken van Keniaanse gerechten (kenbaar via: http://kenyalaw.org/caselaw/) volgt dat de rechter aan wie een verzoek ex artikel 73 lid 1 van de Marriage Act is voorgelegd, ambtshalve toetst of dat verzoek voldoet aan de voorwaarden van lid 2 van voornoemd artikel.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek van de man niet is gedaan binnen de gestelde termijn van één jaar na de huwelijkssluiting. De man heeft desgevraagd ter zitting aangevoerd dat de termijn moet worden gekoppeld aan de wetenschap van het feit dat de vrouw zwanger was van een andere man, hetgeen hij op het moment van de huwelijkssluiting niet wist.
De rechtbank vindt noch in de tekst van de Keniaanse Marriage Act 2014, noch in de geraadpleegde jurisprudentie een aanknoping voor de door de man gegeven uitleg. De tekst van artikel 73 lid 2 van genoemde wet is duidelijk en laat geen ruimte voor het oprekken van de termijn in die zin dat de termijn pas zou gaan lopen vanaf het moment dat er wetenschap van bepaalde omstandigheden is verkregen. Dit brengt mee dat het (primaire) verzoek van de man tot nietigverklaring van het huwelijk van partijen wordt afgewezen op grond van artikel 73 lid 2 van de Keniaanse Marriage Act 2014.
Aan een inhoudelijke beoordeling van de door de man aangevoerde nietigheidsgrond van artikel 73 lid 1 onder f van genoemde wet en de uitleg van die wettekst wordt derhalve niet toegekomen.
3.8.
Omdat het (primaire) verzoek van de man wordt afgewezen, komt de rechtbank toe aan het subsidiaire verzoek van de man tot echtscheiding met nevenvoorzieningen en het zelfstandig verzoek van de vrouw.
De rechtbank stelt vast dat de man nog geen termijn heeft gekregen voor het voeren van verweer tegen het zelfstandig verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een onderhoudsbijdrage. De man zal daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld tot 4 februari 2020. De rechtbank hanteert een ruimere termijn in verband met de aankomende feestdagen en om partijen de gelegenheid te geven om te onderzoeken of zij in onderling overleg tot afspraken kunnen komen. De rechtbank gaat er vooralsnog van uit dat de vrouw is uitgegaan van de toepasselijkheid van het Nederlands recht op haar zelfstandig verzoek. Mocht zij een ander rechtsstelsel van toepassing achten, dan dient zij de rechtbank en de man daarover uiterlijk binnen twee weken na heden schriftelijk te informeren, voorzien van een toelichting bij haar standpunt.
De man dient zich in zijn verweer op het zelfstandig verzoek tevens uit te laten over:
- de vraag of hij alsnog een verzoek wil indienen in het kader van de afwikkeling van het huwelijksvermogen en zo ja, hoe dit verzoek luidt en welk recht daarop van toepassing is;
- de stand van zaken van de procedure in hoger beroep met betrekking tot de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap en de gevolgen van (de uitspraak in) die procedure voor het echtscheidingsverzoek, mede gelet op het bepaalde in artikel 815 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en de door de man verzochte nevenvoorziening met betrekking tot het hoofdverblijf van [naam kind] .
Indien en voor zover de man zijn verzoek aanvult met een verzoek betreffende de afwikkeling van het huwelijksvermogen van partijen, zal de vrouw vervolgens nog een termijn krijgen om op dat (nader geconcretiseerde) verzoek van de man te reageren.
Na de indiening van het verweer op het zelfstandig verzoek – en indien van toepassing: het verweer van de vrouw op het aanvullend verzoek van de man – zal een mondelinge behandeling gelast worden ter bespreking van de nog voorliggende verzoeken. Gelet op het voorgaande zal iedere verdere beslissing worden aangehouden tot 4 februari 2020 pro forma.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst af het verzoek tot nietigverklaring van het tussen partijen gesloten huwelijk;
houdt de beslissing op het verzoek tot echtscheiding en tot het treffen van genoemde nevenvoorzieningen aan tot 4 februari 2020 pro forma, zulks in afwachting van bericht van partijen als weergegeven in rechtsoverweging 3.8.;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Noort, Bollen en van de Kraats, en, in tegenwoordigheid van mr. Laenen, griffier, in het openbaar uitgesproken door mr. Bollen op | ||
Mededeling van de griffier: Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. | ||