Bij op 8 november 2012 per fax ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift, derhalve binnen de in art. 351 lid 5 Fw genoemde cassatietermijn van acht dagen.
HR, 01-02-2013, nr. 12/05195
ECLI:NL:HR:2013:BY7636
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
01-02-2013
- Zaaknummer
12/05195
- Conclusie
Mr. L. Timmerman
- LJN
BY7636
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BY7636, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑02‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY7636
ECLI:NL:PHR:2013:BY7636, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑12‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY7636
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑02‑2013
1 februari 2013
Eerste Kamer
12/05195
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak met het insolventienummer R 679/2011 van de rechtbank Haarlem van 6 september 2011 en 28 augustus 2012;
b. het arrest in de zaak 200.112.663/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 1 november 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal L. Timmerman strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 1 februari 2013.
Conclusie 14‑12‑2012
Mr. L. Timmerman
Partij(en)
12/05195
Mr. L. Timmerman
Parket: 14 december 2012
Conclusie inzake:
[Verzoeker]
verzoeker tot cassatie
1.
De rechtbank Haarlem heeft bij vonnis van 6 september 2011, in samenspraak met de curator, een verzoekschrift ingediend tot opheffing van het op 12 april 2011 onder nummer 11/186 F uitgesproken faillissement van [verzoeker], voorheen h.o.d.n. Zeven-en-Vijf, onder het gelijktijdig uitspreken van de schuldsaneringsregeling. Op 10 juli 2012 heeft de (waarnemend) bewindvoerder verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen vanwege schending van een of meer voor [verzoeker] uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en het doen of laten ontstaan van nieuwe bovenmatige schulden.
2.
Bij vonnis van 28 augustus 2012 heeft de rechtbank Haarlem de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd wegens schending van de informatie- en de sollicitatieplicht en onthouding van medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Daarbij merkte de rechtbank op dat [verzoeker] nieuwe bovenmatige schulden had laten ontstaan. [Verzoeker] was niet ter zitting verschenen om de reden hiervan uit te leggen. In het hiertegen ingestelde hoger beroep heeft het hof Amsterdam bij arrest van 1 november 2012 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Hiervan is [verzoeker] tijdig1. in cassatie gekomen. De stellingen die in cassatie te berde worden gebracht met betrekking tot de sollicitatieplicht, het ontstaan van nieuwe schulden en de taak van de bewindvoerder getuigen alle van een onjuiste rechtsopvatting (om niet te zeggen: van een gebrek aan (ook maar enig) inzicht in de in het kader van de schuldsaneringsprocedure te stellen eisen). De klachten kunnen dan ook klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden.
3.
Conclusie
Ik concludeer tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 14‑12‑2012