Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 2h
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De eed of belofte, bedoeld in artikel 5g, eerste lid, van de wet, wordt afgelegd:
- a.
in geval van benoeming in het ambt van:
- 1°
senior rechter A in, senior rechter in, rechter in, rechter-plaatsvervanger in, rechter in opleiding bij, senior-gerechtsauditeur bij of gerechtsauditeur bij een rechtbank, ten overstaan van een enkelvoudige of meervoudige kamer van de rechtbank waarvan is vastgesteld dat het ambt daarbij wordt vervuld;
- 2°
hoofdofficier van justitie, plaatsvervangend hoofdofficier van justitie, senior officier van justitie A, senior officier van justitie, officier van justitie, substituut-officier van justitie, plaatsvervangend officier van justitie, officier in opleiding, officier enkelvoudige zittingen of plaatsvervangend officier enkelvoudige zittingen bij een arrondissementsparket, ten overstaan van een enkelvoudige of meervoudige kamer van de rechtbank waarvan het rechtsgebied overeenkomt met dat van het parket waarvan is vastgesteld dat het ambt daarbij wordt vervuld;
- 3°
hoofdofficier van justitie, plaatsvervangend hoofdofficier van justitie, senior officier van justitie A, senior officier van justitie, officier van justitie, substituut-officier van justitie, plaatsvervangend officier van justitie, officier in opleiding, officier enkelvoudige zittingen of plaatsvervangend officier enkelvoudige zittingen bij het landelijk parket, het functioneel parket, het parket centrale verwerking openbaar ministerie of het parket-generaal, ten overstaan van een enkelvoudige of meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, Den Haag, Oost-Brabant of Overijssel.
- b.
in geval van benoeming in het ambt van:
- 1°
senior raadsheer in, raadsheer in, raadsheer-plaatsvervanger in, rechter in opleiding bij, senior-gerechtsauditeur bij of gerechtsauditeur bij een gerechtshof, ten overstaan van een enkelvoudige of meervoudige kamer van het gerechtshof waarvan is vastgesteld dat het ambt daarbij wordt vervuld;
- 2°
landelijk hoofdadvocaat-generaal, hoofdadvocaat-generaal, senior advocaat-generaal, advocaat-generaal, plaatsvervangend advocaat-generaal of officier in opleiding bij het ressortsparket of het parket-generaal, ten overstaan van een enkelvoudige of meervoudige kamer van een gerechtshof.
- c.
ten overstaan van de president van de Hoge Raad, in geval van benoeming in het ambt van:
- 1°
procureur-generaal, deel uitmakend van het College van procureurs-generaal;
- 2°
substituut-griffier van de Hoge Raad;
- 3°
senior-gerechtsauditeur of gerechtsauditeur bij de Hoge Raad.
- d.
ten overstaan van de Koning of ten overstaan van Onze Minister, daartoe door de Koning gemachtigd, in geval van benoeming in het ambt van:
- 1°
president van, vice-president van of raadsheer in de Hoge Raad;
- 2°
procureur-generaal, plaatsvervangend procureur-generaal of advocaat-generaal bij de Hoge Raad;
- 3°
griffier van de Hoge Raad.
2.
De eed of belofte, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt afgenomen op requisitoir van het openbaar ministerie. De eed of belofte, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt afgenomen op requisitoir van de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
3.
Een rechterlijk ambtenaar legt de eed of belofte, bedoeld in artikel 5g, eerste lid, van de wet, af volgens het formulier dat in bijlage 1 bij dit besluit is opgenomen.
4.
Het formulier, bedoeld in het derde lid, wordt na het afleggen van de eed of belofte ondertekend door de rechterlijk ambtenaar alsmede door:
- a.
de rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast die zitting heeft in de in het eerste lid, onderdeel a of b, bedoelde enkelvoudige kamer dan wel voorzitter is van de in het eerste lid, onderdeel a of b, bedoelde meervoudige kamer;
- b.
de president van de Hoge Raad; onderscheidenlijk
- c.
de Koning of Onze Minister.