De bewijsmiddelen zijn te vinden in het in wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Zuid, district De Waarden, , opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL0800 2013024806 gesloten op 18 maart 2013 met de onderliggende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier.
Rb. Gelderland, 07-02-2014, nr. 05/840509-13
ECLI:NL:RBGEL:2014:815
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
07-02-2014
- Zaaknummer
05/840509-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2014:815, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 07‑02‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 07‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Veroordeling tot een werkstraf voor poging tot zware mishandeling. Deze poging bestond er uit dat de veroordeelde man in zijn auto met het slachtoffer liggend op de motorkap is weggereden met snel oplopende snelheid. Hij heeft daarbij plotselinge stuurbewegingen gemaakt die erop gericht waren om het slachtoffer van de motorkap af te krijgen. Aldus heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer aanvaard.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/840509-13
Datum zitting : 24 januari 2014
Datum uitspraak: 7 februari 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
raadsman: mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2013 te Enspijk, gemeente Geldermalsen,, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk terwijl voornoemde [slachtoffer] op de motorkap van een door hem, verdachte, bestuurde auto lag, onverhoeds een scherpe stuurbeweging heeft gemaakt waardoor die [slachtoffer] van die motorkap is gevallen en/of (vervolgens) door het achterwiel van die auto is overreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 16 maart 2013 te Enspijk, gemeente Geldermalsen [slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de motorkap van een door hem, verdachte, bestuurde auto lag, onverhoeds een scherpe stuurbeweging heeft gemaakt, waardoor die [slachtoffer] van die motorkap is gevallen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 24 januari 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
De officier van justitie, mr. S.H. Keijzer, heeft ter terechtzitting van 24 januari 2014 haar eis geformuleerd.
De raadsman en verdachte hebben ter terechtzitting van 24 januari 2014 het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Omstreeks 16 maart 2013 heeft verdachte te Enspijk, gemeente Geldermalsen, terwijl [slachtoffer] op de motorkap van een door hem, verdachte, bestuurde auto lag, onverhoeds een scherpe stuurbeweging gemaakt, waardoor die [slachtoffer] van die motorkap is gevallen en ten gevolge waarvan die [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Hoewel de officier van justitie niet tot een bewezenverklaring komt van het overrijden van het slachtoffer, staat vast dat zij hard op grond is gevallen door de onverhoedse stuurbeweging van verdachte. De officier van justitie is van oordeel dat verdachte hiermee ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is, onder verwijzing naar vergelijkbare jurisprudentie, vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Verdachte had immers geen opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. Hoewel verdachte wilde dat het slachtoffer van de motorkap zou afgaan, reed hij zodanig langzaam en passend bij het uitrijden uit een parkeervak, dat hij het slachtoffer de gelegenheid wilde geven om zelf van de motorkap af te stappen. Verdachte hoefde hierbij geen rekening te houden met het feit dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou (kunnen) oplopen.
Ter zake van het subsidiair tenlastegelegde voert de verdediging geen verweer.
De beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft overreden.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] op dit punt geen ondersteuning vindt in de medische informatie van de spoedeisende hulp van het ziekenhuis waar aangeefster na het ongeval is onderzocht. Uit de medische verklaring volgt dat aangeefster letsel heeft. Dit letsel is echter weinig specifiek en zou naar zijn aard ook door de val van de motorkap veroorzaakt kunnen zijn.
Verdachte zelf heeft zowel bij de politie als ter zitting ontkend dat hij over aangeefster is heengereden. Getuige [getuige 1], echtgenoot van verdachte heeft niet gezien of verdachte over aangeefster is heengereden. Ook getuige [getuige 2], de dochter van aangeefster heeft het overrijden zelf niet gezien. Zij heeft wel gezien dat de linker achterkant van de auto tijdens het wegrijden een soort hobbel maakte. Dit enkele gegeven biedt naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende ondersteuning voor het wettig en overtuigend bewijs van dat deel van de tenlastelegging dat ziet op het overrijden van aangeefster.
Ter beoordeling is thans de vraag of verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij, terwijl hij het slachtoffer op de motorkap zag liggen, is weggereden in de hoop dat zij van de motorkap af zou gaan. Toen het slachtoffer dit niet uit eigen beweging deed, heeft hij een onverhoedse stuurbeweging gemaakt met als doel haar van de motorkap af te krijgen.3.Eerder al had verdachte ten overstaan van de politie verklaard dat hij op de koppeling trapte en instuurde om naar links te gaan en dat hij vervolgens de koppeling liet opkomen en wat gas bijgaf. Volgens verdachte gebeurde dit snel achter elkaar en maakte de auto op deze manier wat stotterende bewegingen. Hij stuurde naar rechts en toen viel het slachtoffer eraf.4.
Op grond van het voorstaande stelt de rechtbank vast dat de handelingen van verdachte er op gericht waren om het slachtoffer van de motorkap te krijgen. Daarnaast neemt de rechtbank als feit van algemene bekendheid aan dat, indien iemand als gevolg van dergelijke plotselinge stuurbewegingen, uitgevoerd bij een snel oplopende snelheid, van de motorkap afvalt, de kans aanmerkelijk is dat diegene zodanig hard ten val komt dat daardoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat, bijvoorbeeld door met het hoofd tegen de weg en/of stoep te vallen dan wel doordat de auto over een slachtoffer heen rijdt. Verdachte heeft deze kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer willens en wetens aanvaard. Dat in dit geval het letsel, zoals beschreven in de geneeskundige verklaring, relatief beperkt is gebleven, is slechts aan toeval te wijten. Het verweer van de verdediging dient te worden verworpen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij omstreeks 16 maart 2013 te Enspijk, gemeente Geldermalsen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk terwijl voornoemde [slachtoffer] op de motorkap van een door hem, verdachte, bestuurde auto lag, onverhoeds een scherpe stuurbeweging heeft gemaakt waardoor die [slachtoffer] van die motorkap is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Door drs. [psycholoog], Gezondheidszorgpsycholoog/Neuropsycholoog, is op 9 juni 2013 een Pro Justitia rapport uitgebracht over de persoon van de verdachte. De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, dat verdachte te maken heeft met cognitieve beperkingen en dat er psychologische factoren bij verdachte aanwezig zijn die enige kenmerken hebben van een ontwijkende en afhankelijke persoonlijkheid benevens enkele lichte dwangmatige trekken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het hem tenlastegelegde, wat maakte dat ook toen de gedragskeuzemogelijkheid van verdachte beperkt was. De psycholoog adviseert om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het plegen van het tenlastegelegde. De rechtbank verenigt zich met die conclusie en neemt deze over.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uur en voorts tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte zich laat behandelen bij Kairos en zich houdt aan het contactverbod met [getuige 2]. De officier van justitie heeft vervolgens verzocht het vonnis dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De raadsman van verdachte heeft opgemerkt dat de eis van de officier van justitie op zichzelf niet onredelijk is, maar daarnaast nog opgemerkt dat verdachte vrijwillig is begonnen met behandeling bij Kairos en dat de contacten met zijn partner [getuige 2] weer beter worden. Ten slotte heeft de verdediging opgemerkt dat verdachte de kostwinner is binnen zijn gezin, waardoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in het belang van (het gezin van) verdachte noch in het belang van de maatschappij is.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- -
het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte, gedateerd 12 december 2013;
- -
de Pro Justitia rapportage van drs. [psycholoog], gezondheidszorgpsycholoog/ neuropsycholoog, betreffende verdachte, gedateerd 9 juni 2013;
- -
het rapport van Reclassering Nederland betreffende verdachte, gedateerd 20 augustus 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door op een zodanige manier een auto te besturen waardoor zijn schoonmoeder, die op de motorkap lag, op de grond kwam te vallen. Door zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, waardoor zij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Naar de ervaring leert, kan een dergelijk feit, waardoor ook ernstig lichamelijk letsel had kunnen ontstaan, voor een slachtoffer bovendien ingrijpende psychische gevolgen hebben.
Uit het aangehaalde Uittreksel Justitiële Documentatie volgt dat verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
De gedragsdeskundige concludeert in haar rapportage dat verdachte al gedurende enkele jaren in een grote stress-situatie verkeert, waarin hij zich terugtrekt en in zijn eigen wereld vertoeft. Hij heeft nooit geleerd voor zichzelf op te komen en heeft een zwak ontwikkeld ego en een negatief zelfbeeld. Hij is doorgaans niet in staat zijn negatieve emoties bij ruzie en strijd met zijn echtgenote en schoonmoeder te beheersen; zij koesteren verwachtingen van hem die hij steeds maar niet kan waarmaken. Dit levert bij verdachte een continu gevoel van stress op. Op een gegeven moment komen de opgekropte frustraties en emoties tot uiting waarbij hij verbaal en fysiek agressief kan reageren. Zo ook op de bewuste avond, toen hij na een woordenwisseling met zijn echtgenote wederom werd geconfronteerd met zijn te hulp geroepen schoonmoeder (door wie hij zich voortdurend gekleineerd voelt). De gedragskundige concludeert dat, gezien verdachtes emotionele en psychische gesteldheid, hij hulp en behandeling nodig heeft. Zij stelt dat toezicht van de reclassering zeker aan te bevelen is en dat therapie bij Kairos en toezicht door de reclassering zal kunnen plaatsvinden onder bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
Uit het rapport van Reclassering Nederland volgt dat zij zich schaart achter het advies van de NIFP-rapporteur, met als toevoeging aan de bijzondere voorwaarden dat het contactverbod tussen verdachte en zijn partner wordt gehandhaafd voor zolang de reclassering dit wenselijk acht.
Hoewel voor een dergelijk feit in beginsel een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf passend en geboden is, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om te volstaan met een deels voorwaardelijke werkstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd door de gedragsdeskundige. Daarbij neemt de rechtbank mede in overweging dat verdachte de kostwinner binnen zijn gezin is en dat vooral de behandeling bij Kairos prioriteit dient te hebben.
De voorwaardelijke straf die zal worden opgelegd, dient als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden en om hem de begeleiding van de reclassering te bieden die noodzakelijk wordt geacht.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, afwijzen nu niet gebleken is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Bovendien erkent verdachte dat hij de begeleiding en behandeling nodig heeft en er is geen reden te veronderstellen dat hij zich daaraan zal onttrekken.
Gelet op de afdoening van onderhavige zaak, zal de inmiddels geschorste voorlopige hechtenis worden opgeheven.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.
Bepaalt dat van deze werkstraf 60 (zestig) uren niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich binnen 3 werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis tussen9.00 - 10.30 uur aan de balie van Reclassering Nederland ([adres 2]) meldt, waarna hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden moet blijven melden, zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze periode nodig acht;
zich laat behandelen voor de emotionele- en gedragsproblematiek bij Kairos te Tiel of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
wordt verboden contact te (laten) leggen met zijn partner, [getuige 2], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Bepaalt dat het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden verricht.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (1 dag = 2 uren) geheel in mindering worden gebracht, te weten 6 (zes) uren.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen, waarvan 30 (dertig) dagen zien op het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf en 30 (dertig) dagen op het voorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Heft op het -inmiddels geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde.
Aldus gewezen door:
mr. M.G.J. Post, rechter, als voorzitter,
mr. F.J.H. Hovens, rechter,
mr. D.R. Sonneveldt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.W. Lambregts, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2014.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 07‑02‑2014
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 16 maart 2013, p. 12; de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2014.
De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2014.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 16 maart 2013, p. 16, 3e alinea.