NJ 1924, p. 567
Bezit voor zichzelf of voor een ander? Bewijslast. Onjuiste afwijzing der actie door de Rechtbank.
HR 03-04-1924, ECLI:NL:HR:1924:77
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 april 1924
- Magistraten
Mrs. Bosch, Hesse, Jhr. Feith, Kosters en Ort
- Zaaknummer
[03041924/NJ_1924,_p._567]
- Conclusie
Conclusie van den Proc.-Generaal Mr. Noyon.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS150279:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1924:77, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑04‑1924
- Wetingang
(BW art. 590.)
Essentie
Bezit voor zichzelf of voor een ander? Bewijslast. Onjuiste afwijzing der actie door de Rechtbank.
Samenvatting
De door eischer gestelde feiten rechtvaardigen zijn bezit als eigenaar.
Die feiten zijn volgens het vonnis niet weersproken, zoodat het vermoeden bestaat, dat hij bezat voor zichzelf, zoolang niet is bewezen, wat gedaagden stellen, dat hij bezat voor een ander.
Ten onrechte heeft de Rechtbank de vordering ontzegd, nu gedaagden hunne door eischer tegengesproken beweringen nog niet met bewijzen hebben gestaafd.
Zaak teruggewezen, opdat de Rechtbank alsnog kan beoordeelen of er termen bestaan om aan gedaagden bewijs op te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.